256 „DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. De heer de la Rie. M. d. V. Ik wenschte deze verklaring van Burgemeester en Wethouders, omdat ik niet wil, dat er menschen broodeloos zullen worden. Ik begrijp, dat het voor de fabriek voordeeliger is eene machinale inrichting te be zitten. Het gaat om de maatregelen, die genomen zullen worden. Nu vindt U het aantal menschen, dat zonder werk zal komen, zeer gering. Ik vind het verloop in de fabriek tamelijk groot, want van de 66 stokers zullen er maar 16 overblijven. Het is daarom wel degelijk noodig, dat Burge meester en Wethouders de toezegging geven, dat deze 50 menschen niet aan'den dijk zullen worden gezet. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Is het ook mogelijk te vernemen, aan welke Duitsche firma men van plan is het werk op te dragen? De heer van der Pot. M. d. V. Er is tusschen den heer de la Rie en mij een misverstand. Ik begrijp, dat wanneer het eene toezegging geldt, men eene bevestiging daarvan wenscht te ontvangen. Het betreft hier evenwel eene inlich ting. De Directeur heeft uiteengezet, dat er vermoedelijk zoo goed als niemand van het vaste personeel ontslagen zal be hoeven te worden. De heer de la Rie. Ik wensch juist daaromtrent zeker heid te hebben. De heer van der Pot. Die kan ik U niet geven. Indien er menschen ontslagen mochten worden, dan bestaat voor hen toch de wachtgeldregeling. Het zou m. i. onverstandig zijn, op grond van de inlich tingen van den heer Huurman, deze zaak te vertragen. Ik geloof niet, dat het goed is in openbare raadsvergadering alles mede te deelen wat ik weet. Men moet in dit opzicht toch eenigszins vertrouwen op den eenigen volkomen op de hoogte zijnden adviseur, dat is de Directeur. Hij weet goed wat deze fabriek presteert, want hij heeft er meer mede te doen gehad. Ik dien er nu wel bij te voegen, dat die onder vinding niet zoo heel aangenaam is geweest. Er is nog al eens gesukkeld, zoodat men er begrijpelijkerwijze voor is teruggeschrikt om met eene dergelijke firma voor zulk een gewichtig werk in zee te gaan. Hierdoor geef ik die firma geen klap in het gezicht. Het kan toch wezen, dat deze firma bezig is zich op te werken en zich op het oogenbiik nog toelegt op kleinere werken. Op het oogenbiik is deze firma echter nog niet berekend voor zulk een groot werk. Men be roept zich op den ingenieur. Deze is ook bij mij geweest. Men heeft evenwel meer noodig dan een bekwaam ingenieur, men heeft ook bekwame menschen noodig om het werk tot een goed eind te kunnen brengen. Nu is de vraagheeft de firma Schultze die ook? Ik twijfel daar zeer sterk aan. Ik geloof dan ook, dat het al te gevaarlijk zou zijn, al te veel te letten op de Leidsche belangen. Het is bovendien slechts betrekkelijk een Leidsch belang, want de eignaar van de fabriek is een Hagenaar. De heer Huurman. Maar de werklieden zijn Leidenaars. De heer van der Pot. Ik geloof niet, dat de werklieden van dit werk zooveel zouden profiteeren, want zij zullen wel voor een vast loon werken, en voor zooveel er werklieden bijgenomen moeten worden, staat dit gelijk met een even- tueelen opdracht aan een buitenlandsche firma, daar ook van deze het gebruik bij de installatie van zooveel mogelijk Leid sche werklieden zal worden verlangd. Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof werkelijk dat wij hier eene heele massa wagen, wanneer wij de zaak uitstellen en wel om den huidigen stand van de Marken. Ik heb juist de schommeling in den laatsten tijd eens gevolgd, en er schijnt mij wel reden voor de meening dat zij nu op het laagste punt is gekomen, en dat de tijd zal komen, misschien met een niet al te groote tusschenruimte, dat wij komen tot het dubbele van den tegenwoordigen koers. Dan kost de fabriek ons ook tweemaal zooveel als op het oogenbiik. De heer Huurman. Dan zal het minder Hollandsch goud worden. De heer van der Pot. Dan ziet U het groote voordeel niet, dat hierin is gelegen, dat wij op het oogenbiik voor 100 Marken betalen f 11.a f 12. De heer Huurman Daar houdt de Duitscher geene reke ning mede. De heer van der Pot. Dat is juist een belangrijke quaestie. In de commissie is ook gezegd, dat de prijs noodwendig hooger gesteld moet zijn, omdat de markenkoers gedaald is. Dat zal ongetwijfeld ook wel komen, wanneer de Mark zoo laag blijft, dan zal men zich zeker in Duitschland wel af gaan vragen, wat men voor 100 Mark in het buitenland kan krij gen en daarmede rekening gaan houden. Maar dat is op het oogenbiik nog niet het geval. Het is onderzocht. Deze offerte is vergeleken met offerten van vóór den oorlog en met Brit- sche offerten en daaruit heeft men absoluut afgeleid, dat men op het oogenbiik wel degelijk profiteert van den lagen Mar kenstand. Maar een uitstel kan hier juist het gevaar doen ontstaan, dat dat voordeel weder verloren gaat. De heer Knuttel. Maar wordt het dan zoo spoedig ge leverd? De heer van der Pot. Er worden bankgaranties van de firma gevraagd waardoor de fabriek is gedekt, en zoo wordt dat bezwaar zooveel mogelijk ondervangen. Ik herhaal nog eens, dat het van groot belang is, dat wij op het oogenbiik van den toestand profiteeren. Wanneer de Raad eenmaal heeft besloten, kunnen wij eene definitieve afspraak maken met de firma, die het meest in aanmerking komt. Nu heeft de heer Dubbeldeman gevraagd naar de namen van de leveranciers. Ik weet niet of er geen bezwaar bestaat om die in een openbare zitting te gaan noemen. Ik wil wel zeggen dat een vast besluit nog niet bestaat. Ik weet wel welke firma de Directeur meent, dat op het oogenbiik de meeste kans heeft, maar ik geloot niet, dat het gewenscht is dat in openbare vergadering te vertellen. Ik dring dus sterk aan op het aannemen van dit voorstel en ik geloof dat het onverstandig is wanneer men terwille van het ingekomen adres de risico loopt dat de kosten, die toch al hoog zijn, nog aanzienlijk hooger zullen worden. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben het eens met den heer de la Rie dat het voor de nieuwe Commissarissen niet aangenaam was dat zij in de eerste vergadering al genood zaakt waren om een dergelijk belangrijk voorstel af te doen. Ik heb in die vergadering dan ook gezegd dat ik dit voor stel niet kan beoordeelen, maar al was ik 5 jaar commissaris, dan zou ik dat evenmin kunnen, want daarvoor moet men wezen een gasfabriekindustriëel en dat ben ik niet, en met alle waardeering voor de capaciteiten van de andere Raads leden geloof ik dat er onder hen niet een gasfabriekindustriëel zit. Wij moeten dan ook hebben een Directeur, die wij kunnen vertrouwen, anders zullen wij nooit eene gemeentelijke gas fabriek kunnen exploiteeren, noch in Leiden, noch ergens anders, want het zal altijd moeten zijn de technicus, die de zaken moet leiden. De heeren weten, dat ik persoonlijk, wanneer ik kan, de vaderlandsche industrie niet voorbij ga. De Directeur heeft ons echter de verzekering gegeven dat hij voor een deel van het werk in Holland niet kan slagen. Dit loopt niet over het besteden van het geheele bedrag van 13 ton, maar over het aanschaffen van ovens voor een bedrag van 7 ton. Voor deze verzekering ben ik gezwicht, want ik kan niet aantoonen, dat de Directeur het mis heeft. Ik heb geen reden om onzen Directeur mijn vertrouwen op te zeg gen, dus moet ik mij wel vereenigen met zijn advies, en daarom ben ik van plan voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen, hoe gaarne ik ook de Neder- landsche nijverheid bevorder. De heer A. Mulder. M. d. V. Is er eenige zekerheid, dat men, wanneer het werk wordt gegund aan een Duitsch fabrikant, de levering ook werkelijk zal plaats hebben? De tijdsomstan digheden zijn tegenwoordig zoo hachelijk. Wij hebben hier te doen met een artikel, dat nog moet worden gefabriceerd: Is het dan niet heel moeilijk deze artikelen over de grens te krijgen Hoe is de overeenkomst? Het is mij natuurlijk niet om de finesses te doen. Is er gecoutracteerd tegen een zeker bedrag, ook al loopt de koers van de marken naar boven? De heer Huurman. M. d. V. Ik wensch even op te merken dat deze firma bereid is eene flinke bankgarantie te storten. Men heeft met een buitenlandsche firma geen enkele zeker heid dat de werktuigen uit Duitschland op tijd zullen komen. Het spreekt van zelf, dat geen enkele firma zich er toe verbindt op een bepaalden tijd te leveren. Nu zegt de heer van der Pot: Er zijn geen geschoolde werkkrachten aan deze Leidsche fabriek. Hij zal wel hebben geïnformeerd, hoe het met de uitvoering van dergelijke werken gaat. In Stettin zetelt een firma, die gasfabrieken bouwt. Deze firma laat A, retorten maken, B en C weer andere onderdeelen vervaardigen, terwijl aan een ingenieur wordt opgedragen de fabriek te bouwen. Van den ingenieur van de firma hier ter stede hebben wij de zekerheid, dat hij bekwaam is voor zijn werk. Door het werk op te diagen aan deze firma zou de vaderlandsche

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 26