252 DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. boom, want waar goederentreinen rangeeren, weet men wat men aan een dergelijken overweg heeft en ik geloof dat het in de toekomst dien kant uitgaat, want ik wil er aan her inneren dat er in den ouden Raad en in den nieuwen Raad vele leden waren, die er den voorkeur aan gaven, dat de veemarkt mettertijd verdween vanuit de stad naar buiten en dan geloof ik dat men dezelfde richting uit moet gaan. Dan moeten er andere plannen komen, want als meri altijd voor een afsluitboom staat, heeft men niets aan een overweg. De heer van der Pot heeft ook niets gezegd over mijne opmerking dat eene tunnel veel te duur zou zijn. Dat is hij dus met mij eens. Daarom zou ik zeggen, dat wij niet met het voorstel van Gedeputeerden genoegen moeten nemen, ook niet na hetgeen wij van de voorstanders hebben gehoord. De heer Groeneveld. Ik gevoel toch veel voor de voor stelling die de heer van der Pot van de zaak heeft gegeven. Ik verwacht daar nooit of te nimmer een overweg of tunnel of kippenbrug, hoe men het noemen wil, die de Sophiastraat zal verbinden met het Kooiplan, maar wanneer dat nooit gebeurt, behoeft de fabriek ook niet, volgens de toelichting van den heer van der Pot, te worden aigebroken. De heer van der Pot. De heer Huurman heeft gezegd dat wanneer men met mijn idee medeging, men eigenlijk de brutalen maar hun gang liet gaan, maar het komt mij voor dat dit praktisch nog in veel sterkere mate het geval is wanneer wij in beroep gaan en de fabrikant zoodoende ten slotte zijn zin krijgt. Dan zal hij toch door kunnen bouwen, in strijd met de waarschuwingen, terwijl wanneer er gebeurt wat wij wenschen, dan zit hij feitelijk op den schopstoel en hebben wij het in de hand, wanneer het noodig is en het is dan onverschillig of men denkt dat dit in een verafge legen, dan wel in een nabije toekomst zijn zal om hem te noodzaken zijne fabrieksgebouwen op te ruimen. Maar wan neer er gebeurt wat de heer Huurman wil, dan zal die fabrikant in staat zijn om altijddurend de mogelijke ont wikkeling van de stadsuitbreiding in die richting tegen te houden. Ik geloof dus dat dat in veel sterkere mate ingaat tegen het standpunt van den heer Huurman zelf. Verder geloof ik niet dat het juist is, wat de heer Groene veld meent, dat daar toch niets zal komen. De heer Dubbel- deman spreekt van een tunnel, maar ik denk meer aan een voetbrug zooals men in Utrecht bij drukke overwegen heeft. De heer Huurman. Vindt U dat mooi? De heer van der Pot. Dat Iaat ik daar, maar ik geloot dat het voor de betrokken bewoners van gerief is, die dan niet om zullen behoeven te loopen. Ik begrijp toch waarlijk niet, waarom de mogelijkheid, dat er zoo'n voetbrug zal komen, totaal moet worden uitgesloten. Men heeft over veel breedere terreinen dan hier het geval is wel een voetbrug. In dat opzicht verwijs ik naar Zwolle. Daar heeft men over het heele emplacement een dergelijke brug. Ik geloof dus dat men verstandig zal doen door niet uit sluitend af te gaan op zijn meening over de vraag of daar ooit een straat komen zal of niet, maar mede te gaan met het standpunt, dat Burgemeester en Wethouders namen om tenminste de mogelijkheid te scheppen dat het terrein dat nu is ingenomen door de fabriek, als het ooit noodig mocht wezen tot zijn bestemming als straat terugkeert. De Voorzitter. Ik geloof, dat de zaak thans van alle kanten is bekeken. Ik wil er dan ook slechts een enkel woord over zeggen en dan zou ik den Raad willen adviseeren het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Het is mij onbe grijpelijk, dat er van zekere zijde tegen dat voorstel wordt ge sproken. Het is ook mijne meening, dat door een particulier belang het algemeen belang is geschaad. Ik vind het voorstel van den heer van der Pot zeer plausibel. Men kan daar in geen geval kwaad mede. Blijft de Hollandsche Spoor daar ter plaatse, dan ligt dat servituut voor niets op dat gebouw. Gaat de spoor weg, dan kan er eerie verbinding tot stand komen. De fabrikant is zoo brutaal geweest om te bouwen omdat de Raad het hem al te gemakkelijk heeft gemaakt. Ik geloof, dat men in het belang van de gemeente het beste zal doen het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van Gruting, Knuttel, Bisschop, Kuivenhoven, Stijnman, Groeneveld, van Weereri, van Hamei, Eikerbout, Oost veen, van der Zeeuw, Splinter, de la Rie, de Lange, van der Pot, van der Lip en Mevrouw BaartBraggaar. Tegen stemmen de heeren Sijtsma, Dubbeldeman, Huurman, Heemskerk, J. P. Mulder, van Tol, A. Mulder, Oostdam, van Stralen, Pera en Bots. NXVI. Praeadvies op het verzoek van de afdeeling Leiden der Nederlandsche vereeniging van Electro-technische werkgevers, inzake benadeeling door maatregelen genomen ten aanzien van electrische huurleidingen. (Zie Irig. St. No. 268.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Elkerbout. M. d. V. Ik wensch even op te mer ken, dat al ben ik lid van de Commissie voor de gasfabriek, ik niet verantwoordelijk ben voor deze uiteenzettingen. Het is geene verklaring van de tegenwoordige Commissie, maar van de afgetreden Commissie. Ware het geval geweest dat die zaak in onze commissie vergadering te sprake was gekomen, dan was ik daartegen opgekomen en dan had ik kunnen zeggen dat ik het daar mede voor een zeker deel niet eens was. Wanneer er in het rapport gesproken wordt dat de installateurs nog al tamelijk winst hebben gemaakt dan ben ik het daarmede volmaakt eens, en wanneer de Directeur van de Gasfabriek eens heeft willen probeeren na te gaan wat de oorzaak daarvan is, dan is die naar mijne meening niet omdat de arbeidsloonen zoo zijn gestegen, maar omdat de installateurs in het afgeloopen jaar ten opzichte van deze aangelegenheid de winst opgeslokt hebben. Daar heb ik dus niets tegen Een andere zaak is waar de Directeur de zaak met zijn eigen personeel wil gaan probeeren, dat de quaestie daardoor toch wel eenigszins scheef er voor komt te staan, te meer wanneer ik in het jaarverslag van de gemeente over 1918 bemerk, dat het loon dat aan de monteurs betaald wordt te laag is, gerekend met het loon dat op het oogenblik nog gangbaar is en wat met 1 October belangrijk zal worden op gevoerd. Dan zie ik bijv. dat een monteur een loon van f 27, f 25, tot f 24,20 betaald krijgt, en dat eigenlijk het gangbare loon f 27 is, een 2e klasse monteur f 14 tot f 20 krijgt, ter wijl het gangbare tarief f 20 tot f 22 bedraagt terwijl aan de hoogspanningsmonteurs f 27, f 28 wordt gegeven, wat in het particulier bedrijf in gewone instantie nu wel niet zoo vaak voorkomt. Wanneer wij dus de zaak bekijken van uit dat standpunt, gaat de Directeur er toe over om met eigen personeel, omdat hij op het moment menschen genoeg heeft, de zaak van de installateurs uit te voeren, terwijl die menschen eigenlijk een te laag loon verdienen. Daarom vind ik het beter, dat men eene regeling met de installateurs treft, zooals bijv. bij de ge meente Utrecht heeft plaats gehad, dat hun een zeker per centage wordt gewaarborgd voor winst op elk lichtpunt. Ik zou dus willen vragen dat daarmede in den vervolge rekening zal worden gehouden en ik wil gaarne in de eerst volgende vergadering van de Commissie die zaak ter sprake brengen, zoodat dan de Directie van de lichtfabriek in den vervolge weet, wanneer zij de installateurs noodig heeft voor welken prijs zij dat werk zullen kunnen verrichten. Ik ge loof dat wanneer men in Utrecht daaromtrent eenige inlich tingen kon krijgen, men een basis zou hebben, waarop voort gebouwd zou kunnen worden. Daarom wil ik op dit oogenblik niet dieper op de zaak in gaan, omdat ik gemerkt heb dat er al reeds met de instal latie begonnen is en men geruimen tijd al bezig is dat in eigen beheer te nemen. Het zal dus moeielijk gaan het we der van den aanvang af te beginnen. Toch komt het mij vreemd voor, waar er door den Direc teur op 25 Juli 1918 op gewezen is, dat men verschillende materialen zelf moest inkoopen, den llden Juni 1919 bericht gedaan wordt of zij willen inschrijven ja of neen, en zij daar na weder bericht krijgen dat de installaties zelf zullen uitge voerd worden. Daardoor kan toch de mogelijkheid bestaan, dat die in stallateurs verschillende inkoopen hebben gedaan en eenigs zins schade ondervinden. Daarom zou ik willen voorstellen dat wij dat advies nu moeten aanvaarden, alleen onder dat beding, dat er in de toekomst eenigszins rekening mede wordt gehouden, dat er eene prijsbepaling zal plaats vinden waarvoor de installateurs door de gemeente zouden worden te werk gesteld. De heer van der Pot. M. d. V. De heer Eikerbout heeft 2 punten uit het praeadvies naar voren gebracht. Nu wil ik van een punt toegeven, dat daar de vinger is gelegd op iets, dat ook mij gefrappeerd heeft. De tijd gelegen tusschen het oogenblik, dat de Directeur aan de installateurs vroeg of zij eeri offerte wilden doen voor deze aansluitingen en het oogenblik, dat de Directeur hun heeft medegedeeld deze aam- sluitingen maar te zullen doen plaats hebben in eigen beheer, is inderdaad kort geweest. Nu wordt gezegd, dat men hier-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 22