DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. 249 gaan voor den Gemeenteontvanger dezelfde is als voor de amb tenaren genoemd onder sub. 2, zoodat wij voorstellen om in ons voorstel te laten vervallen de volgende woorden: „vanaf 1 Juli 1919", waarvan dan in de plaats komen de woorden: i>vanaf den onder sub. 2 bedoelden datum." Dat brengt hier meer gelijkheid en regel voor dezen hoofdambtenaar en de andere ambtenaren in sub. 2 genoemd. Punt c aldus gewijzigd wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens komen de verordeningen in behandeling. I. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. II. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. III. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. IV. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. XXIV. Voorstel in zake de nadere vaststelling van den prijs van het van gemeentewege verstrekte warm water. (Zie Ing. St. No. 278). De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw BaartBraggaar. M. d. V. Ik heb met verwon dering kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om den prijs van het warme water met een cent te verhoogen met het doel om zoo te komen tot af schaffing van die warmwatervoorziening. Die bedoeling heb ik tenminste in de stukken kunnen lezen. Nu geloof ik niet, dat de situatie zoo veranderd is, dat men kan overgaan om de warmwaterverechaffing in te trek ken. Er staat wel in de stukken, dat de gasrantsoeneering nu is afgeschaft en de behoefte daaraan niet meer zoo drin gend mag heeten, maar ik kan wel zeggen, dat wij vanzelf wel zuinig moeten zijn met het gasgebruik en dat er zeker niet meer een verband gelegd kan worden tusschen het gas verbruik en de behoefte aan warm water. Ik geef dus den Raad in overweging om tegen het voor stel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De heer Bisschop. M. d. V. Wanneer de Commissie voor Fabricage zegt, dat de prijs van warm water moet worden verhoogd, omdat de kostprijs verhoogd is, dan zal ik mij daarbij neerleggen, al vind ik dat de prijs van 2x/2 cent per emmer wel wat hoog is. Ik zou evenwel in overweging willen geven af te wachten, of er een beduidend quantum warm water tegen dien ver hoogden prijs wordt afgenomen. Is dat het geval, dan zou ik in overweging willen geven met de warmwatervoorziening voort te gaan. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb die wagens dikwijls zien rijden, maar ik weet niet, wie het zijn, die dat warm water betrekken. Wanneer het uitsluitend de armsten zijn, dan zou ik er niet tegen opzien op de warm watervoorziening wat toe te leggen. Wordt er evenwel algemeen gebruik van ge maakt, dan zou ik meenen, dat best de kostprijs kan worden berekend. In het eerste geval zou ik mij willen aansluiten bij de vorige spreekster en den prijs niet verhoogen. Ik zou gaarne een antwoord ontvangen op mijne vraag, want uit de stukken kan ik dit niet te weten komen. De heer Elkerbout. M. d. V. Waar zooveel personen ge bruik maken van dit warme water, daar acht ik het ver keerd met de warmwatervoorziening te eindigen. Ik acht het gewenscht, dat dit bedrijf wordt voortgezet. Het voorziet wer kelijk in eene groote behoefte. Indien Burgemeester en Wet houders van meening zijn, dat deze sproeiwagens weer in gebruik moeten worden genomen, dan acht ik het beste, dat bij de begrooting wordt voorgesteld 2 sproeiwagens aan te schaffen waardoor de andere wagens voor de warm water voorziening kunnen blijven bestaan. De heer Kuivenhoven. M. d. V. Ik zou wenschen, dat aan de warmwatervoorziening nog meerdere uitbreiding werd ge geven. Er zijn nog vele wijken, die hiervan verstoken zijn. De Gerard Doustraat o.a. krijgt geen warm water, ik geloof, dat met de prijsverhooging uitbreiding van de warm water voorziening gewenscht is. Ik heb een huismoeder gesproken, die mij gezegd heeft: Het water is niet te duur, als ik maar niet zoo ver moest loopen om het te halen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal tegen dit voorstel stemmen om de toelichting van Burgemeester en Wethou ders. Ik vind deze handelwijze minder eerlijk tegenover het publiek, wanneer men door prijsverhooging wil komen tot afschaffing van dit bedrijf. Zoo staat het woordelijk in de stukken. Men durft niet goed tot afschaffing over te gaan, omdat men te veel protest vreest. Nu wil men beginnen met den prijs te verhoogen. Hierdoor zal de afname wel minder worden en dan kan men geleidelijk tot afschaffing overgaan. Hoewel ik mij wel zou kunnen vereenigen met de verhoo ging van den prijs van het water, zal ik toch niet voor het voorstel kunnen stemmen om de motiveering van Burgemees ter en Wethouders. Ik sluit mij evenwel geheel aan bij den heer Kuivenhoven, die uitbreiding van de warmwatervoor ziening wenscht in het belang van de arbeidersbevolking. De warmwatervoorziening is een maatregel, die uitstekend is ge bleken te zijn. Het is alleen te bejammeren, dat er aan ge tornd is, zoodat de verstrekking van warm water, die eerst door een groot deel der gemeente plaats had, zich heeft be perkt tot het rond zenden van een tweetal wagens. In de plaats van afschaffing zou ik dus uitbreiding wenschen. De heer A. Mulder. M. d. V. Het is toch zelden goed. Nu is de Commissie van Fabricage glashelder geweest en wordt deze Commissie er van verdacht om van dit voorstel te ma ken een middel om te komen tot afschaffing van de warm watervoorziening. Ja, het is maar de quaestie, wanneer wij hier een eerste stap zetten, wanneer wij de tweede zullen doen. Dat is in handen van den Raad. Stel eens dat Burgemeester en Wet houders daar eene volgende vergadering mede kwamen, dan is het toch aan den Raad om te zeggen, dat hij dat niet doet. Maar het is zeker, dat er bij Fabricage deze overweging heeft voorgezeten, dat zoolang het nog noodig is als levensbehoefte, want daar kan men de warmwatervoorziening onder rekenen, er geen aanleiding is om de zaak af te schaffen. Maar de heeren moeten toch óok bedenken, dat die wagens feitelijk terug moeten worden gegeven aan de bestemming, waaraan zij onttrokken zijn, nl. aan de besproeiing. Men heeft hen voor den nood moeten bezigen, maar zij gaan op die manier te gronde. Nu moet de Raad weten of hij zal toestaan dat daarvoor nieuwe wagens zullen worden aange schaft, wat zeer duur zal worden. De bedoeling van het voorstel is echter op het oogenblik om niet al te veel te verliezen en daarom den prijs met een cent te verhoogen, en ik geloof dat de Raad daartegen geen bezwaar kan hebben. De heer Bots. Ik wil er even aan toevoegen, dat 25 Octo ber 1917 daarvoor een crediet is toegestaan van 1000, en toen is er door den heer Fischer gezegd, dat het niet zoo veel zou kosten. Tot nog toe waren die verliezen betrekkelijk klein, maar er moet nu in aanmerking genomen worden dat de Lichtfabrieken cent meer van ons vragen en er dus op de rekening van de Gemeentereiniging een groot tekort zoude voorkomen. Daarom meenden wij, dat den Raad voor gespiegeld zijnde, dat het niet veel zou kosten, wij nu toch met eene verhooging moesten komen. Feitelijk zou 4 cent de kosten dekkenmet 3f cent blijft de gemeente er nog op toeleggen en daarom meende de Commissie van Fabricage dat de gemeente met een dergelijken prijs te vragen zeker aan het goede doel tegemoet komt. De heer van der Pot. M. d. V. Ik heb met groot genoegen de verschillende sprekers gehoord, omdat ik in de rede van alle sprekers het principe zag naar voren gebracht, dat de kosten van het bedrijf behoorden te worden gedekt, terwijl de oppositie meer ging tegen hetgeen naar aanleiding van het voorstel daaraan wordt vastgeknoopt dan wel tegen het voorstel op zich zelf. Toen ik dat hoorde, ook uit den mond van Mevr. Baart, dat feitelijk allen van meening zijn, dat nu de kosten gestegen zijn dat meerdere van de verbruikers mag worden gevraagd en die cent meer immers voor hen niet zoo heel veel gewicht in de schaal legt, terwijl in zoo'n geval de kosten moeten worden gedekt, deed mij dat bijzon der genoegen, omdat ik meen dat wij daarmee op den juisten weg zijn. Maar nu zou ik gaarne zien dat ook dit genoegen nog verder strekte en de stem van Mevr. Baart en de andere sprekers vóór dit voorstel kon worden uitgebracht en daar voor behoef ik geloof ik niet anders te zeggen dan dit. Laat men het voorstel van Burgemeester en Wethouders losmaken van de toelichting, die gegeven is in het advies van de Commissie, die Burgemeester en Wethouders hier heb ben gehoord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 19