DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. 247 wij een dergelijk verzoek van de leerares in het teekenen aan de Kweekschool ingewilligd. Vooral op het gebied der gymnastiek hebben zich dergelijke verzoeken herhaaldelijk voorgedaan. Dit zal dus niet een gevaarlijk praecedent worden. Het is hier bovendien een zeer onschuldig geval. Een leer ling van den heer Wattez wordt opgeleid voor het admissie- examen voor de Teekenacademie. De heer Wattez heeft voor deze lessen noodig de beschikking over modellen, die hij zelf niet bezit, maar die wel voorhanden zijn op de Hoogere Burgerschool. Daarom wil hij gaarne in zijn lokaal aan deze leerling les geven. Waar noch de Commissie van Toezicht noch de Directeur be zwaar had tegen dit verzoek, hebben wij gemeend ook geen bezwaar te moeten maken, maar U te moeten voorstellen het verzoek in te willigen. De heer Heemskerk. M. d. V. Het was mij niet onbekend, dat er in verschillende gevallen reeds toestemming door den Raad was verleend. Met de gymnastiek is het echter eene andere zaak. Aan verschillende vereenigingen is toestemming verleend de gymnastiek te beoefenen in lokalen der gemeente, maar daar is het niet de bedoeling daaruit winst te maken, maar wordt de behulpzame hand verleend tot lichamelijke ontwikkeling. In dit geval wordt voorgesteld den heer Wattez, de beschikking te geven over een gemeentelokaal in diens eigen belang. Uit dat oogpunt heb ik gemeend deze vraag te moeten stellen. Waar dit evenwel niet het eerste geval is, daar zal ik mij niet tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders verzetten. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X\'. Voorstel tot verhuring van de werkplaats in de Brande- wijnsteeg achter het winkelhuis aan de Lange Mare hoek Brandewijnsteeg aan J. Bijleveld. (Zie Ing. St. No. 264.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostveen. M. d. V. Ik ben niet zoo zeer tegen dit voorstel, als wel tegen de wijze, waarop de gemeente-per- ceelen worden verhuurd. Uit de stukken blijkt, dat dit perceel is verhuurd aan de meestbiedende, men is met den prijs, dien Mej. Wilschut wilde, gegaan naar den heer Bink en van dien weer naar een ander. Ik ben er bijna zeker van, dat wanneer men hiermede nog wat was doorgegaan, men nog meer huur had kunnen krijgen. De heer Bots. M. d. V. Ik meen niet, dat dit met dit perceel het geval is geweest. Er is niet tegen elkander op geboden. De zaak is zoo, dat er verschillende aanbiedingen inkomen. De een biedt dan zooveel en een ander weer een ander bedrag. Wanneer de prijzen, die geboden worden, nu niet al te hoo'g zijn, dan is er mijns inziens niet het minste bezwaar, dat de gemeente een perceel verhuurt aan den meest biedende. Dat is toch voor de gemeente het voordeeligst. De heer Oostveen. Aanvankelijk bood Mej. Wilschut 150 gulden, daarna de heer Bink 300, toen weer Mej. Wilschut 325 en met dezen prijs is de gemeente weder naar den heer Bink gegaan die toen 350 gulden huur bood. De wijze van verhuring kan mij maar matig bevallen, ik ben er bijna zeker van dat men in dien nog een poosje op deze wijze was doorgegaan, met melken zooals elke huisjes melker ook doet, men nog meer huur had kunnen krijgen. Ik vind, dat de gemeente aan de huiseigenaren al een heel slecht voorbeeld geeft van huuropdrijving. Eene dergelijke handelwijze mag dunkt mij toch niet van een gemeentebestuur uitgaan. De Voorzitter. U dwaalt op dat punt. De gemeente krijgt werkelijk veelal niet den hoogsten prijs. Aan den anderen kant zou het toch inderdaad niet verantwoord zijn wanneer wij maar direct zeiden goed, ik neem genoegen met den geboden prijs, neem het maar. Er is echter geen een perceel van de gemeente tegen woekerwinst verhuurd. Ik zou juist zeggen, dat wij altijd eenigszins huiverig zijn om iets van gemeentewege te bouwen of te verhuren omdat de gemeente meestal het loodje legt. Ook moet men in aanmerking nemen dat het hier niet een quaestie van een onder dak brengen van menschen is, die geene woning hebben. Het is hier een zuiver commerciëele handeling en dan vind ik de gemeente wel degelijk verplicht, waar de baten aan de geheele gemeenschap ten goede komen, om een behoorlijke prijs te vragen. Wat zouden toch anderen wel zeggen, indien wij dat niet deden? Ik kan veel met Uw principe op hebben, maar ik geloof dat U het op een verkeerd geval toepast. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming wordt conform het praeadvies besloten. XVI. Voorstel tot verhuring van het stalletje in het perceel Garenmarkt hoek Levendaal, met den nabijgelegen mestput, aan S. J. Ie Poole L.Gzn.; firma J. en A. Ie Poole. (Zie Ing. St. no. 276). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XVII. Voorstel tot verhuring van het IJkkantoor aan de Lammermarkt, aan den Staat der Nederlanden. (Zie Ing. St. No. 283). De beraadslaging wordt geopend. De heer Elkerbout. M. d. V. Hier hebben wij niet met particulieren te maken en dan geloof ik dat dit uitgetrokken bedrag wel wat te laag is. Ik zou wel willen voorstellen dat bedrag wat hooger te nemen, opdat de gemeente op die manier aan allerlei dure uitgaven het hoofd zal kunnen bieden, die men dan op eene dergelijke wijze zal kunnen vinden. De heer Bots. De Commissie van Fabricage meende dat het gevraagde bedrag wel voldoende was. Nu heeft het Rijk ons noodig, maar een anderen keer hebben wij het Rijk noodig, zoodat het niet verstandig is om de huurprijzen op de spits te drijven; anders zou het Rijk dat bij voorkomende gelegen heden ook doen. Wij meenden dat het voorgestelde bedrag alleszins behoorlijk was. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Bur gemeester en Wethouders zonder hoofdeiijke stemming aan genomen. XVIII. Voorstel tot verhuring van het perceel Lammermarkt No. 36 aan het Leger des Heils. (Zie Ing. St. No. 284.) De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. de V. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders willen vragen, waarom zij voor dit perceel zijn afgeweken van den regel, dien zij zelf hebben aangegeven in het voorstel, dat den 30 Januari j.l. door den Raad is aange nomen geworden, waarin werd voorgesteld de huurprijzen generaal te verhoogen met 15 Deze huur was sedert 1913 f 416.—. Daar is bijgekomen de som van f 14.voor de leiding voor electrisch licht en nu stellen Burgemeester en Wethouders voor de huur te bepalen op f 450.—. Dat is dus eene verhooging van nog geen 5°/0. Mijne vraag is: vanwaar deze afwijking van den door het College zelf aangegeven norm. De heer Bots. M. d. V. Wij hebben hier te maken met een tweetal factoren. Vooreerst was dit perceel betrekkelijk hoog verhuurd en in de tweede plaats is het onzerzijds met 3 maanden opzegbaar, terwijl het bovendien een lokaal is, dat niet voor ieder doel geschikt is. Wij hebben dan ook ge meend de huurwaarde niet hooger te moeten stellen. De heer de Lange. M. d. V. Ik meen, dat dit perceel be vat een vergaderlokaal en 2 bovenwoningen. Ik wil thans geen voorstel doen de huur te verhoogen, omdat de huur slechts voor één jaar wordt aangegaan, maar ik zou welaan Burgemeester en Wethouders willen verzoeken, wanneer de tijd weer daar is, nog eens te overwegen, of de huur niet moet worden verhoogd. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik ben niet van plan, zoo maar, met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan. Het betreft hier een gebouw, waaraan eene woning is verbonden, dus is hier op van toepassing de Huur- commissiewet. De huurprijs van dit gebouw kan dus niet worden verhoogd zonder toestemming van de Huurcommissie en dan moet er een reden zijn om den huurprijs te verhoo gen. Burgemeester en Wethouders hadden in de stukken die reden moeten mededeelen. Er staat in de stukken niets, waaruit wij kunnen afleiden, waarom de huurprijs moet wor den verhoogd. Wij kunnen de zaak dus niet beoordeelen en nu is het geval niet denkbeeldig, dat de Huurcommissie hare toestemming niet zal verleenen. Het heeft dan veel van een poging tot ongemotiveerde huurprijsopdrijving door de ge meente. Zoolang Burgemeester en Wethouders geene nadere verklaring hebben gegeven, kan ik niet voor het voorstel stemmen. Bovendien is de huurprijs 3 Augustus 1918 ver hoogd met 14 per jaar en ik meen te weten, dat de goed keuring van de Huurcommissie daarvoor niet is gevraagd. In dat geval heeft er eene overtreding plaats gehad en is men strafbaar en zal het te veel betaalde moeten worden geresti tueerd. Het hangt af van de inlichtingen die ik krijg, hoe ik mijn stem. in deze zal uitbrengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 17