DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. 245 23°. Verzoek van de Vakgroep Winkel- en Magazijnbedien den, georganiseerd in de Nederl. Vereeniging van Chr. Kantoor- en Handelsbedienden, afd. Leiden en omstreken, om het sluitingsuur van winkels vast te stellen op 7 uur en des Zaterdags op 8 uur, met bepaling dat winkels en magazijnen des middags ten minste U/a uur gesloten moeten zijn. De Voorzitter. Dames en Heeren. Kort geleden is deze zaak ook in den Raad geweest. Ik zou nu willen voorstellen om deze verzoeken in de Leeskamer ter visie te leggen. Dan kunnen de Raadsleden naar aanleiding daarvan met voorstel len komen, die dan aan Burgemeester en Wethouders ter fine van praeadvies worden gestuurd. De heer Heemskerk. Het lijkt mij niet ongewenscht, dat Burgemeester en Wethouders over dit voorstel praeadvies uit brengen. Deze zaak is enkele maanden geleden behandeld en toen heeft men gezien het verrassende feit, dat eerst de Raad in meerderheid heeft besloten om het praeadvies van Burgemees ter en Wethouders te verwerpen en naderhand dat de Raad door toevallige andere omstandigheden de Verordening ver wierp. En waar hier nu een tweeledig verzoek wordt gedaan, is het m.i. wenschelijk, dat Burgemeester en Wethouders daaromtrent hun standpunt kenbaar maken, welk standpunt het juiste is; vooral waar hier gesproken wordt over een sluitingsuur op 7 uur, terwijl wij hier er nog niet eens een op 8 uur hebben, meen ik dat men wel wat erg ver gaat. Ik geloof dus dat het beter is, dat Burgemeester en Wet houders hier eerst praeadvies over uitbrengen. Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter zullen deze verzoeken in de Leeskamer ter visie worden gelegd. 24-°. Verzoek van E. Schulze, firma Schulze en Zn., om het voorstel in zake de verbouwing van de Gasfabriek niet aan te nemen, tenzij hij in de gelegenheid wordt gesteld een aan bieding naar het werk te doen. Zal worden behandeld bij punt 31 der agenda. 25°. Voorstellen van den heer Knuttel in zake de stichting van 1000 woningen, de oprichting van 5 a 6 openbare bad inrichtingen en het ontwerpen van een plan voor bosch- en parkaanleg. Deze voorstellen luiden als volgt: Leiden, 23 September 1919. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekende stelt voor te besluiten 1°. Aan B. en W. op te dragen, ten spoedigste met een plan te komen voor den bouw van gemeentewege van duizend aan alle redelijke eischen voldoende woningen, onder leiding van architecten, wier vroegere praestaties waarborgen geven voor een aesthetisch geheel. 2°. Aan B. en W. op te dragen, plannen te doen ontwerpen voor openbare badinrichtingen op 5 a 6 punten der stad in de nabijheid der volkrijkste arbeidersbuurten. 3°. Een commissie te benoemen, die ten spoedigste een plan zal ontwerpen voor bosch- en parkaanleg op ruime schaal. Toelichting. Ten aanzien van de dringende behoefte aan elk der genoemde zaken, mag elke toelichting als overbodig worden beschouwd. De openbare badinrichtingen zijn gedacht, behalve aan de Van der Werfïstraat, in de omgeving van Zijlpoort, Abattoir, Morschpoort, Heerenstraat en Levendaal. Met het bosch- en parkplan wordt niet bedoeld een aanleg in het belang der omwonenden, gelijk op het Kooiterrein, maar een van ongeveer 20 H.A. op eenigen afstand van de bebouwde kom. Hoogachtend J. A. N. Knuttel. De heer Knuttel. M. d. V. Ik behoef aan hetgeen door mij is voorgesteld slechts weinig toe te voegen. Ik geloof, dat de woningnood van dien aard is, en daarmede bedoel ik niet alleen den toestand van degenen, die er niet in slagen eene woning te huren, maar ook den toestand van hen, die zich vergenoegen moeten met eene woning, die eenvoudig mensch onwaardig mag worden genoemd, dat deze het meest krach tige ingrijpen vereischt. Ik meen niet, dat met het bouwen van 1000 woningen aan alle eischen zal zijn voldaan. Er moet eenvoudig een getal worden genoemd om met deze zaak een aanvang te maken. Noemt men een grooter getal, dan zal het voorstel niet zoo gemakkelijk uitvoerbaar zijn. Wat de badinrichting betreft, weet ik, dat er een voorstel is van Burgemeester en Wethouders voor zulk eene inrich ting aan de van der Werfstraal. Dat is eerie geheele lijdens geschiedenis. In verband met de hygiene is het een absolute eisch, dat er in alle wijken van de stad zulk eene gemeen telijke badinrichting is. Ik heb enkele punten opgenoemd om een leiddraad te ge ven. Aan deze plaatsen evenwel hecht ik niet. Komt er wo ningcomplex met eene badinrichting, dan zou men de door mij genoemde badinrichting op eene andere plaats kunnen bouwen. Ik wensch dan ook, dat Burgemeester en Wethou ders praeadvies hierover zullen uitbrengen. Wat den bosch- en parkaanleg betreft, is dat een van die zaken, die het meest worden verwaarloosd. Wanneer men wil, dat de menschen wat meer levensgenot hebben dan is voor een stad als Leiden noodig, dat er een rustoord is, waar men heen zal kunnen gaan ten einde daar eenige uren te kunnen doorbrengen. Men moet toch nog ergens anders kunnen wandelen dan in de zeer zeker mooie, maar van een bepaalden aard zijnde omgeving van Leiden, die natuurlijk niet iedereen kan bevre digen, dat is ook iets noodzakelijks. En dat ik niets bijzon ders vraag, mag wel hier uit blijken, dat Schiedam, dat wat de samenstelling van de bevolking betreft, in velerlei opzich ten met Leiden te vergelijken is, een park op nog grooter schaal heeft aangelegd. Ik geloof dat dit werkelijk voor de moderne steden tot de absolute behoeften behoort. Men kan zeggen, dat er op het oogenblik andere zaken zijn, die nog dringender zijn, bijv. de woningvoorziening, maar daar staat tegenover, dat wanneer de woningen er zijn, zij aan stonds gebruikt kunnen worden, maar er ten aanzien van een park, voordat men daaraan iets heeft, nog jaren over heen gaan. Dus te meer reden is er om daarmede grooten spoed te maken. Ik meen dus, dat dit allemaal zaken zijn, die zoo spoedig mogelijk dringend onder oogen moeten worden gezien; van daar mijn drieledig voorstel. De Voorzitter. Wordt dit voorstel voldoende ondersteund? Zoo ja, dan maakt het een onderwerp van beraadslaging uit en stel ik voor het in handen van Burgemeester en Wethouders ter uitbrenging van praeadvies te stellen. Aldus wordt besloten. 26°. Verzoek van Mej. B. A. Greeve om eervol ontslag als onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse. 27°. Verzoek van Dr. H. J. Taverne om eervol ontslag als leeraar aan de afd. B der Kweekschool voor Onderwijzers. 289. Verzoek van de WoningbouwvereenigiDg «Tuinstad- wijk" om wijziging van het Uitbreidingsplan der gemeente, in verband met de uitvoering van haar bouwplan aan de Heerenstraat. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het stembureau ter verkiezing van leden-patroons van de Kamer van Arbeid voor de Voedirigs- en Genotmiddelen. De Voorzitter. Mag ik de heeren de Lange, Heemskerk, Huges en van Stralen verzoeken het stembureau te willen vormen? De heer Huges. M. d. V. Tot mijn leedwezen ben ik ver hinderd nog langer in deze vergadering te blijven en verzoek U vriendelijk voor mijn plaats in het stembureau een ander aan te willen wijzen. De Voorzitter. Dan verzoek ik den heer van Gruting de plaats van den heer Huges in te willen nemen. Worden achtereenvolgens met algemeene (28) stemmen be noemd tot leden de heeren W. Pera, J. Huges en M. Dub- beldeman en tot plaatsvervangende leden de H. H. K. Sijts- ma, Th. B. J. Wilmer en J. Splinter Gzn. (De heer Huges had inmiddels de vergadering verlaten.) II. Benoeming van een lid der Commissie voor het Oud Archief (wegens bedanken als zoodanig van den heer Dr. J. A. N. Knuttel.) Bij eerste vrije stemming worden uitgebracht 27 stemmen, waarvan op de heeren Oostdam 10, van Grutting 5, A. Mul der 4, Sijtsma 3, Splinter en .1. P. Mulder 1, Mevrouw Baart'Braggaar 1, terwijl twee biljetten in blanco waren. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 15