497
buitengewone tijdsomstandigheden" en bestreden uit volgn.
33: Hoofdelijke Orhslag".
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade
ring alsnu in overweging:
A. te. besluiten
1°. dat aan allen, die in vasten gemeentedienst zijn of
daarmede naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
gelijk te stellen zijn en die een salaris genieten beneden
f 2400.— per jaar, ten laste van het dienstjaar 1919, een
uitkeering in eens zal worden uitbetaald, en wel
a. voor zooveel betreft de gehuwdeneen uitkeering van
f 100.benevens f 10.voor elk kind beneden den leeftijd
van zestien jaren, dat zij te hunnen laste hebben.
b. voor zooveel betreft de ongehuwdeneen uitkeering van
f 60.—.
c. voor het inwonend personeel der gestichten »Endegeest",
»Voorgeest" en »Rhijngeest" of voor hen, die naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders geacht moeten worden
in gelijke omstandigheden te verkeeren als dit personeel: een
uitkeering van f 25.
2°. dat onder salaris wordt verstaan de wedde, die ingevolge
de verordening, regelende de wedden van ambtenaren in dienst
der gemeente Leiden wordt genoten en, voor het geval deze
verordening niet van toepassing is, het bedrag, waarop de
wedde of het weekloon is vastgesteld.
3°. dat het salaris en hetgeen aan uitkeering ingevolge het
bepaalde sub 1°. te zamen over het jaar 1919 wordt genoten,
de som van f 2400.niet mag overschrijden;
4°. dat de burgerlijke staat, het aantal en de leeftijd der
kinderen, alsmede de grootte van het salaris wordt beoordeeld
naar den toestand op den lsten October 1919 of op den
datum van indiensttreding voor de ambtenaren, die na 1 October
1919 in gemeentedienst zijn getreden, terwijl de ongehuwden,
die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders als
kostwinner kunnen worden aangemerkt, onder de gehuwden
zullen worden gerangschikt;
5°. dat aan hen, die na 1 Januari 1919 in gemeentedienst
zijn getreden voor iedere volle maand, die zij na dien datum
in gemeentedienst zijn werkzaam geweest, een twaalfde ge
deelte van de sub 1°. bedoelde uitkeering zal worden uit
betaald
G9. dat het sub 1°. tot en met 5°. bepaalde niet van toe
passing zal zijn op hen, die recht hebben of krijgen op een
z.g. duurtetoeslag of uitkeering in eens van Rijkswege, noch
op hen, die in dienst der gemeente slechts eenige bijbetrek
king bekleeden.
Eventueele moeilijkheden, waartoe het sub 1°. tot en met
6°. bepaalde aanleiding mocht geven, kunnen gevoeglijk aan
de beslissing van ons College worden overgelaten.
B. afwijzend te beschikken op het verzoek van de com
missie, benoemd uit de besturen der afdeelingen Leiden van
den Centralen Nederlandschen Ambtenaars Bond, den Bond
van Werklieden in openbare diensten en bedrijven en den
Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland, voor-
zooveel punt 3 sub a, b en c betreft;
C. vast te stellen nevensgaanden suppletoiren begrootings-
staat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 302. Leiden, 8 October 1919.
Nevensgaand voorstel van de heeren van der Zeeuw, de la
Rie en Dubbeldeman in zake het van gemeentewege ver-
leenen van een bijslag op de brandstolfenprijzen gedurende
het loopende seizoen, alsmede het eveneens hierachter afge
drukte verzoek van het Plaatselijk Revolutionair Socialistisch
Comité van dezelfde strekking, beide in Uwe \ergadering
van. 25 September j.l. in handen van ons College ten fine van
praeadvies gesteld, geven ons aanleiding het navolgende onder
Uwe aandacht te brengen.
Zooals wij in ons praeadvies van 12 Augustus 1919(Ingek.
Stukken n° 221) op een tweetal verzoeken om bijslag op de
brandstoffenprijzen reeds uiteenzetten, staat ons College op
het standpunt, dat er, in tegenstelling met den afgeloopen
winter, dit jaar geen aanleiding is om een bijslag op den
prijs der brandstollen te geven. De hoogere prijzen voor den
huisbrand hebben hun bestaan thans uitsluitend te danken
aan de hoogere productiekosten, die weder een gevolg zijn
van de hoogere arbeidsloonen, die moeten worden uitbetaald,
en van den verkorten arbeidsduur, terwijl ook de prijzen voor
werkmateriaal mede door dezelfde oorzaken belangrijk zijn
gestegen. Volgens de meening van de Rijkskolendistributie
ontbreekt thans elk crisiselement en is de prijs voor huis
brand zuiver vastgesteld op de basis van de kostprijs-bere
kening.
Om deze reden heeft de Rijkskolendistributie dan ook met
ingang van 1 Mei j.l. den bijslag, die door de Industrie ten
bate van den huisbrand werd betaald, doen vervallen en
besloten om de consumenten van huisbrand voortaan den
kostprijs te doen betalen.
Nu derhalve geen crisiselement meer in den productieprijs
aanwezig is en een daling van de koienprijzen in de eerste
tijden niet is te voorzien, vermits van eene daling der pro
ductiekosten wel geen sprake zal zijn, is ook iedere reden
voor het toekennen van een bijslag vervallen. De thans vast
gestelde hooge prijzen voor den huisbrand kunnen niet
anders beschouwd worden dan als normale prijzen, dat zijn
prijzen, waaraan, gelijk gezegd, elk crisiselement ontbreekt
en waarvan in de eerste tijden geen verlaging is te verwachten.
De verbruikers zullen zich dus aan deze nieuwe productie
prijzen dienen aan te passen.
Dit alles schreven wij in ons zooeven vermeld praeadvies,
waarmede Uwe Vergadering zich op 21 Augustus j.l. met over-
groote meerderheid vereenigde.
Natuurlijk zagen wij, en evenmin Uwe Vergadering, daarbij
over het hoofd, dat het aan verschillende gezinnen met den
besten wil van de wereld niet mogelijk zal zijn zich het
minimum-rantsoen tegen de geldende prijzen aan te schaffen,
doch die gezinnen zullen dan, zooals ook in de vergadering
van 21 Augustus namens ons College werd medegedeeld, op
andere wijze dienen te worden geholpen en niet door het
invoeren van eene uiterst kostbare automatische ondersteuning,
zooals een rabatregeling is.
Na in het bovenstaande ons standpunt te dezer zake,
hetwelk gedeeld wordt door de Vereeniging van Brandstoffen-
commissies in Zuid-Holland, nog eens in herinnering te hebben
gebracht, willen wij thans het voorstel van de heeren van dei-
Zeeuw c.s. en het adres van het Plaatselijke Revolutionair
Socialistisch Comité nader onder oogen zien.
De bijslag, die door de heeren van der Zeeuw c.s. van
gemeentewege wordt gevraagd, komt praktisch oVereen met
den bovenbedoelden bijslag, die gedurende den vorigen winter
door de Industrie werd betaald ten bate van den huisbrand,
doch dien de Rijkskolendistributie thans in overleg met de
Regeering, om de genoemde reden, heeft doen vervallen.
De voorstellers willen dien bijslag gedurende het loopende
seizoen van gemeentewege toegekend zien aan een tweetal
categorieën van ingezetenen en wel in dien zin, dat op het
minimum-rantsoen aan hen, die een inkomen van niet hooger
dan f 1200.per jaar hebben, een bijslag van f 1.25 per
eenheid anthraciet, f 1.20 per eenheid eierkolen en f 1.
per eenheid gascokes wordt verleend en aan hen, die een
inkomen hebben tusschen 1200.— en f 1800.een bijslag
resp. ten bedrage van f 0.62s, f 0.60 en f 0.50, een en ander
met terugwerkende kracht over de reeds afgenomen brandstoffen.
Tegen dit voorstel bestaan, behalve de uiteengezette prin-
cipieele bezwaren, nog verschillende bedenkingen van prac-
tischen aard.
In de eerste plaats is het thans niet wel mogelijk de
grenzen van de inkomens, in het voorstel genoemd, ook maar
met eenige nauwkeurigheid vast te stellen. Thans zijn nog
slechts bekend de inkomens, voorkomende op het kohier
geldende voor het tijdvak 1 Januari 1918 tot 1 Mei 1919.
Deze bedragen zijn gebaseerd op het inkomen over het jaar
1917. En nu is het een algemeen bekend feit, dat tal van
inkomens sindsdien aanmerkelijk zijn gestegen, zoodat bij
raadpleging van het laatst vastgestelde kohier de grenzen
absoluut verkeerd zouden worden getrokken en bijslag zou
worden verleend aan wie de bijslag volgens het voorstel niet
zou toekomen.
In de tweede plaats moest de z.g. zomereenheid vóór 1
October worden afgenomen, zoodat bezwaarlijk op een gekochte
en reeds betaalde eenheid alsnog bijslag kan worden verleend.
Bovendien hebben tal van consumenten met een inkomen
beneden f 2000.reeds het minimum-rantsoen geheel of
althans gedeeltelijk betrokken, zoodat hoogst bezwaarlijk een
regeling kan worden getroffen, waardoor degenen, aan wie
men een bijslag wil toegekend zien, alsnog in het bezit van
dien bijslag komen.
Ten derde zijn de voor den bijslag voorgestelde bedragen
niet in evenredigheid met den prijs der brandstoffen. Deze
bedraagt voor anthraciet 3.65. voor eierkolen ƒ3.05 en voor
gascokes f4.20 per eenheid. Op de goedkoopere artikelen
anthraciet en eierkolen wordt dus een grootere bijslag voor
gesteld, dan op de duurdere cokes. Doordat voor de verschil
lende brandstoffen niet eenzelfde bijslag wordt gevraagd, is
het bovendien, vermits de soorten, die op de verschillende
bons zullen worden gedistribueerd, nog niet met zekerheid
kunnen worden vastgesteld, practisch hoogst moeilijk een
rabatbonnenkaart samen te stellen, die op het gevraagde
bijslag-stelsel past. Een zelfde bijslag voor alle soorten zou
dan in elk geval noodig en ook billijker zijn, aangezien de
prijs niet is los te maken van het calorisch effect der te
distribueeren soorten.