182 Art. 13. Toegang tot gebouwen. Ter controleering van de naleving dezer overeenkomst en voor den goeden gang der exploitatie, zullen de Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden en de door hem aan te wijzen ambtenaren te allen tijde toegang hebben tot de onderstations en eventueel tot andere gebouwen, dienende voor de electriciteitsvoorziening van Katwijk. Art. 14. Verordening betreffende stroomlevering. De stroomlevering door Leiden aan Katwijk tot en met de onderstations geschiedt verder volgens de bepalingen van de aan deze overeenkomst gehechte «Verordening betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit", vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in zijne openbare vergadering van 17 December '1914, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 3 Juli 1919 en zooals deze nader mocht worden gewijzigd, alles voor zoover deze van toepassing zijn en voor zoover hiervan niet bij deze over eenkomst uitdrukkelijk wordt afgeweken. Art. 15. Eindigen der overeenkomst. Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in art. 1 genoemden termijn (31 December 1942); zij wordt telkenmale stilzwijgend met vijf jaren verlengd, tenzij een der partijen drie jaar vóór het einde van dien termijn of van een vijf- jaarlijkschen verlengingstermijn deze overeenkomst schriftelijk opzegt. Leiden is tevens bevoegd deze overeenkomst te doen eindigen, indien de Provincie Zuid-Holland van haar recht tot geheele of gedeeltelijke naasting van de voor Katwijk dienende hoog spanningslijnen gebruik maakt. Dij het eindigen dezer overeenkomst behoudt Leiden de noodige vergunningen, genoemd in art. 3, voor zoover en zoolang deze noodig zijn om aan hare dan loopende verplich tingen tot stroomlevering aan derden of aan andere gemeenten te voldoen. Indien Katwijk overeenkomstig de regelen in de boven staande alinea's omschreven, de overeenkomst opzegt, zal zij na afloop dezer overeenkomst dat gedeelte van het door Leiden gelegde leidingnet met toebehooren, dat niet tevens dienst doet voor de electriciteitsvoorziening in andere gemeenten, overnemen tegen taxatie, in gemeenschappelijk overleg vast te stellen. Mocht dit gemeenschappelijk overleg niet tot overeenstem ming omtrent de taxatie leiden, dan zal de taxatie in hoogste ressort geschieden door drie deskundigen, benoemd op de wijze als in art. 16 voor scheidsrechters aangegeven. Art. 16. Arbitrage. Alle geschillen tusschen Leiden en Katwijk, uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg tot geene overeenstemming heeft geleid binnen vier weken, nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter. De scheidsrechters zullen als goede mannen naar billijkheid recht spreken en zelf de regelen der procedure vaststellen. Leiden, 2 September 1919. Reeds geruimen tijd zijn door de Directie der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit onderhandelingen gevoerd met het Gemeentebestuur van Katwijk betreffende electrici- teitslevering aan die gemeente, welke tot het resultaat hebben geleid, dat overeenstemming is verkregen omtrent de voor waarden, zooals die in bijgaand concept-contract zijn vervat. De hoogspanningsstroom zal door Leiden en gros aan Katwijk worden geleverd, welke gemeente zelf een distributienet zal aanleggen om de electriciteit aan hare ingezétenen te kunnen verstrekken. Op deze wijze behoeft Leiden slechts weinig kapitaal in de onderneming te steken, terwijl zeer weinig risico wordt ge- loopen, temeer omdat de gemeente Katwijk gedurende den duur der overeenkomst eene zekere opbrengst garandeert. De voorwaarden zijn verder zoodanig gesteld, dat de ge meente Katwijk verplicht is een tariefpolitiek te voeren, die waarborgt, dat het betrokken gebied eene zoo gunstig moge lijke aansluiting voor Leiden wordt. Bij het tot stand komen der overeenkomst zal het noodig zijn een hoogspanningskabel naar Katwijk te leggen, waarvan de totale kosten worden geraamd op f 65.000.—. Dit bedrag is betrekkelijk gering tegenover de jaarlijksche opbrengst aan electriciteit, welke voor eene gemeente als Katwijk volgens schatting van den Directeur der Sted. Fabr. van Gas en Electriciteit na de eerste 2 a 3 exploitatiejaren zeker op f 50.000.a ƒ70.000.per jaar kan worden gesteld. Het contract vertoont veel overeenstemming met de over eenkomst betredende stroomlevering aan de gemeente Alphen, in April 1914 afgesloten, aan welke gemeente ook electrici teit en gros wordt geleverd. De tarieven zijn echter in overeenstemming met de duurdere exploitatiekosten overeenkomstig hooger gesteld, terwijl boven dien nog eene duurteclausule (art. 9 van het concept-contract) den te betalen prijs voor de electriciteit automatisch verhoogt bij duurdere kolenprijzen. Aangezien volgens art. 3 der Verordening betreffende de levering van electriciteit de goedkeuring van den Raad voor de voorgenomen stroomlevering noodig is, verzoeken wij U beleefd, indien U zich met bijgaande voorwaarden kunt ver eenigen, den Raad voor te stellen, zijne goedkeuring aan deze levering te hechten en machtiging te verleenen tot het aan gaan van eene overeenkomst als hierbij gevoegd, alsmede tot uitbreiding van het hoogspanningskabelnet voor dit doel tot een bedrag van f 65000.waarvan 10000.— voor hoog spanningsstations en f 55000.-- voor den eigenlijken kabel. Het kapitaal der Fabrieken behoeft voor dit doel niet te worden vergroot, aangezien de kosten uit de aanwezige gelden kunnen worden bestreden. De Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. van der Pot Bzn, Voorzitter. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 274. Leiden,'16 September 1919. Met nevensgaand voorstel van Commissarissen der Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit inzake de verbouwing der gasfabriek kan ons College zich volkomen vereenigen. Onder verwijzing naar het hierachter afgedrukt schrijven van Commissarissen geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging 1°. ten behoeve van den bouw van eene nieuwe moderne stokerij met bijbehoorende werken voor de Gasfabriek, welke werken tevens gedeeltelijk voor de Electriciteitsfabriek worden uitgevoerd, aan de Gasfabriek een kapitaal van ƒ1.200.000 en aan de Electriciteitsfabriek een kapitaal van 100.000 te verstrekken, onder bepaling, dat jaarlijks door de fabrieken aan de gemeente zal worden betaald 5| rente van de door haar geleende kapitalen en dat te beginnen met het jaar 1921 jaarlijks 4% zal worden bestemd tot aflossing van schuld of kapitaalbelegging; 2°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot 1.300.000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en 'Weth. van Leiden. Leiden, 13 September 1919. Zooals U bekend was de Gasfabriek reeds een zestal jaren geleden aan de grenzen van hare capaciteit genaderd en waren de fabrieksinrichtingen reeds toen zoodanig verouderd, dat ze niet meer aan de noodzakelijkste eischen van economie en hygiëne, die met het oog op een rendabel bedrijf en in het belang der arbeiders moeten worden gesteld, voldeden. De noodzakelijkheid van den bouw eener nieuwe stokerij met bijbehoorende fabrieksinrichtingen werd dan ook reeds vóór den oorlog onder de oogen gezien en vermoedelijk zouden de ontworpen plannen reeds lang zijn uitgevoerd, indien de totale wijziging in den economischen toestand, welke als ge volg van den oorlog intrad, de uitvoering niet had belemmerd. Bovendien nam de gasafgifte gedurende de oorlogsjaren niet toe en stegen de kosten der uit te voeren nieuwe bouw werken zoodanig, dat de gewijzigde omstandigheden geheel opnieuw onder de oogen moesten worden gezien. Dit was des te meer gewenscht, omdat door den snellen vooruitgang der gastechniek in de oorlogvoerende landen nieuwe procédé's ontstonden, die gedurende den oorlog niet bekend werden gemaakt en waaromtrent het gewenscht was eerst meer gegevens te verkrijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6