178
1°. ons College te machtigen om met de Nationale Borg-
maatschappij te Amsterdam een overeenkomst van borgtocht
aan te gaan in den boven aangegeven geest en met ingang
van door ons College te bepalen tijdstip;
2°. de thans tot het stellen van zekerheid verplichte ambte
naren, uitgezonderd den Gemeente-Ontvanger, met ingang van
het tijdstip, waarop de sub 1°. bedoelde verzekering zal wor
den aangegaan en met afwijking voorzooveel noodig van het
daaromtrent vroeger bepaalde, te ontheffen van de verplichting
tot zekerheidsstelling;
3°. te besluiten aan den Gemeente-Ontvanger vanaf 1 Juli
1919 te vergoeden de kosten verbonden aan de overeenkomst
van borgtocht gesloten tusschen de Vereeniging van tot zeker
heidsstelling verplichte gemeente-ambtenaren en de gemeente
Leiden voor zijn beheer.
4°. over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver
ordeningen
I. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
17 December 1914 (Gemeenteblad No. 32), houdende
reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit, te Leiden, laatste
lijk gewijzigd bij verordening van 26 April 1917
(Gemeenteblad No. 21).
Eenig Artikel.
De artikelen 14 en 15 van bovengenoemde verordening
vervallen.
II. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 19 Januari 1911 (Gemeenteblad No. 1), houdende
reglement op het beheer en bestuur van het Krank
zinnigengesticht „Endegeest," de afdeeling voor
jeugdige idioten „Voorgeest" en het Sanatorium voor
zenuwlijders „Rhijngeest."
Eenig Artikel.
De artikelen 19 en 20 van bovengenoemde verordening
vervallen.
III. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 25 November 1915 (Gemeenteblad No. 21), be
treffende het bedrijf van het Openbaar Slachthuis.
Eenig Artikel.
Artikel 9 van bovengenoemde verordening vervalt.
IV. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 1 Juni 1911 (Gemeenteblad No. 17), houdende Regle
ment van de Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden,
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 11 April 1918
(Gemeenteblad No. 11.)
Eenig Artikel.
Artikel 10 van bovengenoemde verordening vervalt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en VVeth. van Leiden.
No. 268. Leiden, 12 September 1919.
Met den inhoud van nevensgaand advies van Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit betreffende
het mede hierachter afgedrukte request van de afdeeling Leiden
der Nederlandsche Vereeniging van Electro-Technische Werk
gevers, waarin geklaagd wordt over zekere maatregelen, door
den Directeur der Lichtfabieken genomen ten aanzien van
electrische huurleidingen, kan ons College zich volkomen
vereenigen.
Wij achten derhalve voor Uwe Vergadering geen termen
tot ingrijpen aanwezig en geven U mitsdien in overweging
het request voor kennisgeving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 Augustus 1919.
Onder terugzending van het aan den Raad gerichte adres
van de afdeeling Leiden van de Ned. Vereeniging van Electro-
Technische Werkgevers van 11 Juli j.l. en de bijlage daarvan,
hebben wij de eer U het volgende mede te deelen.
In het onderwerpelijk request wordt een zeer eenzijdig licht
geworpen op zekere maatregelen door den Directeur ten aan
zien van huurleidingen genomen. Zooals U bekend is, worden
de huurleidingen vanwege de Electriciteitsfabriek, dus voor
rekening van de gemeente, aangelegd en blijven zij het vol
ledig eigendom van de gemeente.
Het zou dus voor de hand liggen, dat de aanleg daarvan,
evenals van de muntgasleidingen, door personeel in dienst
der Stedelijke Fabrieken geschiedde. In het belang van de
installateurs is dit echter slechts bij hooge uitzondering gebeurd.
In den regel toch wordt de aanleg van de huurleidingen aan
de Leidsche installateurs gegund, die in de laatste jaren per jaar
gemiddeld voor ongeveer f 200.000.hebben aangelegd. \an
eene benadeeling der installateurs in hun bedrijf kan dus
zeker niet gesproken worden. Velen onder hen hebben flinke
winsten gemaakt, vooral doordat het door de groote vraag
naar electrisch licht niet mogelijk bleek, om de prijzen der
huurleidingen binnen behoorlijke grenzen te houden, nog daar
gelaten, dat enkelen van de gelegenheid gebruik hebben ge
maakt, om, boven den door de Fabriek betaalden prijs, van
de belanghebbenden nog eene bijbetaling te vragen. Bij de
overstelpende drukte van den afgeloopen winter, moest er
wel ter wille van eene zoo snel mogelijke electrificatie, in
dergelijke misbruiken worden berust.
Thans moesten er echter middelen worden beraamd, om
zoo spoedig mogelijk de prijzen der voor de Gemeente gemaakte
leidingen weder binnen redelijke grenzen terug te brengen.
Over de voorwaarden nu, die in het belang van de Fabrieken
gesteld zijn, wordt in het onderwerpelijk request geklaagd.
De aanleg van huurleidingen wordt nog steeds als regel aan
de installateurs uitbesteed, maar de Fabrieken verstrekken
sinds 27 Juni 1918 de voornaamste materialen tegen vaste
eenheidsprijzen, omdat de installateurs toen niet meer over
voldoende materiaal beschikten en geen kans zagen, om zich
dat te verschaffen. Op 8 Januari j.l. werd deze materiaal
verstrekking nog uitgebreid, omdat bleek, dat de Fabrieken
de benoodigde materialen tegen belangrijk lageren prijs konden
verkrijgen dan de installateurs. Indien de Fabrieken in den
zomer van 1918 den materiaalaankoop niet in het groot ter
hand hadden genomen, zou het niet mogelijk geweest zijn,
om met het maken van huurleidingen door te gaan, waarvan
de installateurs wel in de eerste plaats de nadeelen zouden
ondervonden hebben. De aankoop van het materiaal en gros
door de Fabrieken heeft uitteraard groot risico met zich ge
bracht, dat bij het sluiten van den wapenstilstand en de
daardoor teweeggebrachte daling der materiaalprijzen zelfs
tot verliezen geleid heeft; toch wordt het materiaal tegen de
huidige marktprijzen aan de installateurs geleverd. Dat voor
huurleidingen, die voor rekening van de Gemeente worden
aangelegd, in de eerste plaats materialen moeten worden ge
bruikt, die door de Gemeente voor dit doel zijn aangeschaft,
ligt ons inziens voor de hand. Wij zijn echter niet van plan,
om, als de bestaande voorraad opgewerkt is, met den aankoop
door te gaan, indien de installateurs dan ten minste in staat
blijken, om het materiaal aan de Gemeente te leveren tegen
prijzen, die niet belangrijk hooger zijn, dan de Fabrieken
daarvoor zouden moeten betalen. Tot vermijding van mis
verstand merken wij hier nog bij op. dat de installateurs
natuurlijk alleen verplicht zijn, de materialen der Fabrieken
te gebruiken voor huurleidingen, zij echter volkomen vrij zijn,
om voor alle overige installatie's andere, d. w.z. zelf ingekochte,
materialen te gebruiken.
Wat ten slotte het in het request vervatte verwijt betreft,
dat de Fabrieken den aanleg van 140 huurleidingen in de
huizen van het Kooiplan in eigen beheer uitvoeren, zij opge
merkt, dat dit gebeurt, omdat het tegenover de steeds stijgende
eischen van de installateurs gewenscht bleek, om eens eenige
leidingen in eigen beheer te maken ten einde tot eene juiste
beoordeeling der prijzen te geraken. Bovendien is er op het
oogenblik, na de groote drukte van den afgeloopen winter,
voor het monteurspersoneel weinig werk, zoodat dit wel het
geschikste tijdstip leek, om de bedoelde proef te nemen.
Wij vertrouwen U hiermede voldoende te hebben ingelicht
en geven U in overweging ook den Raad met het bovenstaande
in kennis te stellen.
De Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
C. W. van der Pot Bzn., Voorzitter.
Cori'Oraal, Secretaris.
Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente J^eiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen de Nederl.
Vereeniging van Electro-Technische Werkgevers, Afdeeling
Leiden.
dat hare leden door de willekeurige handelwijze van den
Directeur der Sted. Lichtfabrieken ten zeerste in hunne be
drijven worden benadeeld.