228
DINSDAG 2 SEPTEMBER 1919.
zaak, die eigenlijk van weinig beteekenis is. Was het nog
dat wij die huizen konden verhuren of op de eene of andere
wijze ons gold rendeerend konden maken, dan was het iets
anders, maar ik herhaal dat ik deze uitgave in dit geval
voor de gemeentekas niet wenschelijk acht en daarom zal ik
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer Huges. M. d. V. Ik heb die woningen eens be
zocht. En in dit verband heb ik twee vragen aan Burgemeester
en Wethouders. Ie Wanneer komt die concierge daarin? en ver
der zou ik willen vragen, waar de menschen, die in die wo
ning wonen, naar toe moeten en of het, wanneer eventueel
door die menschen geen woning kan worden gevonden, be
vorderd kan worden, dat de concierge, met de menschen,
die er op het oogenblik wonen, het pand gezamenlijk be-
trekt
In het schrijven van den Directeur van Gemeentewerken
den Heer Drïessen, las ik, dat den nieuwen concierge
ƒ150.- voor huur in rekening kan worden gebracht! Maar
dat moet met het oog op de koopsom, een strop voor ons
worden.
Wel heb ik het huis gezien. Het is een volslagen huis en
waar er zoo'n huizennood is en de menschen, die er op het
oogenblik in zijn, er zeer tegenop zien om wie weet waar
terecht te komen in Leiden, zou dat idee naar mijne mee
ning aanbeveling verdienen, zoodat de menschen, die er nu
in zijn, boven konden gaan wonen en de concierge beneden.
Op die manier is er kans dat wij ons doel bereiken en ook
onze uitgaven rendabel maken.
Het is een idee dat ik ter overweging geef.
De heer Bots. M. D. V. Ik heb de huizen ook gezien. Zij
zijn betrekkelijk zeer ruim. Bovendien is het verkeerd wan
neer men spreekt van ƒ10000.— voor één huis. want er zijn
twee panden en dan kan men altijd met het kleinste van de
twee volstaan voor den concierge.
Wat het idee van den heer Huges betreft, weet ik nu niet
of dat uitvoerbaar zal zijn, doch het kan overwogen worden,
maar om daarover te beslissen moet men eerst eigenaar van
de perceelen zijn.
üp de vraag van den heer Huges wanneer de concierge
er in zou komen, kan ik antwoorden, dat de tegenwoordige
concierge met 1 September 70 jaar zal worden, zoodat hij
dan zijn ontslag uit den gemeentedienst zal krijgen.
De" heerj Huges. Ik heb het gezegd, omdat naar ik meen
de menschen, die beneden wonen, genegen zijn om met een
gedeelte van het huis genoegen te nemen. Er is dus een weg
gevonden om dat geld rendabel te maken.
De heer Bots. Altijd wordt er door de gemeente geschikt
en geplooid om de bewoners van hare huizen zooveel mo
gelijk ter wille te zijn.
De heer Huurman. M. d. V. Ik vind de prijs ook erg hoog.
Ik heb een andere meening dan de heer Huges, en geloof
niet dat het mogelijk zal zijn het bewuste huis in tweëen
te bewonen. Bovendien zullen er toch uitgaven gevorderd
worden om het voor twee gezinnen in te richten.
In de stukken lees ik dat de huurprijs f 475 bedraagt, dat
is 43/i% van den gevraagden koopprijs. Wanneer de Raad be
sluit die perceelen te koopen. moet hij dat weten, ik onder
streep de argumenten van den heer Mulder, het bedrag is
zeer hoog en wij betalen er veel meer voor dan bij eene pu
blieke veiling het geval zou zijn.
Ook acht ik het motief in het praeadvies ontwikkeld, niet
zoo doorslaand om er toe over te gaan deze panden, die bo
vendien in een slechten staat van onderhoud verkeeren, aan
te koopen.
Ik kan mijne medewerking daartoe niet verleenen.
De heer Bots. M. d. V. Ik moet even tegen de laatste
bewering van den heer Huurman opkomen.
De panden zijn betrekkelijk oud, maar de staat van onder
houd is niet slecht.
De beraadslaging wordt daarop gesloten en het praeadvies
in stemming gebracht wordt verworpen met 24 tegen 6
stemmen.
Tegen stemmen de dames en heeren Mevr. Baart
Braggaar, Oostveen, van der Zeeuw, de la Rie, van Gruting,
van Weeren, Eikerbout, Oostdam, Wilmer, Huurman, Heems
kerk, Sijtsma, de Lange, Pera, Kuivenhoven, Bisschop, Splinter,
van Tol, A. Mulder, Stijnman, J. P. Mulder, Dubbeldeman,
van Stralen en Mevr. Dubbeldeman—Trago.
Vóór stemmen de heeren van der Pot, Huges, van der Lip,
van Hamel, Bots en Groeneveld.
XXIX. Verdeeling van den Raad in Sectiën.
Bij loting worden de sectiën als volgt samengesteld.
Eerste sectie: De heeren Huurman, A. Mulder, Oostdam,
Sikerbout, Dubbeldeman, Groeneveld, Splinter, van der Zeeuw,
Bisschop en van Weeren.
Tweede sectie: Mevr. Dubbeldeman—Trago en de heeren
jts, de La Rie, Sijtsma, J. P. Mulder, Heemskerk, Oostveen,
Stijnman en van Stralen.
Derde sectie: de heeren: Huges, de Lange, van Hamel,
van Tol, van Gruting, Wilmer, Kuivenhoven, Knuttel en
Mevr. BaartBraggaar.
Aan de orde is nu de rondvraag.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wensch er namens onze
xactie over te klagen, dat onze dag vanmiddag door eene
handeling van de politie is bedorven.
U zult begrijpen, dat deze dag voor onze partij eene ge
wichtige was en onze partijgenooten hadden het noodig
geoordeeld om ons bij onzen gang naar den Raad te begeleiden.
Toen wij in onze vergaderzaal bijeen waren werd ik te
spreken gevraagd door een autoriteit van de politie, die mij
toesprak: «mijnheer Groeneveld; ik heb gehoord, dat U niet
alleen gaat; uwe afdeeling gaat mede, maar ik heb de op
dracht om te zorgen, dat er niet gezongen wordt onderweg,
want daarvoor hebt U geen vergunning".
Toen heb ik gezegd, dat het onze bedoeling niet was te
zingen, »maar mag ik vragen", zoo sprak ik tot hem, »wat
al die menschen gisterenavond dan langs de straat anders
deden dan te loopen zingen en betoogen en met allerlei
muziekinstrumenten rondgingen, terwijl de politie er niet
naar keek".
Wat er gezongen werd was niet belangrijk. Het waren
liedjes van Bleeke Bet en van Rooje Sien en van de Koningin.
Daar werd echter niet opgelet. Ik vroeg aan dien autoriteit,
waarom dat toen wel werd toegelaten. Dat was echter volgens
zijn meening een feestdag. Maar mijnheer de Voorzitter; dat
is het vandaag voor ons ook.
In elk geval blijkt hieruit dat de S. D. A. P., die een be
langrijk deel van de Leidsche bevolking vertegenwoordigt,
door de politie in een uitzonderingspositie wordt geplaatst.
Ik heb er geen bezwaar tegen, dat de politie een oog
dichtknijpt ik gun een ieder zijn plaatsje onder de zon
maar wanneer dat op den verjaardag van de Koningin gebeurt,
meen ik, dat wij daar ook recht op hebben op onze feest
dagen en wanneer dat niet gebeurt protesteer ik er namens
mijne partij tegen, dat wij op die manier in eene uitzonderings
positie worden gebracht en door de politie worden beschouwd
als burgers van den tweeden rang.
Wij kunnen daarmede geen genoegen nemen en wanneer
de politie daarin geene verandering brengt zullen wij ge
noodzaakt zijn maatregelen te nemen. In elk geval verzoek
ik aan den Voorzitter om er voor te waken dat wij dezelfde
rechten genieten als de andere burgerij.
De Voorzitter. Daar heeft de Raad niets mede te maken,
waar het hier geldt de taak van de politie om het begaan
van strafbare feiten te voorkomen. Daarvoor ben ik geen ver
antwoording aan den Raad verschuldigd.
Maar ik wil er toch wel op wijzen, dat Uwre redevoering
niet opgaat. De S. D. A. P. wordt niet in eene uitzonderings
positie geplaatst. De dag van gisteren is een andere dan die
van heden. Wanneer men hier bijv. den 3en October viert,
is het een groot verschil of bijv. eenige kinderen spontaan
een versje zingen, dan wel dat hier met een speciaal doel een
deel van de bevolking eene betooging gaat houden. In het
laatste geval heeft men noodig eene vergunning om een optocht
te houden en om liedjes te zingen.
Maar hoe is de zaak hier? Het maakt op mij den indruk
ik zeg niet, dat het echter is gedaan alsof hier geen ver
gunning is gevraagd om eens te kijken, hoe het ging.
Wanneer men mij eene vergunning had gevraagd om ge
meenschappelijk onder het zingen van liedjes naar het Raad
huis te gaan, dan had ik die zeker niet geweigerd.
Maar die vergunning had men dan ook moeten vragen.
Vandaag zijn er ook andere partijen voor het eerst in den
Raad vertegenwoordigd. De Economische partij is er voor het
eerst en ook de Communistische partij. Wanneer allen dien
dag hadden gevierd door zonder het vragen van eene ver
gunning optochten te houden, dan zou men een vreemden
toestand hebben gekregen.
Wanneer U zich kwam beklagen over het weigeren van eene
dergelijke vergunning zou ik mij dat kunnen begrijpen.
Wat U opmerkt over eene uitzonderingspositie van de
S. D. A. P. hier ter stede, gaat absoluut niet opde politie
heeft eenvoudig verhinderd het overschrijden van een artikel