DINSDAG 2 SEPTEMBER 1919. 227 heb, dan zegt de Heer van Stralen dat ook van de woningen onder dwang van de verhuurders zouden zijn verhuurd, en dan vind ik dat eene opmerking, die alleszins waard is om daaraan onze volle aandacht te wijden. Maar wanneer wij er dan toe overgaan om aan de tellers van de woningen een heel ander werk op te dragen nl. om te inspecteeren of er geene overtredingen van de desbetref fende wet zijn gepleegd,- dan meen ik dat wij voor die tel lers heel andere menschen moeten hebben dan op hetoogen- blik het geval is. Die acht ik niet geschikt voor een derge lijk diepgaand onderzoek. Hoe belangrijk ik de opmerking van den heer van Stralen ook acht, ik geloof dat het niet juist is, om die twee zaken te combineeren. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Zou het niet mogelijk zijn dat er bij deze woningtelling eene enquete werd ge houden naar het feit hoeveel panden hier ter stede dubbel bewoond worden? Tk meen, dat dit toch wel van belang voor de gemeente is. De heer van der Pot. Een van de doeleinden van het onderzoek is juist om te komen, achter den omvang van het euvel der dubbele bewoning. De Voorzitter. Ik heb de volgende motie van den heer van Stralen ontvangen »De Raad, van oordeel dat het géwenscht is om de te houden woning telling ook dienstbaar te maken aan het opsporen van over tredingen van de Huurcommissiewet; van oordeel tevens dat het meerdere werk, daaraan ver bonden, het tijdelijk aanstellen van een of eenige ambtenaren meer zal noodig maken noodigt Burg. en Weth. uit de daartoe noodige maatregelen te nemen; besluit het crediet, door Burgemeester en Wethouders in hun voorstel genoemd, te verhoogen tot 15U0.— en gaat over tot de orde van den dag." Aangezien deze motie voldoende wordt ondersteund maakt zij derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Sijtsma. M. d. V. Voordat ik mijn gevoelen uit spreek over deze motie, zou ik werkelijk wel eens een antwoord willen hebben van den Voorzitter of van den oud-voorzitter van de Huurcommissie, of het niet waar is, dat in de Huur- commissie een geest heerscht, die niet den weg op wil om een onderzoek in te stellen zooals de heer van Stralen wenscht. Wanneer dat het geval is, wanneer die commissie dat niet doen wil, zeggende dat het niet op haar weg ligt, mijns .inziens ligt het wel op haar weg dan zou ik den weg van den heer van Stralen op willen. Dan moet de gemeente het maar doen. Het lijkt mij ook van groot belang dat wij weten hoe de verhoudingen daaromtrent tusschen de verhuurders en de huurders zijn. Misschien kan de heer van der Pot als oud-voorzitter van de Huurcommissie nog eene verklaring afleggen, die mij daar omtrent kan geruststellen. Zoo niet, dan zal ik voor de motie van den heer van Stralen stemmen. De heer van der Pot. M. d. V. De heer Sijtsma richt hier een pertinente vraag tot mij. Ik kan daar moeilijk op ant woorden. Ik herinner mij uit den tijd, dat ik het genoegen had voorzitter van de Huurcommissie te zijn, dat men daar over onderscheidene zaken nogal eens verschillende gevoelens had en dat uit den aard der zaak, omdat in die commissie zoowel vertegenwoordigers van de verhuurders als van huurders zaten. Maar de vraag in hoeverre het op den weg van de Huur commissie ligt een onderzoek in te stellen naar den omvang van de overtredingen van de onderwerpelijke Wet, is, voor zoover ik mij herinner, zoolang ik voorzitter was, nooit aan de orde geweest. Toch meen ik er op te moeten wijzen dat men uit de op merking van den heer Huges niet moet afleiden, dat in 60°/0 van de gevallen de Huurcommissiewet niet wordt nageleefd. Het feit, dat slechts 40% van alle woningen de Huurcommissie hebben gepasseerd, bewijst voor de overige gevallen nog niets. Men kan wel veronderstellen, dat zich daaronder overtredingen bevinden, maar omtrent de hoegrootheid van dat getal zegt het niets. Het komt mij ik herhaal het nogmaals voor, hoe wenschelijk ook ik het zou vinden, dat wij eens wisten in welke mate overtredingen van deze wet plaats heeft dat, waar hier het Rijk een opdracht heeft gegeven aan het Gemeentebestuur om eene woningtelling te verrichten volgens een bepaald omschreven programma, waarvoor eene subsidie wordt gegeven, dat het bezwaarlijk aangaat voor de gemeente daaraan eene geheel andere opdracht te verbinden op de wijze als de heer van Stralen dat wil. Ik ontraad dus Let aannemen van de motie. De heer Pera. M. d. V. Ik ben met het werk van de Huur commissie ook niet geheel onbekend. De heer van Stralen heeft gezegd, dat 40 van de woningen de Huurcommissie zijn gepasseerd, dus zouden 60o/o over blijven, die niet in behandeling zijn geweest. Dan moet in aanmerking worden genomen, dat onder de 60% een groot gedeelte is, dat niet in behandeling zal komen, zooals woningen door de eigenaren zelf bewoond. Het is een enkele maal voor gekomen, dat de zaak niet in den haak was, maar het is ook meermalen gebeurd, dat men eerst meende dat er overtreding had plaats gehad en dat het per slot van rekening bleek, dat er geen aanmerking was te maken. Dat nude ontduiking een omvang heeft als de heer van Stralen den indruk geeft, meen ik zeer overdreven te zijn. Zoo groot is het aantal niet, waarop aanmerking is te maken. Het komt mij integendeel voor dat dat aantal wel klein zal zijn, want het een en ander wordt wel in de Huurcommissie besproken en nagegaan en het mag gezegd, de Huurcommissie gaat die zaken met ernst onderzoeken. Men maakt er ijverig werk van om zich van een en ander op de hoogte te stellen. En waar ik mag constateeren dat het aantal, naar ik durf aannemen, gering is en dat de overtredingen niet zoo talrijk zijn als op het oogenblik wordt voorgesteld, meen ik dat er nota van moet worden genomen, dat de gemeente een opdracht van het Rijk heeft; en waar het noodig is eene zuivere controle bij dat werk te houden, daar verdient het aanbeveling dat de gemeente zich beperkt, tot datgene wat haar is opgedragen. De motie-van Stralen daarop in stemming gebracht wordt aangenomen met 16 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen de dames en heeren Mevr. Baart—Braggaar, Oostveen, van der Zeeuw, de La Rie, van Gruting, van Weeren, Oostdam, Heemskerk, Sijtsma, Ivuivenhoven, Bisschop, van Tol, Dubbeldeman, van Stralen, Groeneveld en Mevr. Dubbel demanTrago. Tegen stemmen de heeren van der Pot, van der Lip, Huges, van Hamel, Eikerbout, Wilmer, Huurman, de Lange, Pera, Splinter, Bots, A. Mulder, Stijnman en J. P. Mulder. Het gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXVII. Praeadvies op het verzoek van H. Zuiderlaan om eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. No. 251). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XXVIII. Voorstel tot aankoop van de perceelen Oude Vest Nis 37 en 39 en tot beschikbaarstelling van den voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 258). De beraadslaging wordt geopend. De heer A. Mulder. M. d. V. Burgemeester en Wethouders maken in hun preadvies terecht gewag van het feit, dat de Commissie van Fabricage het gevraagde ofïer voor de gemeente kas te hoog acht en er den voorkeur aan zou geven om den concierge te verplichten zich nabij de school te vestigen. Daar komen Burgemeester en Wethouders tegen op. Als lid van de oude Commissie van Fabricage blijf ik toch bij mijn gedachte, dat dit bedrag om f 10.000.— uit te geven om den concierge wat dichter bij de school te doen wonen, een ofïer is dat niet van ons mag worden gevraagd, waarbij nog komt dat die twee panden van dien aard zijn, dat ze mijns inziens niet een weinig, maar veel te duur zijn. Ik wil van die perceelen niet te veel zeggen, maar in elk geval zijn ze in een toestand die veel te wenschen overlaat. Nu kan het wenschelijk zijn, dat die concierge dicht, on middellijk bij de school woont en kan men zeggen, dat daar geene andere woningen zijn te vinden, maar waar dat al zoo lang het geval is en wij voor eene dergelijke uitgave staan, ben ik van meening niet uit conservatisme dat wjj die zaak nog maar wat moeten aanhouden totdat vandaag of morgen wij in de gelegenheid zijn den concierge wat dichter bij de school te huisvesten. Ook geloof ik dat al woonde de concierge dichter bij de school, dit al weinig succes zou hebben ten opzichte van de overblijvers. Wij weten hoe dat gaat, wanneer men niet in de school zelf is, dan is het toezicht toch niets. Ik hoop dat de Raad niet mede zal gaan met het voorstel om f 10.000.uit te geven voor een paar panden voor een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 7