226
DINSDAG 2 SEPTEMBER 1919.
XXIV. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs.
(Zie log. St. No. 249).
Benoemd wordt met 20 stemmen de heer Dr. C. S. Lethner
de heer Wilmer verkreeg 1 stem, terwijl 8 stemmen van
onwaarde waren.
(De heer van Hamel komt ter vergadering).
XXV. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het teekenen
aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 254).
Benoemd wordt voor den tijd van 1 jaar do heer K. J.
Wattez met 28 stemmen; 2 biljetten waren van onwaarde.
De Voorzitter. Thans zijn wij gekomen aan het einde van
de benoemingen. Ik mag zeker de heeren stemopnemers wel
bedanken voor de vele moeite, die zij zich vandaag hebben
getroost wegens het enorme aantal stemmingen, dat heeft
plaats gehad.
XXVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
houden van een woningtelling.
(Zie Ing. St. No. 255.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Het spreekt van zelf, dat de
S. D. A. P. Raadsfractie tegen dit voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet gekant zal zijn.
Maar wij wenschen daar eene enkele opmerking aan te
verbinden.
Het kan bekend geacht worden dat de Huurcommissiewet,
zoolang zij in werking is, nog niet volledig aan haar doél
heeft beantwoord, ondanks het feit, dat ongeveer een 40%
van de Leidsche woningen bij de Huurcommissie in geding
zijn geweest naar aanleiding van eene huuraanvraag. Vast
staat echter, dat er onder de overige 60% verschillende ge
vallen zijn, waarbij de huiseigenaars de Huurcommissiewet
ontduiken, doordat zij wel de huur hebben verhoogd, maar
daarvoor geen goedkeuring aan de Huurcommissie hebben
gevraagd.
Het komt mij nu voor, dat het van belang is, dat deze
woningtelling wordt dienstbaar gemaakt voor een goede toe
passing van de Huurcommissiewet.
Ik zou willen vragen of het niet mogelijk is, dat bij deze
woningtelling ook wordt gecontroleerd in hoeverre de Huur
commissiewet wordt overtreden. Men kon dat bijvoorbeeld
bereiken door in de opgaven aan de verschillende bewoners
te vragen het bedrag van de huur op 1 Januari 1916 en den
thans bestaanden huurprijs. Dan kan men op het bureau van
de Huurcommissie vergelijken in hoeverre deze huren niet
bij haar waren opgegeven en op die wijze eene overtreding
zou zijn gepleegd, die op die manier zouden kunnen worden
achterhaald.
Het blijkt wel niet uit het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, dat vrij sober is toegelicht, maar het is mij be
kend, dat ter zake zal worden verzocht de hulp van de Leidsche
Huurcommissie.
Daar hebben wij geen bezwaar tegen, maar daar vloeit uit
voort, dat deze commissie, die op de hoogte is van de huur
van de woningen, hare medewerking kan verleenen, zoodat
in overleg met die Commissie kan worden bereikt, hetgeen
wij voorstellen, namelijk dat onderzocht wordt in hoeverre de
Huurcommissiewet is overtreden.
In dit verband omdat wij wel begrijpen, dat die meerdere
werkzaamheden ook meerdere uitgaven zullen veroorzaken
meenen wij dat het uitgetrokken bedrag van 1200.te
laag zal zijn. Op zich zelf is het toch ook al niet hoog, want
als men aanneemt dat het onderzoek zal loopen over 12000
pereeelen en men schat het aantal woningen, dat een ambtenaar
per dag kan bezoeken op 50, dan komt dat hierop neer, dat
een zestal ambtenaren voor die 8 weken zullen moeten worden
aangesteld en het genoemde bedrag komt ons voor een dergelijk
onderzoek wel wat laag voor.
Om te besluiten zou ik dus gaarne van den Voorzitter
vernemen in hoeverre hij wil ingaan op ons idee om deze
woningtelling uit te breiden in dien zin, dat opgespoord zullen
worden de eventueele overtredingen van de Huurcommissiewet.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou den heer van Stralen
wel even willen antwoorden.
In de eerste plaats is niet juist de opmerking van dien
geachten spreker dat de medewerking van de Huurcommissie
is gevraagd voor dezen arbeid.
De zaak is, dat Burgemeester en Wethouders met goedvinden
van die commissie den secretaris van de Huurcommissie hebben
verzocht om de leiding in dezen op zich te nemen, niet in
zijn kwaliteit van secretaris van de Huurcommissie, maar
hij treedt dan voor dit doel in tijdelijken dienst van de
gemeente. Het is door het gemeentebestuur zelf, dat de heer
Witmans met die werkzaamheden zal worden belast.
Wat in de tweede plaats de quaestie van de kosten betreft
geloof ik dat ƒ1200.globaal geraamd, wel voldoende was.
Mocht dat niet zoo zijn, dan kunnen Burgemeester en Wet
houders natuurlijk bij den Raad komen met een verzoek om
verhooging van het toegestane bedrag.
Wat tenslotte betreft de vraag of deze woningtelling niet
tevens dienstbaar kan worden gemaakt aan een ander onderzoek
en wel naar de behoorlijke naleving van de Huurcommissiewet
meen ik, dat dit veeleer een zaak is van de Huurcommissie
zelve en waar nu toch haar secretaris bovendien de leiding
zal krijgen van de telling, is er misschien voor de Huur
commissie aanleiding om haar secretaris een opdracht te
geven gelijktijdig nog te doen verrichten een ander onderzoek
dat strekken kan om te zien of de wet juist wordt toegepast,
maar dat ligt geheel buiten de taak in deze van de gemeente.
De gemeente handelt hier niet qua gemeente, maar voert
een opdracht uit, haar door het Rijk gegeven en daarom moet
die opdracht ook vervuld worden in den zin als die door het
Rijk is gegeven en die is in strikten vorm vervat. Het zijn
hier bepaalde vragen die het Rijk beantwoord wenscht te
zien en die vragen moet de gemeente dus stellen en voor dien
arbeid krijgt zij eene bepaald geldelijke bijdrage van het Rijk.
Het komt mij voor, dat de gemeente zich uitsluitend tot de
vervulling van die opdracht moet bepalen en wat er eventueel
in den door den heer van Stralen bedoelde zin kan of moet
gebeuren een zaak is uitsluitend van de Huurcommissie,
waarin de heer van Stralen zelf dat denkbeeld zal kunnen
verdedigen.
De heer van Stralen. Het hangt er heelemaal van af hoe
die telbriefjes worden ingericht. Wanneer die zoo worden
ingericht, dat daarop den tegenwoordigen huurprijs en die
van vroeger worden gevraagd, dan is dat niet moeielijk.
Maar wel komt het mij moeilijk voor, om aan den secretaris
op te dragen daarnaast nog aan den controleerenden ambte
naar een tweede onderzoek op te dragen. Dan lijkt het mij
beter, dat de zaak onmiddellijk van Burgemeester en Wet
houders uitgaat.
Want het is niet te ontkennen dat het voor de gemeente
van groot belang is, dat de Huurcommissiewet goed wordt
toegepast, en het komt mij voor, dat aan de zijde van de
Regeering, die deze telling heeft gelast er geen bezwaar zal
worden gemaakt dat het gemeentebestuur die telling tevens
dienstbaar zal maken ter opsporing van de overtredingen van
genoemde wet.
Dat zal in elk geval meerdere uitgaven tengevolge hebben,
omdat het onderzoek wat langer zal duren, maar ik zie er
toch geen bezwaar in, dat dit onderzoek er aan verbonden
zal worden.
Ik zal gaarne nog het antwoord van den Voorzitter af
wachten. Mocht dat echter niet bevredigend zijn, dan stel ik
alsnog voor om de wijziging, zooals ik die toegelicht
heb, aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan
te brengen.
De heer van der Pot. Die telbriefjes zijn ook door het
Rijk vastgesteld. Wanneer gebeurt wat de heer van Stralen
wenscht, zouden er naast die telbriefjes nog een of meer
vragen moeten worden opgesteld, en of de tellers dan een
opdracht daartoe krijgen van Burgemeester en Wethouders
of van de Huurcommissie dat komt mij, wat het resultaat
betreft voor te zijn lood om oud ijzer. De kosten van de Huur
commissie moeten tenslotte dan toch weder door het Rijk en
de gemeente gedragen worden.
Het lijkt mij dan ook in deze juister dat de opdracht
komt van den kant van de Huurcommissie, omdat het toch
wel eerder geacht mag worden een zaak van de Huureom-
missie te zijn om te zien of de wet, in verband waarmede
zij is ingesteld, in deze stad wordt nageleefd.
De heer van Stralen verkrijgt voor de derde maal het woord.
De heer van Stralen. M. d. V. Naar mijne meening zou
er in de Huurcommissie geene meerderheid zijn te vinden,
die deze opdracht zou willen volvoeren. Zij zal zich op bet
standpunt stellen, dat zij niet tot taak heeft dergelijke
overtredingen op te sporen.
Wellicht weet de heer van der Pot uit zijne vroegere functie
als Voorzitter van die commissie dit nog wel en daarom lijkt
het mij verkeerd dat een dergelijk onderzoek van haar zou
uitgaan, maar acht ik het beter, dat hier Burgemeester en
Wethouders optreden.
De heer Huges. M. d. V. Wanneer ik het goed verstaan