DINSDAG 2 SEPTEMBER 1919. 225 Worden successievelijk benoemd tot lid de beer Heemskerk met 15 stemmen (11 stemmen waren uitgebracht op den heer Dubbeldeman, 2 op den heer A. Mulder en 1 op den heer Wilmer), en tot plaatsvervangend lid na eene nieuwe vrije stemming de heer Eikerbout met 17 stemmen (11 stemmen waren uitgebracht op den heer Dubbeldeman en 1 op den heer Kuivenhoven). De heeren Heemskerk en Eikerbout verklaren hunne be noeming te nemen. XXI. Benoeming van een Voorzitter en van een plaatsver vangend Voorzitter der Commissie van advies, bedoeld in artikel 35 van de verordening, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, (vacatures: de heer Mr. P. E. Briët en K. Sijtsma). Worden successievelijk benoemd tot Voorzitter de beer Oostdam met 16 stemmen (een biljet was in blanco en 9stemmen waren uitgebracht op den heer Dubbeldeman en 3 op den heer Sijtsma), en de heer Sijtsma tot plaatsvervangend Voorzitter met 19 stemmen (een biljet was in blanco en 9 stemmen waren uitgebracht op den heer Dubbeldeman). De heeren Oostdam en Sijtsma verklaren hunne benoeming aan te nemen. XXII. Benoeming van twee leden van het Bestuur der ver- eeniging tot instandhouding van het Leidsch Muziekcorps, (vacatures: de heeren G. P. Timp en W. Pera). De heer de Lange. M. d. V. Mij wordt gezegd, dat de heer van Hamel hier al een toezicht heeft, of hoe men het noe men wil. Ik zeg dit, omdat er leden zouden kunnen zijn, die de heer van Hamel zouden willen benoemen in de plaats van den heer Timp. Dat zal dus niet kunnen gebeuren. De heer Pera: Ik heb ook al opgemerkt, dat de heer van Hamel reeds zijn plaats in het Bestuur heeft en als zoodanig niet kan worden benoemd. In zooverre zou men dan tevergeefs werk doen door den heer van Hamel te benoemen. Het werk als zoodanig beteekent echter niet veel, omdat men eenmaal in een jaar samenkomt om de rekening na te gaan. Maar formeel gaat het niet. Worden alsnu successievelijk benoemd de heer Sijtsma met 13 stemmen (8 biljetten waren van onwaarde; 3 stemmen waren uitgebracht op den heer van Gruting2 op den heer Pera en 1 op Mevr. BaartBraggaar en de heeren Wilmer en Dubbeldeman terwijl 1 biljet van onwaarde was), en de heer van Gruting met 20 stemmen (5 biljetten waren in blanco en 1 stem was uitgebracht op de heeren de Lange, Groeneveld, Pera en Mevr. BaartBraggaar). De heeren Sijtsma en van Gruting verklaren hunne be noeming aan te nemen. XXIII. Benoeming van een lid van het Bestuur der ver- eeniging »Kennis is Macht", (vacature: de heer K. Sijtsma). Wordt benoemd de heer Sijtsma met 19 stemmen (2 biljetten waren in blanco; 7 stemmen werden uitgebracht op den heer Groeneveld en 1 op Mevr. BaartBraggaar). De heer Sijtsma verklaart zijn benoeming aan te nemen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik kan mij begrijpen dat de Rechterzijde gebruik maakt van hare kleine meerderheid om voor zichzelf de meeste belangrijke plaatsen in commissiën, die hier aanwezig waren, op te eischen, maar ik wensch er toch tegen te protesteeren, dat eene sterke fractie als de onze, die een groot gedeelte van de kiezers achter zich heeft en eene arbeidersbeweging, die nog wel zoo groot is als die van den heer Heemskerk en Eikerbout te zamen, op ergerlijke wijze uit de belangrijke commissiën, als die van de Arbeids beurs en van het Werkliedenreglement, van de rechtspositie van de ambtenaren en Fabricage, is geweerd. Ik wensch daar tegen uitdrukkelijk te protesteeren. De heer Heemskerk. Na het protest van den heer van Stralen wil ik toch ook protesteeren aan het eind van deze stemmingen tegen het feit, dat hoewel een groot gedeelte van den Raad gebruik had kunnen maken van hare meerderheid om een zekere partij uit al de te vervullen functies te weren niet alleen, maar zelfs heeft medegewerkt aan het bezetten van plaatsen door die partij, wat gebleken is uit de stemming, waarbij zelfs leden dier partij met algemeene stemmen zijn gekozen, de bedoelde partij niet heeft medegewerkt om voor de andere plaatsen functionnarissen aan te wijzen, maar zich eenvoudig heeft beperkt met blanco te stemmen. De heer Wilmer. M. d. V. Ik geloof, dat de heer van Stralen zich heeft vergist. Wij hebben allen eenige dagen geleden een schrijven ont vangen van de S. D. A. P.-Raadsfractie, dat als volgt aanving: Onze fractie heeft voor de hieronder genoemde vaste Raads commissies de navolgende candidaten uit ons midden gesteld, waarvoor we beleefd uw stem verzoeken: (volgen namen der commissies). En daaraan heeft de Rechterzijde zoo goed als geheel voldaan. In ieder van die Commissies is een lid van de S. D. A. P. benoemd, behalve in die van Fabricage. De commissiën, welke de heer van Stralen noemt, staan hierbij niet aangegeven. Wanneer hij er op gestaan had om daarin een lid van de S. D. A. P. te benoemen, dan had het op zijn weg gelegen om daaromtrent met de Rechterzijde te onderhandelen, gelijk met de overige commissies het geval is geweest. Men heeft wel meer succes met in het openbaar te protes teeren, doch het was doeltreffender geweest, wanneer er een onderlinge bespreking had plaats gehad; en dat is niet ge schied. Ik herhaal: in zoo goed als alle die commissiën, waarvoor een S. D. A. P.er, was aanbevolen, daarin is deze ook benoemd geworden. De heer Pera. M. d. V. Ik wil omtrent deze zaak ook eene enkele opmerking maken. Wij zijn begonnen met ons te richten tot de Raadsleden der S. D. A. P. om te vragen of zij een Wethouderszetel be geerden. Wij hebben gevraagd om daarop binnen 14 dagen antwoord te mogen ontvangen. Dat antwoord is ons niet binnen den gevraagden tijd gegeven en dat heeft ten gevolge gehad, dat wij van onzen kant niet hebben kunnen doen, wat wij ons hadden voorgenomen. Wij hadden bepaald, dat wij in onzen kring bij elkaar zouden komen Donderdagavond, vóór welken avond wij een antwoord hadden gevraagd. Wij kregen ten antwoord, dat men eerst Vrijdagavond na dien Donderdag zou vergaderen en dat ons Zaterdag antwoord zou worden gegeven, zoodat wij niet eerder konden samenkomen dan Maandag. Had men aan otis verzoek voldaan, dat wij Donderdagavond antwoord hadden gekregen, dan was het zeker in ons voor nemen geweest om in nader overleg te treden omtrent het verdeelen van de commissieleden. Wij hebben dus Maandagavond samen moeten komen, omdat wij eenige regelingen moesten treffen en ook om eene indeeling te maken van de samenstelling van de onderscheidene commissiën. Ik herhaal dus, dat wanneer wij eerder antwoord hadden gehad, dan was het mogelijk geweest met de wenschen rekening te houden. Veertien dagen was toch een behoorlijke tijd. Wij hadden niet het genoegen verschillende personen uit den betrokken kring te kennen en wisten dus niet wie zich tot een en ander leende, en hebben zoodoende een greep moeten doen, doch voorzoover het mogelijk was hebben wij nog gehoor gegeven aan het late ingekomen verzoek tot ons gericht. Ik verklaar dus dat het verwijt van de S. D. A. P. in deze ongegrond is en dat men na hetgeen door mij is medegedeeld, dat zal moeten erkennen en dat wanneer men tijdig met het antwoord was gekomen deze zaak zich geregelder zou hebben ontwikkeld en ook vriendschappelijker. Ik wil 'uitdrukkelijk constateeren, dat er absoluut niets bij ons heeft voorgezeten, dat aanleiding zou hebben gegeven om de heeren uit te sluiten. Het is ons niet te doen om tweedracht te zaaien maar wel om samen te werken en tegemoet te komen, daar waar dat eenigszins mogelijk is. De heer de Lange. M. d. V. Ik wensch er nog eene op merking bij te voegen en dat is deze, dat na afloop van deze stemmingen moet worden geconstateerd, dat er een deel van den Raad is, dat niet één stem heeft uitgebracht op de Raads leden, die niet behooren tot hunne partij. De heer Groeneveld. M. d. V. Naar aanleiding van de opmerking door den heer de Lange gemaakt, dat een deel van den Raad steeds op eigen candidaten heeft gestemd en niet op de anderen, moet ik antwoorden, dat de heer de Lange dat niet kan weten. En al was dat zoo, dan is dat de schuld van de Rechtsche Raadsfractie. Wij hebben geen bericht ont vangen op welke candidaten de Rechtsche fractie gaarne gestemd zou zien. Wanneer wij daarvan bericht hadden ge kregen, zouden wij op de meeste van die candidaten hebben gestemd. Maar daar wij hunne candidaten niet wisten, konden wij niet anders doen dan blanco stemmen, omdat wanneer wij op een lid van de Rechterzijde stemden, wij niet zouden weten of dat wel hun candidaat zou zijn. Dus de schuld voor dat feit ligt ten deze bij de Rechtsche Raadsfractie zelf, die geen opgave heeft gedaan van hare candidaten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 5