218 DONDERDAG 28 AUGUSTUS 1919. bewerken, dat ook de politie voor overuren werd betaald. Ik acht dit bij den tegenwoordigen stand van zaken wenschelijk. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming wordt conform het praeadvies besloten. XVI. Voorstel tot overbrenging van het dienstjaar 1918 op dat van 1919 van de benoodigde gelden voor de voldoening van eenige onbetaald gebleven vorderingen en tot voldoening van gelden uit den post «Onvoorziene Uitgaven" voor 1919. (Zie Ing. St. No. 232.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XVII. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over het jaar 1918, met inbegrip van die der Haarlemmervaart. (Zie Ing. St. no. 231). De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. d. V. Eene kleine opmerking zij mij vergund, niet over de rekening zelf, want dat is een zoo omvangrijk dossier, dat men het niet in enkele dagen door kan werken, maar ik vertrouw, dat de Commissie van Financiën die wel goed zal hebben nagegaan en dat straks Gedeputeerde Staten de rekening in orde zullen vinden. Echter op pagina 153 van de Ingekomen Stukken lees ik, dat zal moeten worden voorzien onder andere in de uitgave voor den bouw van eene school op het Schuttersveld in een bedrag van ƒ220.000.Mag ik opmerken, dat pas in de vorige vergadering besloten is dat de raming zou zijn ƒ250.000. Dat bedrag van ƒ220.000.zal dus moeten worden veranderd in ƒ250.000. De Voorzitter. Wij hebben hier te doen met eene raming. Dit stuk was al gezet voor dat het betreffende voorstel hier in behandeling kwam. Het doet er feitelijk niets toe, maar U hebt volkomen gelijk. Ik dank U. zeer voor Uwe opmerking. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. (De Wethouders worden geacht zich buiten stemming te hebben gehouden.) De Voorzitter. Ik zal thans genoodzaakt zijn de deuren te doen sluiten ter bespreking van eene zaak van gewicht. De Voorzitter doet alsnu de deuien sluiten en verandert de vergadering in eene met gesloten deuren. Na eenigen tijd word de geschorste openbare vergadering weder hervat. De Voorzitter. Alvorens tot de rondvraag over te gaan zou ik nog een spoedeischend voorstel bij den Raad aan hangig willen maken, namelijk een voorstel tot eene wijziging in het Reglement van Orde. Naar aanleiding van eene opmerking van Gedeputeerde Staten, dat het bij Raadsbesluit van 31 Juli 1919 tusschen het 2e en 3e lid van artikel 18 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Gemeenteraad ingelaschte nieuwe lid in strijd zou zijn met het voorschrift van artikel 42, lid 2 der Gemeentewet, stellen wij U voor het tusschen het 2e en 3e lid van artikel 18 ingelaschte nieuwe lid als volgt te lezep: «Hierna beslist de Raad omtrent de wijze van behandeling; is echter een stuk later dan 24 uur vóór den aanvang van de vergadering ingekomen, dan wordt de beslissing omtrent de wijze van behandeling van het stuk aangehouden tot de volgende vergadering, tenzij de Voorzitter uitstel niet wensche lijk acht." Met andere woorden beslist nu niet meer de Voorzitter, dat een stuk niet in behandeling zal komen, maar de Raad zelf, terwijl de Burgemeester bij uitzondering kan zeggen, aangezien de Burgemeester de stukken opent en daarover dus het snelst kan oordeelen: dit is een stuk van zoo een- voudigen aard, laten wij het maar dadelijk behandelen. De Raad blijft dan echter altijd nog vrij om te zeggen: wij stellen de behandeling uit. Hier wordt dus als het ware de behandeling van een stuk, dat in den Raad komt, niet meer uitgesteld door den Burgemeester, maar door den Raad. Ik stel dus namens Burgemeester en Wethouders voor om over dit voorstel eerie spoedeischende beslissing te nemen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beslo ten het voorstel spoedeischend te behandelen. De Voorzitter. Kan de Commissie van de Huishoudelijke verordeningen met dat voorstel medegaan? De heer van der Elst. Ik zie geen bezwaar tegen eene dergelijke redactie. De Voorzitter. Wij zijn nu aan het einde van de agenda gekomen. Mag ik dan even een paar antwoorden geven op vragen in de vorige vergadering gedaan? De heer Sijtsma heeft toen een vraag gedaan omtrent de stokvisch. Hij had vernomen, dat die bedorven zou zijn. Dr. Stuurman heeft mij echter verzekerd, dat er niets aan mankeerde en dat de stokvisch in goede conditie is. Wat de onkosten der vleeschdistributie betreft kan ik het volgende mededeelen. Het tekort bedraagt 18000.waarvan 10000.ten goede is gekomen aan het Slachthuis en ƒ5000. aan de koelinrichting, zoodat er voor weinig kosten vleesch gedistribueerd is geworden. Behalve wat de slagers hebben geslacht en wat aan goedkoop kopvleesch en afval is gedistri bueerd, is er vanwege het Slachthuis gedistribueerd ongeveer 380000 K.G. Ik kan den heer de Lange mededeelen, dat een uitvoerig rapport van den heer Stuurman ter lezing is gelegd in de leeskamer. Dit stuk zal bovendien worden gepubliceerd in het gemeenteverslag. Wat de voedselvoorziening betreft hoop ik zoo spoedig mogelijk de gevraagde inlichtingen te kunnen geven. De heer de Lange. M. d. V. Ik dank Burgemeester en Wethouders ten zeerste voor de vlugge beantwoording mijner vragen. Ik kan mededeelen dat ik het verslag van den heer Stuurman reeds heb gelezen. Tot mijne verbazing en ver heugenis vond ik het vanmorgen in de Leeskamer. Ik wil er evenwel bijvoegen, dat eveneens tot mijne verbazing dat ver slag een datum draagt van '18 Juli 1919. Wanneer ik daarnaast plaats de groote bezwaren door U Mijnheer de Voorzitter in de vergadering van 21 dezer geopperd om aan mijn verzoek te voldoen, dan moet ik toch zeggen, dat de datum van dit verslag al die bezwaren heeft weggevaagd. Die bezwaren blijken niet te hebben bestaan, want alles wat ik vroeg was toen reeds aanwezig. De Voorzitter. Het bestaan van dit verslag was mij niet bekend. Wanneer ik dat geweten had, dan zou er geen reden zijn geweest om niet aan Uw wensch gevolg te geven. Ik heb alleen gezegd, dat het maken van zulk een verslag zooveel werk met zich zou brengen. Nu het verslag er is, is er geen reden om U dit niet ter hand te stellen. De heer de Lange. M. d. V. Ik herhaal, dat de aanwezig heid van dit verslag al de door U gemaakte bezwaren heeft weggevaagd. De Voorzitter. Ik heb gewezen op de moeite, die het zou gegeven hebben een dergelijk verslag samen te stellen. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben blij, dat de ambtenaar zoo accuraat is geweest te doen, wat ik van hem heb verwacht. De heer Oostdam. M. d. V. Ik zou gaarne de aandacht willen vestigen op de groote noodzakelijkheid van het hebben van een ruim sportterrein en op de mogelijkheid om nu zulk een terrein aan te leggen. De vorige week toch, hebben wij eenige waardevolle terreinen aangekocht, zeer gunstig daarvoor gelegen. Deze zouden mijns inziens goed kunnen worden in gericht voor een sportterrein. De voetbalbeweging te dezer stede kwijnt tengevolge van gebrek aan een behoorlijk speel terrein en uit mijn ondervinding als adjunct-Directeur van het Rijksopvoedingsgesticht te dezer stede weet ik, dat voet bal bij uitstek geschikt is om de jeugd bezig te houden. Een flinke match is dagen van te voren en dagen daarna het onderwerp van het gesprek. Het is dan ook voor de Leidsche jongelingschap van het grootste belang, dat een sportterrein wordt aangelegd, wat zeer goed mogelijk zal zijn op de pas aangekochte gronden. De heer Fokker. M. d. V. Hebben wij dien grond niet gekocht voor volkshuisvesting? Het komt mij vreemd voor, wanneer wój grond hebben gekocht voor de volkshuisvesting, dat men dan in eene volgende vergadering maar in eens rauwelings een vraag doet met de bedoeling het terrein aan de eenmaal daaraan gegeven bestemming te onttrekken om daarvan een voetbalveld te maken. De Voorzitter. De heer Oostdam heeft hier alleen maar iets belangrijks medegedeeld. Ik zeg niet, dat het zoo is. Ik kan wel dit zeggen: De heer Oostdam zal zich herinneren, dat een poosje geleden èen adres is ingediend omtrent het verschaffen van een sportterrein. Dat is in onderzoek. Daarover zullen wij praeadvies uitbrengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 8