165 verder laten rusten, belangstellenden naar het zich in de Lees kamer bevindende dossier verwijzende. Een volgende opmerking, aanvankelijk alleen ten opzichte van de regeling voor het Gymnasium gemaakt, heeft betrek king op de vaststelling der jaarwedde voor de tijdelijke leeraren. Terwijl Uwerzijds overeenkomstig de bestaande regeling was vastgesteld, dat voor die leeraren het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling wordt bepaald, acht de Minister het gewenscht, dat voor tijdelijke leeraren dezelfde regeling wordt getroffen als voor de vaste. Nadat er dezerzijds op ge wezen was, dat zulks in de praktijk misschien niet altijd mogelijk zou zijn in verband met door tijdelijke krachten ge stelde voorwaarden, heeft de Minister echter genoegen geno men met een voorschrift, waarbij weliswaar wordt bepaald, dat voor tijdelijke leeraren dezelfde regeling geldt als voor de vaste, doch den Raad tevens de bevoegdheid wordt ge geven bij de aanstelling anders te bepalen. Ook tegen de bepaling in zake het ontslag op 70 jarigen leeftijd verzet de Minister zich bij de gymnasiale regeling. Overeengekomen is daarom U voor te stellen, om zoowel de leeraren aan de Hoogere Burgerschool als die aan het Gymnasium te verplichten reeds tegen het einde van den cursus, waarin zij den 65-jarigen leeftijd bereikt hebben, ontslag aan te vragen, evenwel met dien verstande, dat Uwe Vergadering de bevoegdheid heeft hen tot hun 70ste jaar telkens voor een jaar weder te benoemen. Ten slotte kan de Minister er zich niet mede vereenigen, dat ten opzichte van de leeraren aan het Gymnasium wordt bepaald, dat voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week 140 wordt genoten, in plaats van ƒ120, zooals met betrek king tot de leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor elk uur boven 26 uur per week het geval is. Ofschoon er dezer zijds de aandacht op werd gevestigd, dat een dergelijke hoogere bezoldiging billijk is, omdat elk lesuur aan het Gym nasium 60 minuten en bij de Burgerschool slechts 50 minuten duurt, mocht het ons niet gelukken den Minister op zijn eenmaal ingenomen standpunt te doen terugkomen. Na in het bovenstaande de opmerkingen van den Minister onder de oogen te hebben gezien, behoeven de artikelen van de hier opnieuw aan U ter vaststelling aangeboden verorde ningen weinig toelichting. Artikel 1. Volgens de door U vastgestelde regeling zouden de directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens en de rector van het Gymnasium een wedde ontvangen van 4500, met 5 tweejaarlijksche verhoogingen van 200, alzoo tot een maximum van 5500. Bij overneming van de Rijksregeling zouden beide, aangezien Leiden nog in de 2e klasse geplaatst is. die wedde deelachtig worden verminderd met 4 of 4320 tot 5280. Vermits echter bij eene dergelijke regeling zich het geval zou kunnen voordoen, dat de conrector meer traktement genoot dan de rector, is vanwege den Minister in overweging gegeven de minimum-wedde op ƒ4520 vast te stellen, met 4 verhoogingen van 190, telkens na 4, 6, 8 en 10 jaren dienst, zoodat derhalve de eerste periodieke verhooging feitelijk vervalt en zoodoende de maximum-wedde toch niet hooger komt dan 5280. In de artikelen 2, 3 en 4 der verordening betreffende de Hoogere Burgerschool zal het aantal uren voor de z. g. volle leeraren in plaats van op 18—26 op 19—26 moeten worden bepaald, zulks in overeenstemming met de Rijksregeling. Ook verder is in deze artikelen de Rijksregeling gevolgd, terwijl in artikel 13 der verordening betreffende de Hoogere Burger school en in artikel 14 der gymnasiale verordening de aftrek ten bedrage 4 zoodanig is geregeld, dat indien Leiden in de eerste klasse mocht worden geplaatst, wijziging der ver ordeningen alleen met betrekking tot directeur en rector noodig is. In artikel 14 (artikel 15 der gymnasiale verordening) is eene overgangsbepaling opgenomen, om den leeraren, die reeds den 65-jarigen leeftijd hebben bereikt, niet eerder te verplichten ontslag te vragen, dan tegen het einde van den cursus, waarin zij den zeventig jarigen leeftijd bereikt hebben. Artikel 15 (artikel 16 der gymnasiale verordening.) Nu de algeheele herziening der salarisregeling voor de leeraren en leeraressen in de gymnastiek U ter vaststelling kan worden aangeboden, is de uitzondering met betrekking tot de in werking treding hunner jaarwedde bij de Hoogere Burger school en het Gymnasium weggelaten. In verband met de algeheele herziening der salarisregoling voor de leeraren en leeraressen in de gymnastiek dient tenslotte ook artikel 11 der verordening van 3 April 1919 (Gem. Blad No. 7), regelende de jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden gewijzigd te worden, terwijl het verder rationeel is artikel 10 dier ver ordening aldus te wijzigen, dat de bepaling omtrent den leeftijdsgrens in overeenstemming wordt gebracht met die, welke wij U voorstellen op te nemen in de verordeningen betreffende de Hoogere Burgerschool voor Jongens en het Gymnasium. Het bovenstaande samenvattende geven wij U mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende verordeningen te besluiten: 1. VERORDENING, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te Leiden. Art. 1. De jaarwedde van den directeur bedraagt 4520.Zij wordt, wanneer de directeur, hetzij te Leiden, hetzij elders 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, telkens met ƒ190.verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde ƒ5280.bedraagt. Art. 2. De leeraren worden verdeeld in: a. leeraren, die 19 of meer lesuren 's weeks hebben b. leeraren, die 10 of meer doch minder dan 19 lesuren 's weeks hebben c. leeraren, die minder dan 10 lesuren 's weeks hebben. Een leeraar, die door les te geven in paral lel klassen ge durende drie achtereenvolgende jaren eene bepaalde bezoldiging geniet, kan door opheffing der parallelklassen niet in salaris achteruitgaan. Art. 3. De jaarwedde van de leeraren, behalve die in gymnastiek en schoonschrijven, wordt geregeld als volgt: De leeraren, in art. 2 sub a bedoeld, genieten, indien zij 19 tot en met 26 lesuren 's weeks hebben, een aanvangswedde van f 3000.'sjaars, na het volbrengen van 2, 4. 6. 8, 10, 12 en 14 dienstjaren telkens te verhoogen met 200.en na 16 dienstjaren met ƒ100.zoodat het maximum der jaarwedde ƒ4500.bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 26 uur per week geniet de leeraar eene bezoldiging van ƒ120.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 28 lesuren per week worden opgedragen. De leeraren, in art. 2 sub b bedoeld, genieten, behalve eene vaste wedde van 750.ƒ120.'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 12 en 16 dienst jaren telkens te verhoogen met ƒ10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 750.— plus ƒ180.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. De leeraren, in art. 2 sub c bedoeld, genieten ƒ140. 'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 12 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.— per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 200. 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Art. 4. De leeraren in gymnastiek en schoonschrijven genieten: a. indien zij 19 tot en met 26 lesuren 's weeks hebben, een aanvangswedde van ƒ2400.'sjaars, na het volbrengen van 2, 4, 6 en 8 dienstjaren telkens te verhoogen met ƒ200. en na 10, 12. 14 en 16 dienstjaren telkens met ƒ100. zoodat het maximum der jaarwedde ƒ3600.bedraagt; b. indien zij 10 of meer, doch minder dan 19 lesuren's weeks hebben, behalve eene vaste wedde van ƒ500.ƒ100.'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4 en 6 dienstjaren telkens te verhoogen met 10— en na 8, 12 en 16 dienstjaren telkens met ƒ5.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging ƒ500.— plus 145.— 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt; c. indien zij minder dan 10 lesuren 's weeks hebben, ƒ110.— 'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4 6 en 8 dienstjaren telkens te verhoogen met 10. en na 12 en 16 dienstjaren telkens met ƒ5.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging ƒ160.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 26 uur per week, geniet de leeraar een bezoldiging van ƒ100.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 30 lesuren per week worden opgedragen. Indien aan een leeraar in de gymnastiek het perceel Pieters kerkgracht No. 5 als ambtswoning wordt aangewezen, met genot van verlichting en duinwater, zal van zijn wedde een bedrag van ƒ300.worden ingehouden. Art. 5. Als diensttijd telt mede de tijd doorgebracht als leeraar aan gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea, middelbare han-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 9