163
ander U uit de aan dit schrijven toegevoegde Toelichting
duidelijker blijken.
Onder verwijzing daarnaar geven wij U op grond van het
bovenstaande beleefd in overweging, den Raad dezer gemeente
voor te stellen, te besluiten tot vaststelling van de navolgende*
verordeningen
De Commissie van Beheer over het
Openbaar Slachthuis,
J. C. van der Lip, Voorzitter.
Schotman, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
TOELICHTING.
A. Verordening tot heffing der belastingen.
Artikel 2.
I. Als minimumstalgeld is genomen een recht van 0.10,
dat voor stalling van de kleinere dieren betaald zal moeten
worden. Voor de grootere dieren, als kalveren, ezels en veulens
is een bedrag van ƒ0.15 voorgeschreven, terwijl voor paarden,
muildieren, runderen en daarmede gelijk te stellen groote
kalveren de belasting op ƒ0.20 is gesteld.
In navolging van andere slachthuizen is het verstrekte
voedsel afzonderlijk, dus onafhankelijk van het gebruik dei-
stallen, berekend.
In het derde lid wordt voorgesteld op te nemen een uit
zondering voor de niet voor slachting bestemde paarden. Hoe
wel in het algemeen voor dieren, welke ongeslacht worden
weggevoerd, het dubbele tarief van het stalgeld wordt geheven
zulks om het maken van misbruik van de stallen tegen te
gaan is dit. ten opzichte van de gebruikspaarden van de
boeren niet wenschelijk en kan voor hen met enkel stalgeld
worden volstaan.
In het vierde lid is ook „gras" opgenomen, omdat vaak
van het gras van een stukje weiland, bijv. door schapen,
wordt gebruik gemaakt.
II. Bij het ontwerpen van de slachtrechten is uitgegaan van
het te Haarlem toegepaste beginsel, dat het verschuldigde
voor het gebruik van koelhuis en voorkoelhuis onder de slacht-,
respectievelijk keurrechten is begrepen. Bestond te Haarlem
aanvankelijk hiertegen van den kant van de slagers eenig
bezwaar, de ondervinding heeft bewezen, dat dit systeem in
alle opzichten voldoet en dat het zoowel voor de slagers in
het algemeen als voor de gemeente tal van voordeelen heelt
boven de thans in Leiden bestaande regeling, waarbij de
koelcellen per stuk aan de slagers worden verhuurd.
Deze voordeelen, thans ook in Haarlem van slagerszijde
erkend, zijn zoowel van hygiënischen als van geldelijken en
praktischen aard. Met name wordt door de voorgestelde
regeling bereikt, dat alle slagers van het koelhuis gebruik
maken, hetgeen uit een hygiënisch oogpunt in hooge mate
wenschelijk is, daar het verblijf in een afgekoelde, zindelijke
ruimte aan het vleesch zeer ten goede komt. Voor den con
sument zoowel als voor den slager is dit van belang, omdat
vooral bij warme en vochtige weersgesteldheid het vleesch
in de winkels aan een spoedig bederf onderhevig is en veel
bloot staat aan z.g. contact-infectie door stof, vliegen, enz.
Voorts is het geldelijk belang van de gemeente zeer gebaat
bij een algemeen gebruik van het koelhuis, omdat dan de
exploitatie economischer is. Het is immers duidelijk, dat het
bij de tegenwoordige hooge exploitatiekosten van het koelhuis
niet te verdedigen zou zijn, de koelinrichting in werking te
stellen voor de enkele slagers, die zich onder de gegeven
omstandigheden de groote uitgaven, verbonden aan het gebruik
van één of meer koelcellen, zouden getroosten. Als vaststaande
mag toch wel worden aangenomen, dat bij de voorgestelde
verhooging van den huurprijs der koelcellen het gebruik
daarvan tot een minimum zou worden teruggebracht, zoodat
het nut van het koelhuis vrijwel denkbeeldig zou worden,
afgezien nog van het feit, dat dé gemeente om financiëele
redenen wellicht verplicht zou zijn, de inrichting te sluiten.
Doch ook de billijkheid wordt bij het Haarlemsche systeem
meer betracht dan bij het hier geldende, omdat voortaan elke
slager, al naar den omvang van zijn bedrijf, in de kosten
van het koelhuis bijdraagt, terwijl dit thans niet het geval is,
aangezien onder de bestaande regeling bij den aanvang van de
koelperiode nooit te bepalen is, hoeveel stuks vee iedere slager
in dat tijdperk zal slachten. Dit wisselt in verband met
leveranties aan inrichtingen, instellingen, enz., zoomede met
voor- of achteruitgang van hun bedrijf soms vrij sterk.
Voortaan zal echter de slager niet meer of minder hebben
te betalen, dan de gemeente van hem te vorderen heeft.
Bovendien zullen de kleine slagers, die thans niet bij machte
zijn een koelcel of een gedeelte daarvan te huren, in de
gelegenheid worden gesteld van deze nuttige inrichting gebruik
te maken.
Op al deze gronden kan de nieuw-voorgestelde regeling
dan ook niet genoeg worden aanbevolen.
Bij het ontwerpen van de verhooging der slachttarieven is in
het algemeen als'volgt te werk gegaan: het geldende tarief
is verhoogd met 50 en bij het alzoo verkregen bedrag een
zekere som voor het gebruik van het koelhuis geteld. Bedraagt,
om een voorbeeld te noemen, thans het slachtrecht van een
schaap ƒ0.80, bij aanneming dezer voorstellen zou dit worden
1.20 -(- ƒ0.30 voor het koelhuis, of tezamen ƒ1.50.
III. Dit tarief, waaronder valt het slachten voor export en
dat ten behoeve van leveranties, is naar verhouding minder
verhoogd dan het tarief, genoemd onder II, omdat onder III
het vrije gebruik van het koelhuis niet begrepen is en er
bovendien rekening mede gehouden moet worden, dat bij te
hooge opvoering van deze rechten het aan belanghebbenden on
mogelijk zou kunnen worden gemaakt met andere gemeenten
te concurreeren.
III6. Hieronder vallen de varkens, door de firma Tieleman
en Dros alhier geslacht ter conserveering. Tot nog toe betaalt
deze firma voor de eerste 750 stuks ƒ1,80 en voor de daar
boven geslachte ƒ0,80 per stuk. Bij de nieuwe regeling zal
zij moeten betalen voor de eerste 500 stuks 2.40 en voor
de overige 1,20 per stuk, waaronder het gebruik van het
koelhuis niet is begrepen. Genoemde firma toch beschikt over
een eigen koelinrichting, zoodat het geen zin heeft hiervoor
een extra recht te heffen. Bovendien mag niet uit het oog
worden verloren, dat hare fabriek aan het Slachthuis groote
voordeelen afwerpt, daar er jaarlijks 3000 en meer varkens
worden verwerkt, hetgeen een niet onaanzienlijk bedrag aan
slacht- en stalgelden oplevert.
Deze tarieven worden billijk geacht en zijn tevens zoo
ingericht, dat er voor wordt gewaakt, dat niet elke slager
zich als fabrikant van verduurzaamde levensmiddelen op
werpt, ten einde in de voordeelen der verlaagde tarieven te
deelen.
IV. Onder dit tarief is samengevat het thans geldende
tarief III6 en Vla, terwijl een nieuw gedeelte is ontworpen
voor vleesch, niet afkomstig van dieren, geslacht overeen
komstig de nieuwe tarieven II en Ha.
V. (thans IV.) A. De weegrechten voor levend vee zijn
met ongeveer 50% verhoogd. Waar de kosten van het wegen
van levend vee door de eigenaars, dit zijn de landbouwers,
die de dieren op het Slachthuis afleveren, worden betaald,
kan tegen deze verhooging zeker geen enkel bezwaar bestaan.
Zij is trouwens, mede in verband met de stijging der
arbeidsloonen, alleszins te verdedigen.
Het weegrecht van het overige kleine vee (schapen, geiten)
is ter vereenvoudiging van de administratie even hoog ge
steld als dat van varkens. Praktisch heeft dit zoo goed als
geen beteekenis, omdat de hier bedoelde dieren hoogst zelden
naar het levend gewicht worden verhandeld.
B. Voor geslacht gewogen dieren is het verschuldigde
recht met ƒ0.05 verhoogd.
"VI. (thans V). In de weegtarieven voor partijen vleesch
enz. is geen verandering gebracht, omdat gevreesd wrnrdt,
dat bij verhooging van het wegen minder gebruik zal wor
den gemaakt.
VII. (thans VI). De koelhuisrechten zijn van 20.den
vierkanten meter koelcelgrondoppervlakte gebracht op/40.—,
waarbij het gebruik van het voorkoelhuis niet is inbegrepen.
Voor de slagers heeft dit tarief, als de onderhavige
voorstellen worden aangenomen, geen beteekenis meer,
omdat zij op andere wijze reeds de beschikking over een
gedeelte van het koelhuis hebben gekregen. Het is echter
mogelijk, dat in de toekomst vraag is naar een koelcel
voor het bewaren van andere levensmiddelen dan vleesch,
als boter, eieren, enz.; met het oog hierop kan een afzonder
lijk tarief niet worden gemist.
VIII. (thans VII). Door den enorm hoogen steenkolenprijs
moeten de sterilisatierechten aanmerkelijk worden verhoogd;
voor elke sterilisatie toch is ongeveer 100 K.G. steenkool
noodig. Bij den thans bestaanden prijs van 5.per 100 K.G.
zou de gemeente dus nog een verlies lijden. Er mag echter ver
wacht worden, dat de prijzen der kolen, zij het niet spoedig
dan toch mettertijd, eenigermate zullen dalen.
IX. (nieuw). De hier bedoelde tarieven bestaan ook thans
reeds, zijn zij niet met zoovele woorden in de verordening
vermeld. Alleen wordt tot nog toe voor het malen van vet
0.01 per K.G. in rekening gebracht, hetgeen te weinig is.