169
Art. 11.
Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige
periodieke verhooging van wedde, in deze verordening bedoeld,
winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid
en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar het advies
in van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Haar advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan
den gemeenteraad overgelegd.
Art. 12.
Voor tijdelijke leeraren geldt dezelfde jaarwedderegeling als
voor de vaste, tenzij bij hunne aanstelling anders bepaald wordt.
Art. 13.
In geval van een vacature wordt voor de waarneming der
lesuren eene vergoeding verleend per werkelijk gegeven lesuur
ten bedrage van f 2.50 voor zooveel betreft de afdeeling A
en van 2.75 voor de afdeeling B.
In andere gevallen kan alleen dan, wanneer de tijdelijke
toestand langer dan een maand achtereenvolgens duurt, voor
elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding worden
uitgekeerd.
Art. 14.
De leeraar in het Nederlandsch en Hoogduitsch, die in de
natuurkunde, wiskunde en wiskundige aardrijkskunde, die in
de geschiedenis en aardrijkskunde, die in het teekenen en die
in de gymnastiek mogen zonder toestemming van den Ge
meenteraad, geene bezoldigde betrekking aan andere, dan
gemeente-instellingen in Leiden, aannemen.
Art. 15.
De leeraren, wier bezoldiging bij deze verordening is ge
regeld, zijn verplicht tegen het einde van den cursus, waarin
zij den vijf en zestig jarigen leeftijd bereikt hebben, eervol
ontslag aan te vragen; zij kunnen evenwel telkens voor een
jaar herbenoemd worden tot het einde van den cursus, waarin
zij den zeventig jarigen leeftijd bereikt hebben.
Artikel II.
De artikelen 12 en volgende worden 16 en volgende, terwijl
artikel 48 vervalt.
Artikel III.
De leeraren, die door het in werking treden dezer veror
dening eene lagere wedde zouden erlangen, dan vóór die in
werking treding door hen werd genoten, behouden de door
hen genoten wedde, benevens de daaraan krachtens art. 6
der verordening van 21 Maart 1912 (Gem.Blad No. 10)
gelijk die gewijzigd is bij verordening van 13 Juni 1918
(Gem.Blad No. 23) verbonden aanspraken op verhooging,
onverminderd hunne aanspraken op eventueele verhooging
ingevolge de bepalingen dezer verordening.
Artikel IV.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1919.
Op dien datum vervallen de bepalingen in de verordeningen
van 28 September 1916 (Gem.Blad No. 17) en 21 Juni
1917 (Gem.Blad No. 27) voor zoover die de bezoldiging
van de leeraren en leeraressen in het teekenen en de gym
nastiek aan de kweekschool voor onderwijzers en onderwijze
ressen betreffen.
B. De aldus gewijzigde verordening op nieuw vast te stellen.
C. De bezoldiging van de assistente bij het onderwijs in
de handwerken aan de kweekschool voor onderwijzers en
onderwijzeressen, Mej. A. E. Driesens, met ingang van 1
Januari 1919 nader te bepalen op f 500.'sjaars.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 243. Leiden, 20 Augustus 1919.
Nu de jaarwedden van de leeraren en leeraressen in tee
kenen en gymnastiek niet langer in speciale verordeningen
zullen worden geregeld, moet ook de salarisverordening voor
het lager onderwijs aangevuld worden met eenige bepalingen
betreffende de leeraren en leeraressen in gymnastiek en tee
kenen bij het lager onderwijs.
De salarisregeling hebben wij, overeenkomstig het gevoelen
van de Plaatselijke Schoolcommissie, gemeend te^ moeten ont-
leenen aan die, welke is vastgesteld voor de vakonderwijzers
in gymnastiek en teekenen aan de leerscholen, verbonden
aan de Rijkskweekscholen. Zij behoeft overigens geen toe
lichting, terwijl de verder voorgestelde wijzigingen evenmin
verduidelijking behoeven.
Slechts willen wij er nog Uwe aandacht op vestigen, dat
in verband met de uitbreiding van het gymnastiekonderwijs
door splitsing van klassen enz. en het geringer aantal uren,
dat de verschillende leeraren en leeraressen in den vervolge
les behoeven te geven, uitbreiding van bet aantal leerkrachten
met 2 heeren en 1 dame noodig zal zijn. Een dier leerkrach
ten is reeds tijdelijk in gemeentedienst, ingevolge Uw besluit
van 25 Juli 1918 (Ingek. Stukken no. 166).
Naar den toestand op 1 Januari 1919 zullen de meerdere
uitgaven voor het gymnastiekonderwijs in totaal f 9630 be
dragen. Bij aanstelling van de zooeven bedoelde meerdere
leerkrachten, zullen de kosten ongeveer gelijk blijven, aan
gezien dan het aantal lesuren der in functie zijnde leeraren
en dus ook hunne wedde daalt en één leerkracht bovendien
reeds tijdelijk in functie is.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot vast
stelling van de navolgende verordening over te gaan.
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
19 December 1918 (Gem.Blad No. 46), bepalende het
getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te
Leiden, den omvang van het ouderwijs op elke school,
den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen
en de bezoldiging van het onderwijzend personeel.
Artikel I.
Artikel 4, voorlaatste lid en artikel 5, op twee na laatste
lid, vervallen.
Artikel II.
Tusschen de artikelen 8 en 9 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:
Art. 8bis.
»Het onderwijs in het teekenen en de gymnastiek aan de
openbat e lagere scholen wordt, voor zooveel noodig, opgedragen
aan het aan deze scholen verbonden personeel.
Voor zooveel dit personeel daarmede niet kan worden belast,
wordt door aanstelling van bevoegde personen in de behoefte
voorzien."
Artikel III,
Na artikel 14 worden 2 nieuwe artikelen ingelascht, luidende:
Art. 146is.
»De bezoldiging van de vakonderwijzers en-onderwijzeresseri
in teekenen en gymnastiek aan de openbare lagere scholen,
bedraagt ƒ70.'sjaars per wekelijksch lesuur, na het vol
brengen van 2, 4, 6, 8, 12 en 16 dienstjaren aan een open
bare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs
telkens te verhoogen met ƒ5.per wekelijksch lesuur, zoodat
de maximum bezoldiging ƒ100.'sjaars per wekelijksch
lesuur bedraagt.
De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toe
gekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichts
betrachting ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders
en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie."
Art. 14£er.
»De vakonderwijzers en -onderwijzeressen in teekenen en
gymnastiek mogen zonder toestemming van den Gemeenteraad,
geen bezoldigde betrekkingen aan andere, dan gemeente
instellingen in Leiden, aannemen.
Zij zijn verplicht tegen het einde van den cursus, waarin
zij den vijf en zestigjarigen leeftijd bereikt hebben, eervol
ontslag aan te vragen; zij kunnen evenwel telkens voor een
jaar herbenoemd worden tot het einde van den cursus waarin
zij den zeventigjarigen leeftijd bereikt hebben."
Artikel IV.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1919.
Op dien datum vervallen de bepalingen in de verordeningen
van 28 September 1916 (Gem.Blad No. 17) en 21 Juni
1917 (Gem.Blad No. 27) voor zoover die de bezoldiging van
de leeraren en leeraressen in het teekenen en de gymnastiek
aan de openbare lagere scholen betreffen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.