168
maximum-bezoldiging 110 's jaars per wekelijksch lesuur
bedraagt.
De lesuren aan afdeeling B zijn in zekeren zin te verge
lijken met de uren, die aan afdeeling A door een leeraar
met 1926 uren worden gegeven boven het aantal van 26.
De eerste 26 uren vormen de hoofdbetrekking. Zij worden
bij de Rijkskweekscholen in gemeenten der eerste klasse voor
de «gewone vakken"' gehonoreerd met 26004000, wat
overeenkomt met een salaris van 100154 per wekelijksch
lesuur bij het maximum-aantal uren van 26, terwijl voor elk
lesuur boven de 26 niet meer dan 110 per wekelijksch
lesuur gegeven wordt.
Aangezien de lessen in de «gewone vakken" aan afdeeling
B evenwel een moeilijker leerstof omvatten, dan die aan af
deeling A en in het algemeen meer voorbereiding vereischen,
wijl ze niet aansluiten aan een in de hoofdbetrekking gegeven
cursus en bovendien in de avonduren vallen, achten wij een
bezoldiging van 125 per wekelijksch lesuur voor de «ge
wone vakken" alleszins rationeel, te meer, waar dit bedrag
in de voorwaarden, waaronder Rijkssubsidie wordt verleend
ten behoeve van cursussen tot opleiding van hoofdonderwijzers
of hoofdonderwijzeressen wordt genoemd als het maximum,
waarvan door het Rijk de helft in den vorm van subsidie aan
de gemeente wordt terugbetaald. Het komt ons voor, dat het
salaris voor de lessen tot opleiding voor de akten L. O. in
de moderne talen en in de wiskunde op hetzelfde bedrag
dient te worden bepaald als dat voor de lessen tot opleiding
voor de hoofdakte.
Voor de lessen in teekenen, in spraakvorming en zang en
in handwerken moet de bezoldiging o. i. bepaald worden op
1U0 per wekelijksch lesuur, tusschen welk bedrag en ƒ125
ongeveer dezelfde verhouding bestaat als bij de Rijksregeling
tusschen het salaris der leeraren in handteekenen, handen
arbeid, spreekonderwijs, muziek, gymnastiek, schoonschrijven
en handwerken en dat van de lessen in de «gewone vakken."
Teneinde geen der docenten in deze speciale vakken in trak
tement achteruit te doen gaan, dient eene overgangsbepaling
te worden gemaakt.
De jaarwedde van den Directeur moet o. i. voorzooveel af
deeling B betreft, bepaald worden op 300, waarvan 200
als Directeur van den cursus tot opleiding voor de hoofdakte.
Van laatstgenoemd bedrag vergoedt het Rijk de helft.
Verder is het billijk om tegelijk met bovenvermelde salaris
herziening ook de bezoldiging van de assistente bij het onderwas
in de handwerken, Mej. A.E. Driesens, eenigszins te verhoogen
en die van 350.te brengen op 500.'sjaars.
De verschillende nieuwe artikelen behoeven na het boven
staande geen toelichting. Zij zijn deels ontleend aan de Rijks
regeling, deels aan de artikelen der U ter vaststelling aan
geboden salarisverordeningen voor de Hoogere Burgerschool
voor Jongens en het Gymnasium.
Bij in werking treding op 1 Januari j 1. zullen de meerdere
kosten in het loopende jaar ongeveer 10857 bedragen, waarvan
9742 voor afdeeling A en 1115 voor afdeeling B; uitsluitend
voor teekenen, afdeeling A, f 340 en afdeeling B f 100;
uitsluitend voor gymnastiek, afdeeling A, f 982.
Tegenover deze meerdere kosten staat echter, dat ingevolge
het Kon. Besluit van 6 Juni 1919, S. 276, te beginnen met
het jaar 1919, belangrijk meer aan Rijkssubsidie zal worden
ontvangen.
Onder mededeeling, dat de plaatselijke Schoolcommissie zich
met onze voorstellen volkomen kan vereenigen, geven wij U
alsnu in overweging:
A over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver
ordening:
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 21 Maart 1912 (Gem.Blad No. 10) voor de
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen
te Leiden, gewijzigd bij verordening van 13 Juni 1918
(Gem.Blad No. 23).
Artikel 1.
De artikelen 5 t/m 11 van bovengenoemde verordening
worden vervangen door de navolgende artikelen:
Art. 5.
De jaarwedde van den directeur bedraagt, voorzooveel de
eerste afdeeling (Afdeeling A) betreft 3800.
Zij wordt, wanneer de directeur, hetzij te Leiden, hetzij
elders, 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam ge
weest, telkens met 200.— verhoogd, zoodat het maximum
zijner wedde 4800.--- bedraagt.
Art. 6.
De leeraren, aan de eerste afdeeling (Afdeeling A), worden
verdeeld in
a. leeraren, die 19 of meer lesuren 's weeks hebben
b. leeraren, die 10 of meer, doch minder dan 19 lesuren
's weeks hebben
c. leeraren, die minder dan 10 lesuren 's weeks hebben.
Art. 7.
De jaarwedde van de leeraren, behalve die in teekenen,
gymnastiek, schoonschrijven, handenarbeid (sloyd), spraak
vorming en zang en handwerken, wordt gerekend als volgt:
de leeraren, in art. 6 sub a bedoeld, genieten, indien zij
19 tot en met 26 lesuren 's weeks hebben, een aanvangs-
wedde vari 2400.'sjaars. na het volbrengen van 2, 4, 6,
8, 10 en 12 dienstjaren telkens te verhoogen met 200.
en na 14 en 16 dienstjaren telkens met 100.zoodat het
maximum der jaarwedde 3800.bedraagt.
Voor elk wekelijksch lesuur boven 26 uur per week, geniet
de leeraar een bezoldiging van 100per jaar.
Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet
meer dan 30 lesuren per week worden opgedragen.
De leeraren, in art. 6 sub b bedoeld, genieten, behalve een
vaste wedde van 600.100.'sjaars per wekelijksch
lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 12 en 16 dienst
jaren, telkens te verhoogen met 10 per wekelijksch
lesuur, zoodat de maximum bezoldiging ƒ600.plus ƒ160.—
'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
De leeraren, in art. 6 sub c bedoeld, genieten 120.'sjaars
per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 12
en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met ƒ10.per weke
lijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 180.'sjaars
pef wekelijksch lesuur bedraagt.
Art. 8.
De leeraren in teekenen, gymnastiek, schoonschrijven, han
denarbeid (sloyd), spraakvorming en zang en handwerken
genieten
a. indien zij 19 tot en met 26 lesuren 's weeks hebben, een
aanvangswedde van 1800.'sjaars, na het volbrengen van
1, 2 en 4 dienstjaren telkens te verhoogen met 200.en
na 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens met 100.
zoodat het maximum der jaarwedde 3000.bedraagt;
b. indien zij 10 of meer, doch minder dan 19 lesuren 's weeks
hebben, behalve eene vaste wedde van ƒ50070.'sjaars
per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 8, 12 en
16 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.— per weke
lijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 500.— plus
120.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt;
c. indien zij minder dan 10 lesuren 's weeks hebben, 90.
'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4,
8, 12 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen met 10
per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 140.
'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
Voor elk wekelijksch lesuur boven 26 uur per week, geniet
de leeraar een bezoldiging van 70.per jaar.
Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer
dan 30 lesuren per week worden opgedragen.
Art. 9.
Als diensttijd telt mede de tijd doorgebracht als leeraar
aan gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea, middelbare han
delsscholen, zeevaartscholen, handelsdagscholen, middelbare
technische scholen, middelbare scholen voor meisjes, Rijks-,
gemeentelijke en bijzondere kweekscholen voor onderwijzers
en als vast onderwijzer aan Rijksnormaallessen.
Diensttijd aan lagere scholen en als vast onderwijzer aan
voorbereidende klassen van Rijksnormaallessen telt voor de
helft mede, tot een maximum van 6 jaren.
Voor een doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche
Universiteit of Hoogeschool, wordt twee jaren meer voor de
werkelijke diensttijd vergolden.
Art. 10.
De jaarwedde van den directeur bedraagt voor zooveel de
tweede afdeeling (afdeeling B) betreft 300.waarvan
200.als directeur van den cursus tot opleiding voor de
hoofdakte.
De jaarwedde van de leeraren aan die afdeeling, behalve
die in teekenen, spraakvorming en zang en handwerken, be
draagt 125.'sjaars per wekelijksch lesuur.
De jaarwedde van de leeraren in teekenen, in spraakvor
ming en zang en in handwerken bedraagt 100.'sjaars
per wekelijksch lesuur.