166
delsscholen, zeevaartscholen, handelsdagscholen, middelbaar
technische scholen en middelbare scholen voor meisjes en als
onderwijzer aan een kweekschool voor onderwijzers en onder
wijzeressen.
Diensttijd aan lagere scholen telt voor de helft mede, tot
een maximum van 6 jaren.
Voor een doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche Uni
versiteit of Hoogeschool, wordt twee jaren meer dan de
werkelijke diensttijd vergolden.
Art. 6.
Bij de berekening van de jaarwedden der leeraren in de
natuur-en scheikunde wordt voor 4 tot en met 7 wekelijksche
lesuren 1 uur, voor 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren 2
uur en voor 16 of meer wekelijksche lesuren 3 uur bijgeteld
eveneens wordt voor den leeraar in de natuurlijke historie
voor 8 of meer wekelijksche lesuren 1 uur meer berekend.
Art. 7.
Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige
periodieke verhooging van wedde, in deze verordening bedoeld,
winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid
en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar het advies
in van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Diens
advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den
Gemeenteraad overgelegd.
Art. 8.
Voor tijdelijke leeraren-geldt dezelfde jaarwedderegeling als
voor de vaste, tenzij bij hunne aanstelling anders wordt bepaald.
Art. 9.
Indien een leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens tevens leeraar aan het Gymnasium is, zal voor de
berekening van zijne bezoldiging worden aangenomen, dat alle
lesuren aan het Gymnasium gegeven worden, tenzij het aantal
lesuren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alléén
reeds 25 of méér bedraagt, in welk geval de leeraar, behalve
zijne bezoldiging als leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens, voor ieder lesuur aan het Gymnasium ƒ120.'sjaars
ontvangt.
Bij samentelling der lesuren geschiedt de verdeeling der
jaarwedde over de inrichtingen naar verhouding van het aantal
aan elke inrichting gegeven lesuren.
Het bovenstaande geldt ook voor den leeraar in de gymnastiek,
met dien verstande, dat de in het eerste lid van dit artikel
bedoelde bezoldiging van ƒ120.'sjaars, voor hem zal bedragen
100.— 'sjaars
Art. 10.
In geval van eene vacature wordt voor de waarneming der
lesuren eene vergoeding verleend van 3.per werkelijk
gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer
de tijdelijke toestand langer dan een maand achtereenvolgens
duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding
worden uitgekeerd.
Art. 11.
Aan de leeraren kan, na ingewonnen advies van de Com
missie van Toezicht, het geven van onderwijs worden opge
dragen, zoowel aan bestaande als aan nog op te richten gemeentè-
instellingen van middelbaar of voorber eidend hooger onderwijs,
met inachtneming echter van het derde lid van art. 3 en het
derde lid van art. 4.
Art. 12.
Met uitzondering van de leeraren in het boekhouden en
schoonschrijven, mogen de leeraren, wier bezoldiging bij deze
verordening geregeld is, zonder toestemming van den Gemeente
raad geene bezoldigde betrekking, buiten de in het vorige
artikel bedoelde, aannemen.
Art. 13.
Zoolang de gemeente Leiden, volgens bet Koninklijk Besluit
van 3 September 1918 (Stbl. No. 541), behoort tot eene
gemeente der2e klasse, wordt de in de artikelen 3 en 4 dezer ver
ordening geregelde bezoldiging verminderd met 4 ten honderd.
De bezoldiging in die artikelen op deze wijze te verminderen,
wordt steeds tot een tiental guldens naar boven afgerond.
Art. 14.
De leeraren, wier bezoldiging bij deze verordening is ge
regeld, zijn verplicht tegen het einde van den cursus, waarin
zij den vijf en zestig jarigen leeftijd bereikt hebben, ontslag
aan te vragen; zij kunnen evenwel telkens voor een jaar
herbenoemd worden tot het einde van den cursus, waarin zij
den zeventig jarigen leeftijd bereikt hebben.
De leeraren, die bij het in werking treden van deze ver
ordening den vijf en zestig jarigen leeftijd reeds bereikt hebben,
zijn echter niet eerder verplicht ontslag aan te vragen, dan
tegen het einde van den cursus, waarin zij den zeventig
jarigen leeftijd bereikt hebben.
Art. 15.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1919.
Op dien datum vervalt de verordening van 15 Juli 1915
(Gem. Blad No. 8), gelijk die gewijzigd is bij verordening van
23 Mei 1918 (Gem. Blad No. 18). Eveneens vervallen op dien
datum de bepalingen van de verordeningen van 28 September
1916 (Gem. Blad No. 17) en 21 Juni 1917 (Gem. Blad No.
27), voor zoover die de bezoldiging van den leeraar in het
teekenen en van den leeraar en de leerares in de gymnastiek
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens betreffen.
II. VERORDENING, houdende regeling van de jaarwedden
der leeraren aan het Gymnasium te Leiden.
Art. 1.
De jaarwedde van den rector bedraagt 4520.
Zij wordt, wanneer de rector, hetzij te Leiden, hetzij elders
4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, tel
kens met 190.verhoogd, zoodat het maximum zijner
wedde 5280.bedraagt.
Art. 2.
De leeraren worden verdeeld in
a. leeraren, die 18 of meer lesuren 's weeks hebben
b. leeraren, die 10 of meer, doch minder dan 18 lesuren
's weeks hebben
c. leeraren, die minder dan 10 lesuren 's weeks hebben.
Een leeraar, die door les te geven in parallelklassen gedu
rende drie achtereenvolgende jaren eene bepaalde bezoldiging
geniet, kan door opheffing der parallelklassen niet in salaris
achteruitgaan.
Art. 3.
De jaarwedde van de leeraren, behalve die in gymnastiek,
wordt geregeld als volgt:
de leeraren, in art. 2 sub a bedoeld, genieten, indien zij
18 tot en met 24 lesuren 's weeks hebben, een aanvangswedde
van 3000.— 'sjaars, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10
12 en 14 dienstjaren telkens te verhoogen met 200 en
na 16 dienstjaren met 100.zoodat het maximum der
jaarwedde 4500.bedraagt.
Van elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week geniet
de leeraar eene bezoldiging van 120.— per jaar.
Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer
dan 28 lesuren per week worden opgedragen.
De leeraren, in art. 2 sub b bedoeld, genieten, behalve eene
vaste wedde van 750.120.'sjaars per wekelijksch lesuur,
na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 12 en 16 dienstjaren telkens
te verhoogen met 10,per wekelijksch lesuur, zoodat de
maximum bezoldiging 750.plus/180.'s jaars per weke
lijksch lesuur bedraagt.
De leeraren, in art. 2 sub c bedoeld, genieten 140.'sjaars
per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2,4, 6, 8, 12 en
16 dienstjaren telkens te verhoogen met ƒ10.per wekelijksch
lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 200.'sjaars per
wekelijksch lesuur bedraagt.
Art. 4.
De leeraar in de gymnastiek geniet:
a. indien hij 18 tot en met 24 lesuren 's weeks heeft, een
aanvangswedde van 2400.'sjaars, na het volbrengen van
2, 4, 6 en 8 dienstjaren telkens te verhoogen met 200.
en na 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens met ƒ100,zoo
dat het maximum der jaarwedde 3600.bedraagt;
b. indien hij 10 of meer, doch minder dan 18 lesuren 's weeks
heeft, behalve eene vaste wedde van ƒ500.—100.'sjaars
per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2,4 en 6 dienst
jaren telkens te verhoogeu met 10,en na 8, 12 en 16
dienstjaren telkens met 5.per wekelijksch lesuur, zoodat
de maximum bezoldiging 500.— plus 145.'sjaars per
wekelijksch lesuur bedraagt;
c. indien hij minder dan 10 lesuren 's weeks heeft, ƒ110.
'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4,
6 en 8 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.en na
12 en 16 dienstjaren telkens met 5.per wekelijksch
lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 160.'sjaars per
wekelijksch lesuur bedraagt.