192 DONDERDAG 31 JULI 1919. XVIII. Rekening, dienst 1918, van den Armenraad. (Zie Ing. St. No. 182). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. (De heeren Bots, Reimeringer, J. P. Mulder en van der Lip hadden de vergadering tijdens de behandeling van dit punt tijdelijk verlaten.) XIX. Rekening, dienst 1918, van de Gezondheidscommissie. (Zie Ing. St. No. 182.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. (De heer van Gruting had tijdens de behandeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.) XX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1918, van het Gereformeerd Minne- of Arme oude Mannen-en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. No. 208). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring van den staat besloten. XXI. Rekening, dienst 1918, van het Gereformeerd Minne- of Arme oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. XXII. Rekening, dienst 1918, van het Leidsch Muziekcorps. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. (De heeren van Hamel en Pera hadden tijdens de behan deling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.) XXIII. Rekening, dienst 1918, van de Plaatselijke School commissie. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. (De heeren van Hamel en Pera hadden ook tijdens de behandeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.) XXIV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1918, van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring van den staat besloten. XXV. Rekening, dienst 1918, van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring der rekening besloten. (De heeren van der Pot, A. Mulder en Pera hadden tijdens de behandeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.) XXVI. Voorstel tot verhuring van het perceel Middelweg No. 40b, aan J. van Vliet. (Zie Ing. St. No. 196.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXVII. Voorstel tot verhuring van het perceel Utrechtsche Veer No. 9 aan H. L. Boter'. (Zie Ing. St. No. 197.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXVIII. Voorstel: a. tot verhuring van het pakhuis aan het Vrou wenkerkhof, Sectie H No. 2610, aan J. H. L. Brummelkamp; b. tot verhuring van den winkel met bovenwoning aan de Lange Mare hoek Brandewijnsteeg aan A. Bink. (Zie Ing. St. No. 206.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXIX. Voorstel tot verhuring van de landerijen met bouw manswoning aan derr Rijnsburger- en Warmonderweg aan J. J. Nijsseri. (Zie Ing. St. No. 198.) (Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffende adres.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat Nijssen verklaard heeft den huurprijs te willen verhoogen tot f 254 per H.A. Burgemeester en Wethouders wijzigen derhalve hun praeadvies in zooverre, dat in plaats van 206 per H.A." wordt gelezen 254 per H.A.". De heer de Lange. M. d. V. Ik vind dezen gang van zaken wel wat merkwaardig. Doordat nu een ander komt met het aanbod om 250 per H. A. te geven, is Nijssen er in eens voor te vinden om zijn bod te verhoogen van f 206 tot f 254. Wie waarborgt ons nu, dat er niet meer gegadigden zouden komen, die nog een hooger bod zouden willen doen? Is dit niet eene vingerwijzing, dat onderhandsche verhuring niet de meest gewenschte wijze van verhuring is en dat het beter zou zijn en voor de gemeentefinanciën ook voordeeliger om over te gaan tot eene publieke verhuring, waardoor ieder in de gelegenheid kan komen deze landerijen te huren? De heer Pera. M. d. V. Op het oogenblik wordt door den heer Nijssen 48. per H. A. meer geboden, wat een voordeel voor de gemeente beteekent van f 720. Mij was een brief bezorgd, waarmede ik Burgemeester en Wethouders in kennis heb gesteld, waarin werd aangeboden een pachtprijs van f 500 meer dan vroeger door den heer Nijssen was geboden. Nu het bod van den heer Nijssen hier evenwel boven gaat, is het niet noodig op dat andere aanbod in te gaan en er meer van te zeggen. De Voorzitter. Ik begrijp heel goed de bedoeling van den heer de Lange, want in vele gevallen heeft het inderdaad veel voor om iets publiek te verhuren, omdat men daardoor een goeden norm krijgt. Ten aanzien van vaste goederen brengt dit systeem evenwel groote moeilijkheden met zich, aangezien wij dan niet weten of het land wel altijd goed behandeld zal worden. Oogenblikkelijk zal men mis schien wel meer winst maken, rnaar die winst weegt vaak niet op tegen het verlies, dat men lijdt door een minder goede behandeling van de landerijen, waardoor deze in waarde kunnen verminderen. De familie Nijssen heeft dit land reeds jaren lang in gebruik en zij hebben het land altijd goed behandeld, ja, alsof het hun eigen land was. Wordt het land nu verhuurd aan den meestbiedende, dan weten wij niet hoe het land dan zal worden gebruikt. Wanneer dat bezwaar niet bestond, zou men het bijna altijd aan den meestbiedende moeten verhuren. Nu er bovendien zooveel meer wordt geboden dan eerst het geval was, geloof ik, dat wij het aanbod van Nijssen moeten aannemen. Het is niet altijd goed, de hoogst mogelijke huursom te willen krijgen; al dat opdrijven van prijzen en van loonen zal zich ten slotte wreken. Het is hier een lastig geval. De commissiën, die ons adviseer den, vonden, bij eene goede behandeling van het land,/206. per H.A. voldoende. Nu blijkt, dat een ander meer wil geven en ook de heer Nijssen biedt daar weder boven, en hoewel ik, zooals gezegd, niet tegen publieke verpachting ben, heb ik nu in dit geval liever f 50.per H.A. minder, dan dat het land wordt mishandeld. De heer de Lange. M. d. V. Het is de gang van zaken, die mij aan de juistheid van het voorstel doet twijfelen. In het praeadvies wordt aldus geredeneerdWij vinden een bedrag van f 206 billijk, dus wij achten eene openbare verpachting niet noodig en nu komt er een brief van iemand, die zegt: ik geef ƒ250. Daarop zegt de pachter, Nijssen: dan geef ik f 254; daarom beweer ik, dat de grond onder onze voeten is wegge zonken. Wij weten op het oogenblik niet meer wat de huur waarde van het land is en daarom zal ik tegen dit voorstel stemmen. Laten alle gemeentenaren voor dit land kunnen bieden. Wij zitten nu eenmaal in dezen duren tijd. Men kan er niets aan doen, dat de pachten naar boven zijn gegaan; laat Leiden daarvan nu ook maar profiteerende gemeente moet ook alles even duur betalen. De heer A. Mulder. Tegen de redeneering van den heer de Lange op zich zelf is niets in te brengen, maar toch ben ik het eens met hetgeen de Voorzitter heeft gezegd. Ik zie er iets onaangenaams in. Wanneer men eenmaal een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6