188 DONDERDAG 31 JULI 1919. 2°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot wijziging van de begrooting, dienst 1919, ten behoeve van de meerdere kosten van herstelling van de Zi]lpoortsbrug, de maandelijksche bijdragen aan het Steuncomité Oorlogstoestand 1914 en de kosten van ver bouwing van het Raadhuis. 3°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van een uittreksel uit het Koninklijk Besluit van 24 Juni 1919, houdende goed keuring van de verordening tot heffing van opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting. 4°. Beschikkingen van Gedep. Staten op bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1918/19. 5°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot verhuring van het stalletje van perceel Garenmarkt hoek Levendaal aan de firma C. H. Timmermann Zn, tot aankoop van eenige perceelen aan de Langegracht en omgeving en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van het Comité tot aanbieding van een hulde blijk aan den Burgemeester, om toestemming tot het plaatsen van een monumentale bank op het trottoir van de Noordeinds- brug aan de zijde van het Rapenburg. Dit verzoek luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekenden Mr. J. E. Heeres, Voorzitter en Mr. P. A. Pijnacker Hordijk, Secretaris van het Comité tot aanbie ding van een huldeblijk aan den Burgemeester van Leiden, Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar; dat het Comité voornemens is, den Burgemeester namens de Leidsche burgerij een bewijs van hulde en waardeering te betoonen, voor al hetgeen ZijnEdelachtbare gedurende de afgeloopen oorlogsjaren in het welzijn der burgerij heeft verricht dat volgens de plannen van het Comité dit huldebetoon zal bestaan in het stichten van een monumentale bank, ont worpen door den heer Willem C. Brouwer te Leiderdoip, te plaatsen aan het Zuidelijk einde van het overwulfde Kort- Rapenburg; dat de Burgemeester heeft verklaard dit blijk van sympathie van de Leidsche burgerij op hoogen prijs te stellen dat het Comité echter hiertoe niet kan overgaan zonder toestemming van Uw College; dat het Comité zich mitsdien wendt tot Uwen Raad met het beleefd verzoek het aanbod van het Comité om ter aan- geduider plaatse de bank, volgens bijgaande teekening, op te stellen, wel te willen aanvaarden en zoo hiertoe besloten wordt, goed te keuren, dat bij deze plaatsing, voor zooveel noodig, de medewerking van gemeentewege zal worden verleend. 't Welk doende, enz. Het Comité voornoemd De Voorzitter J. E. Heeres. De Secretaris Leiden, 17 Juli 1919. P. A. Pijnacker Hordijk. De Voorzitter. Ik stel voor, dit verzoek direct te behandelen. Aldus wordt besloten. De heer Eerdmans. M. d. V. Wij waardeeren het natuur lijk zeer, dat dit huldeblijk zal worden aangeboden als eene herinnering aan hetgeen de Burgemeester tijdens de afgeloopen jaren voor de gemeente heeft gedaan en het valt moeilijk den aard van dat huldeblijk aan critiek te onderwerpen, omdat het ons aangeboden wordt. Maar naar aanleiding van hetgeen gebeurd is in den Raad bij de behandeling van een voorstel tot verbouwing van het Raadhuis, zou ik willen vragen of het wel zeker is, dat dit huldeblijk in een stad als Leiden in de toekomst niet aan leiding zal geven tot ontsiering, omdat de kans groot is, dat, daar men hier immers geen historische poort kan hebben van de Bréestraat naar de Botermarkt wegens de baldadigheid, hier ook geen vervuiling en ontsiering zal zijn te weren. Ik kan mij moeilijk voorstellen, dat de gemeentenaren zich op die bank zullen neerzetten om uit te rusten. Reeds het steen noodigt niet tot zitten uit en ik kan mij niet voorstellen, dat men zich aan den publieken weg zal gaan zitten verpoozen op deze bank. Er is dus in den aard van het huldeblijk iets, dat ik met zorg tegemoet zie. Zal de zoo gevreesde baldadigheid hier uitblijven? Ik zou het betreuren, wanneer na eenige jaren dit monument vervuild was en ik ben er niet zeker van dat dit een van de dingen is, die in de toekomst tot sieraad zullen strekken. Maar zooals ik zeg, het is moeilijk een aangeboden geschenk te critiseeren. De Voorzitter. Ik neem aan, dat de Raad zich kan ver eenigen met het verzoek van de Commissie om die bank volgens bijgaande teekening op te stellen en dat de Raad dat geschenk met dank aanvaardt. Ik neem deze gelegenheid te baat om uit te spreken, dat wij zeer waardeeren wat de Commissie meent in deze gemeente te moeten doen. Ik geloof ook ik meen dat van verschillende zijden gehoord te hebben dat het eene gelukkige gedachte van de Commissie is geweest, om op die plek dat monument als blijvende herinnering aan hetgeen de Burgemeester van Leiden iri het bijzonder in de laa.tste jaren heeft verricht, te plaatsen. Ik geloof niet, dat men de vrees behoeft te deelen van den heer Eerdmans, dat de bank te eeniger tijd zal worden ver ontreinigd of beschadigd. Wij hopen, dat het publiek er voor zal zorgen, dat deze bank niet bevuild wordt. Bovendien, politietoezicht kan hier zoo goed mogelijk tegen waken. De plaats valt nogal in het oog, zoodat de schennende hand zich hieraan wel niet zal wagen. Wij hopen dan ook, dat het publiek deze bank niet zal verontreinigen. Laat deze bank ten eeuwigen dage mogen zijn eene dankbare herinnering aan wat de Burgemeester in het bijzonder in de laatste jaren voor Leiden heeft gedaan. Ik hoop dan ook, dat de Raad zich zal kunnen vereenigen met het plan van de Commissie en aan Burgemeester en Wethouders machtiging zal verleenen om aan die Commissie te antwoorden, gelijk door mij is voorgesteld. Teekenen van instemming.) Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 2°. Adres van de Duurtecommissie uit de Leidsche Arbeiders beweging, in zake het verleenen van rabat op den prijs der brandstoffen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Adres van het Comité ter behartiging van de belangen van Overheidspersoneel in zake de toekenning van vacantie en vacantietoeslag. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 4°. Adhaesiebetuigingen van de afd. Leiden der Nederl. Handelsreizigersvereeniging e.a. aan het adres van de afd. Katwijk van de Vereeniging van den Chr. Handeldrijvenden en Industr. Middenstand in zake vermindering van het tarief op de lijn LeidenKatwijk der N.-Z.-Holl. Tramweg-Maat schappij. Zullen worden behandeld tegelijk met het desbetreffend adres. 5°. Verzoek van de Woningbouwvereeniging »Ons Doel" om een voorschot en een bijdrage in de uitvoering van een tweetal bouwplannen op een terrein aan den Hoogen Rijndijk en op een aan de Julianastraat. 6°. Adres van de afd. Leiden van de Nederl. Vereeniging van Electrotechnische Werkgevers, in zake benadeeling in hun bedrijf door de Directie der Stedelijke Lichtfabrieken. 7°. Adhaesiebetuiging aan dat adres van de Nederl. Ver eeniging van Electrotechnische Werkgevers, gevestigd te Amsterdam. 8°. Verzoek van het Bestuur der stichting »Henriëtte-Tehuis" om toekenning van een jaarlijksche subsidie van 500. 9°. Verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Nederl. Onderwijzers om over te gaan tot de oprichting van een Schoolbioscoop. 10°. Adhaesiebetuiging aan dat adres van de Lichtbeelden commissie te Leiden. 11°. Verzoek van den Chr. Besturenbond en van den Ned. R. Kath. Volksbond om een toeslag op den prijs der brand stoffen te verleenen aan die gezinnen, wier inkomen niet meer bedraagt dan ƒ2000.— Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De Burgemeester komt ter vergadering en neemt het voor zitterschap van den heer van Hamel over.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 2