200
DONDERDAG 31 JULI 1919.
Er is gezegd, dat er niets tegen is om de voorstellen ter
visie te leggen. Daar heb ik ook niets tegen, maar wel heb
ik bezwaar tegen de manier waar op dat hier staat omschreven,
dat zij hun meening kunnen doen hooien.
De Voorzitter. Wij kunnen hun toch geen slot op den
mond leggen
De heer van Tol. Ik ben er tegen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat de menschen het zelf moeten
weten of zij zich zullen organiseeren, maar ik zou willen dat
iedereen georganiseerd was. Ik ben er beslist tegen, dat men
de meening van de ongeorganiseerden moet hooren over
voorstellen, die gedaan worden in hun belang door georgani-
seerden.
De Voorzitter. De heer van Tol moet niet vergeten, dat
wij ook nog zijn onderworpen aan 's lands wetten, met name
aan de Grondwet en dat wij dus niemand kunnen belemmeren,
zich te doen hooren. Daar heeft iedereen het recht toe; elk heeft
het recht, zich over zaken, die hem aangaan, te richten tot
de bevoegde autoriteit. De Grondwet kent een ieder het recht
van petitie toe en daarvan kunnen wij dus niet afwijken.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem
ming conform het praeadvies besloten.
XLII. Verordening tot wijziging van de verordening van
11 November 1897 (Gemeenteblad No. 12) op de wateren in
de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. no. 213).
De Voorzitter. Ik zal hierbij even eene korte toelichting
geven. Midden in den winter werd in den aanvang van dit
jaar spoedshalve eene wijziging van deze verordening voor
gesteld, die niet geheel naar onzen zin was, omdat alle zorg
voor de banen, buiten de Openbare Ijsbaan, werd opgegeven,
zooals bijvoorbeeld het verbod van stof werpen op de baan, het
rechtshouden enz., hetgeen toen alleen van toepassing werd
op de Openbare Ijsbaan. Toen heb ik dan ook te kennen
gegeven, dat dit ook mij niet aanstond, maar omdat er destijds
haast bij die verordening was, heb ik gezegd: laat men op het
oogenblik met deze verordening genoegen nemen, dan zal de
Commissie voor de Strafverordeningen in den loop van den
zomer een nieuw voorstel ontwerpen, waarin de oude bepa
lingen ter bescherming van de ijsbanen weder op alle ijsbanen
betrekking zullen hebben, zoodat alle schaatsenrijders dus
zullen worden beschermd. Alleen zijn er ten aanzien van de
Openbare Ijsbaan, dat is dus de Zoeterwoudsche Singelgracht,
strengere maatregelen genomen. Daar mag men zich zoo maar
niet op het ijs begeven en daar mag men in het algemeen
niet komen met door trekdieren getrokken of met de hand
voortbewogen voertuigen enz., maar wat de overige wateren
betreft, daar mag men bijvoorbeeld op komen met karren
en paarden en allerlei zaken; alleen mag men daarmede niet
komen op een voor schaatsenrijders bestemde baan. Voor de
Openbare Ijsbaan zijn de bepalingen dus strenger, omdat de
gemeentelijke overheid zich de zorg daarover in het bijzon
der heeft aangetrokken.
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De Voorzitter. Namens de Commissie voor de Strafver
ordeningen vul ik artikel 31 sub a van artikel I aan met de
woorden «uitgezonderd handsleden'1, artikel 36 subl0. a met
de woorden «uitgezonderd hand- en priksleden", terwijl sub 2°.
zoodanig wordt gewijzigd, dat het luidt: »2°. op een voor
schaatsenrijders bestemde baan op de Openbare Ijsbaan te
komen
a. te voet, anders dan om iemand bij het leeren van
schaatsenrijden behulpzaam te zijn
b. met eene slede."
Het aldus gewijzigde artikel I en vervolgens ook de artikelen
II, III, IV en V, alsmede daarna de geheele verordening wor
den zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
De heer de Lange. M. d. V. Deze verordening heeft al
zoovele wijzigingen ondergaan, dat ik aan Burgemeester en
Wethouders zou willen vragen of zij nu niet zoo goed zouden
willen zijn deze verordening opnieuw in haar geheel zooals ze
thans luidt te doen drukken, opdat wij een volledig exemplaar
krijgen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen gaarne
aan het verzoek van den heer de Lange voldoen.
XLIII. Voorstel tot het verleenen van ontheffing van plaat
selijke directe belasting, dienst 19181919.
(Zie Ing. St. No. 209).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
(De heer Jaeger verlaat de vergadering).
XLIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1918—1919.
(Zie Ing. St. No. 210.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XLV. Vaststelling van het navordei ingskohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1917.
(Zie Ing. St. No. 211
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Bij de behandeling van punt
46 der agenda zou ik de deuren willen doen sluiten en in
verband daarmede stel ik eerst de rondvraag aan de orde.
Heeft misschien iemand iets in het belang der gemeente
in het midden te brengen
De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van de dis
cussie, die wij gehad hebben over ontsierende reclame, wensch
ik er de aandacht van Burgemeester en Wethouders op te
vestigen, dat wij nog steeds gebukt gaan onder de ontsierende
reclame der laatste verkiezingen. Op verschillende plaatsen
grijnst ons nog altijd tegen hetstemt Knuttel, stemt Groene-
veld, stemt Bots. Hierdoor wordt het stadsschoon zeef bedorven.
Zou het niet mogelijk zijn deze reclame te doen verwijderen 1
Vooral in de buurt, waar ik woon, is dit dringend noodig.
Ik zou dit verzoek dringend bij Burgemeester en Wethouders
willen aanbevelen.
De Voorzitter. Wij zijn van plan aan de verschillende kies-
vereenigingen te verzoeken, het aanplakken voortaan na te
laten; het is eigenlijk iets geheel onnoodigs en wat bereikt
men er trouwens mede, of zoo iemand, ik bedoel zijn naam
natuurlijk, ergens aan een paal of tegen een muur hangt?
De heer Eerdmans. Dat is mijn bedoeling niet, Mijnheer
de Voorzitter.
De Voorzitter. Ik begrijp Uwe bedoeling wel, maar hier
door wordt dit euvel in de toekomst toch voorkomen.
Overigens zullen wij zooveel mogelijk aan Uw verzoek
voldoen.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik heb ontvangen het gedrukte
verslag van de vorige Raadsvergadering. Daarin heb ik met
verwondering gelezen, wat de geachte Wethouder van Onder
wijs zou hebben gezegd. De Wethouder heeft voorgelezen
een heelen brief en dien vind ik in het verslag niet opge
nomen, maar slechts een zinnetje, dat voor de betrokken
sollicitante ongunstig is. Juist dat eene zinnetje, uit zijn ver
band gerukt, lijkt zeer ongunstig. De heele brief, die is voor
gelezen, doet zeker minder ongunstig aan dat dat eene zinnetje,
op zichzelf genomen.
Omtrent dat punt zou ik gaarne eenige opheldering ont
vangen.
De heer van Hamel. Ik dacht in het belang van de be
trokken persoon te handelen door alleen dat gedeelte in het
verslag te doen opnemen.
De heer Wilmer. Ik zou gaarne wenschen, in het belang
van de betrokken persoon, dat die heele brief in het verslag
wordt opgenomen. Die brief in zijn geheel kan zeker niet zoo
ongunstig worden opgevat als dat eene zinnetje.
De heer van Hamel. Wanneer de heer Wilmer daarop
insisteert, wil ik den brief met genoegen laten plaatsen,
maar ik dacht in het belang van de betrokken persoon te
handelen door aldus het gesprokene te doen opnemen.
De heer Wilmer. Wanneer de heer van Hamel het in het
belang van de betrokken persoon achtte om niet den geheelen
brief te doen opnemen, sta ik verwonderd, dat de geachte
Wethouder hem wel in de openbare vergadering heeft voor
gelezen. Wanneet de heer van Hamel zooveel gevoeld had
voor die sollicitante, had hij den brief niet moeten voorlezen.
Maar waar hij dat eenmaal heelt gedaan, moet het voor-
gelezene ook in het verslag worden opgenomen. En ik ben
volstrekt niet bang, dat daarmede het belang van de betrokken
persoon zal worden geschaad.