132
Wij geven U mitsdien beleefd in overweging den Raad
voor te stellen het op 13 Maart 1919 toegestaan bedrag met
12.000.— te verhoogen en alzoo te brengen op 110.000.—
overigens onder gelijke voorwaarden betreffende rente en
aflossing.
De Commissie van Beheer over de Gestichten
vEndegeest", vVoorgeesten »RhijngeesV\
J. C. van der Lip, Voorzitter.
Corporaal, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 208. Leiden, 25 Juli 1919.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geene bedenkingen heeft tegen
1°. de rekening, dienst 1918, van het Leidsch Muziekcorps;
2°. de rekening, dienst 1918, van de Plaatselijke School
commissie
3°. den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918, der
Kamer van Koophandel en Fabrieken;
4°. de rekening, dienst 1918, van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken;
5°. den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918, van
het Openbaar Slachthuis;
69. de balans en winst- en verliesrekening, dienst 1918,
van die instelling;
7°, den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918, van
de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest;
8°. de balans en winst- en verliesrekening dier gestichten;
9°. de balans en winst- en verliesrekening over het jaar
1918 van het tijdelijk Gemeentelijk Levensmiddelenbedrijf
10°. den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918,
van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis;
11°, de rekening, dienst 1918, dier instelling.
Zij stelt U derhalve voor tot goedkeuring van die staten,
balansen en winst- en verliesrekeningen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 209. Leiden, 25 Juli 1919.
De Commissie, bedoeld in art. 32 der verordening van 25
October 1917, regelende de heffing van eene plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, heeft de eer U hierbij
aan te bieden haar advies naar aanleiding van diverse ver
zoekschriften om onthelfing van belasting, dienst 1918/19,
wegens het staken van beroep of bedrijf of het eindigen eener
periodieke uitkeering enz., ingevolge art. 33 der genoemde
verordening.
De Commissie voornoemd,
A. van der Elst, Voorzitter.
H. J. Zwiers, l piaatsverv. leden.
S. de Boer Azn. j
Aan den Gemeenteraad.
N°. 210. Leiden, 25 Juli 1919.
De Commissie, bedoeld in art. 32 der verordening van 25
October 1917, regelende de heffing van eene plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, heeft de eer U hierbij
aan te bieden haar advies betrelïende diverse bezwaarschriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst
1918/19.
De Commissie voornoemd,
A. van der Elst, Voorzitter.
S.'L BoerBAzn. Vlaatsverv. leden.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 211. J^eiden, 25 Juli 1919.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
het Navorderingskohier der plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, dienst 1917, met een opbrengst van
40.830.30.
De proefdrukken van dit kohier zijn aan de raadsleden
toegezonden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
N°. 212. Leiden, 25 Juli 1919.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
het 4e Suppletoir Kohier der plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, dienst 1918/19.
Bij onveranderde vaststelling zal het belastbaar inkomen
bedragen ƒ759.200.—
De proefdrukken van dit kohier zijn aan de raadsleden
toegezonden.
Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden.
No. 213. Leiden, 25 Juli 1919.
Zooals reeds in Uwe vergadering van 30 Januari 1919 door
den Voorzitter werd medegedeeld, bestond bij Burgemeester
en Wethouders het voornemen stappen te doen tot een nieuwe
herziening van de verordening op de wateren in deze gemeente,
in verband met de uitbreiding 'van de overheidszorg over het
ijsvermaak op de openbare wateren.
De wijziging toch dier verordening, waartoe Uwe Vergade
ring op 30 Januari 11. spoedshalve besloot, was van dien aard,
dat velerlei bepalingen, tevoren toepasselijk op de ijsvloeren
van alle openbare wateren in de gemeente, voor het vervolg
alleen ten aanzien van de openbare ijsbaan (de Zoeterwoud-
sche singelgracht) van kracht werden.
Het behoeft geen betoog, dat bedoelde bepalingen (o.a. be
treffende het baanvegen, het uitwijken, het werpen van voor
werpen op het ijs, enz.) ook voor de ijsvloeren, die niet als
«openbare ijsbaanin den zin der onderhavige verordening
worden beschouwd, behooren te blijven gelden.
Door Burgemeester en Wethouders daartoe uitgenoodigd,
hebben wij eene verordening tot wijziging van die op de
wateren ontworpen, welke wij de eer hebben U hierbij aan
te bieden en tot toelichting waarvan wij met het volgende
meenen te kunnen volstaan.
Gelijk bij lezing kan blijken, hebben wij eerst bepalingen
vastgesteld, die algemeen gelden, d.w.z. van kracht zijn voor
den ijsvloer van alle openbare wateren binnen de gemeente,
met dien verstande echter, dat zij zich grootendeels beperken
tot die gedeelten van den ijsvloer, die als baan voor schaatsen
rijders zijn ingericht. Bezwaarlijk toch kan onzes inziens voor
bijvoorbeeld het geheele Galgewater verboden worden er met
een fiets of als wandelaar op te komen; zoodanig verbod zou
de burgerij des winters zonder noodzaak al te zeer aan banden
leggen.
Alleen de artikelen 29 en 33 maken op dezen regel een
uitzondering, het eerste uit den aard zijner bepaling, het
laatste, aangezien het daarin vervatte verbod, hetwelk met
het al of niet bestaan van banen op het ijs niets te maken
heeft, naar ons oordeel van zoo wijd mogelijke strekking
moet zijn.
De artikelen 34 tot en met 38 betreffen in het bijzonder
de openbare ijsbaan, waarvoor, uitgenomen art. 31, ook de
bepalingen van de voorgaande artikelen gelden. Wat art. 36
betreft, meenden wij het verbod van te voet op het ijs te
komen niet tot de geheele openbare ijsbaan te moeten uit
strekken; het artikel is dus zoo gesteld, dat men zich, mits
buiten de banen, ook zonder bestuurder van een slede of
behulpzaam bij het leeren rijden te zijn, te voet, dus bij
voorbeeld als toeschouwer bij een daar plaats vindenden
wedstrijd, op de openbare ijsbaan mag bevinden.
Ten slotte wijzen wij er nog op, dat wij in de artt. 31
en 36 naast de door trekdieren getrokken of met de hand
voortbewogen voertuigen en de rijwielen ook de ijsschuiten
en de motorrijtuigen hebben opgenomen.
Wij geven U thans in overweging te besluiten tot vast
stelling van de navolgende