DONDERDAG
voorwaarde, waaraan voldaan moest worden, wilden de infor
mation wel gunstig zijn?
Ik begrijp die uitdrukking niet en zou gaarne daaromtrent
eenige nadere inlichtingen willen in een vergadering met
gesloten deuren, wanneer men dat meer wenschelijk acht,
maar ik geloof, dat zulks wel niet noodig zal zijn.
Ik zou dus alsnog gaarne vernemen wat hier wordt bedoeld
met de woorden: niet onvoorwaardelijk gunstig.
De heer van Hamel. M. d. V. In het algemeen is het beter,
wanneer het over personen gaat, dat men dat niet behandelt
in openbare vergadering, maar de heer Wilmer acht het
blijkbaar niet zoo bezwaarlijk.
De heer Wilmer zegt zelf, dat de inspecteur van het Mid
delbaar Onderwijs mededeelt, dat de inlichtingen omtrent die
candidate niet onvoorwaardelijk gunstig zijn te noemen.
Verder kan ik daar op het oogenblik niet op ingaan.
De heer Wilmer. Het ?al geen van de heeren verwonderen
wanneer ik zeg, dat ik door het antwoord van den geachten
Wethouder geenszins voldaan ben.
Bij mij gaat het er om wat men met die woordenniet
onvoorwaardelijk gunstig, bedoelt. Ik geloof, dat de eenige
voorwaarde, waaraan moest worden voldaan, is, dat deze can
didate niet langer Roomsch-Ratholiek zou zijn. Ik moet nu
eene verklaring geven, die ik met het oog op de betrokkene
liever niet had gedaan. Maar een persoon, die nauw bij deze
benoeming is betrokken, heeft aan de sollicitante gezegd: U
komt niet in aanmerking omdat U zijt Roomsch-Katholiek.
Daarom kunt U niet aan deze neutrale inrichting lesgeven
in de geschiedenis.
M. d. V. Wanneer een Roomsch-Katholieke aan het Hoofd
van een neutrale inrichting eene dergelijke verklaring deed,
dan zou ik niet aarzelen deze in het openbaar te disquaiifi-
ceeren, bij voorbeeld wanneer een Katholiek zeide: ge komt niet
in aanmerking, omdat ge zijt Liberaal.
Maar ik wil dan ook openlijk disqualificeeren eene uitlating,
die de Directrice van de Hoogere Burgerschool zou hebben
gedaan, zooals mij is medegedeeld, dat de sollicitante niet
in aanmerking kon komen, omdat zij Roomsch-Katholiek was.
Ik wensch daartegen te protesteeren.
Zoolang ik dus niet weet, wat men bedoelt met die woorden:
niet onvoorwaardelijk gunstig, meen ik met gerustheid te mogen
zeggen, dat Mej. Langezaal in aanmerking mag komen voor
deze betrekking. Als men niets anders ten haren nadeele kan
aanvoeren dan dat zij Roomsch-Katholiek is, dan meen ik haar
met den meesten ernst te mogen aanbevelen.
Zij is doctoranda, wat met geen van de andere sollicitanten
het geval is. Zij kan les geven in de geschiedenis en de aard
rijkskunde, wat ook met de anderen niet het geval is.
Ik beveel dus met de meeste vrijmoedigheid aan mejuffrouw
A. Langezaal.
De heer van Hamel. Zooals de heer Wilmer de zaak voor
stelt is het niet geheel juist. De Directrice van de Hoogere
Burgerschool zou, volgens den heer Wilmer gezegd hebben:
gij zijt Roomsch-Katholiek en als zoodanig niet voor de Hoo
gere Burgerschool te gebruiken.
Dat kan ik tegenspreken. Zóó is het niet gegaan.
Twee jaar geleden was er eene vacature aan de Hoogere
Burgerschool. Deze betrekking is tijdelijk vervuld door Mej.
Kool. Er heeft destijds eene bespreking met de sollicitanten
plaats gehad en toen heeft de directrice bij wijze van weten
schappelijk gesprek, men zou kunnen zeggen als academisch
vraagpunt, aan Mej. Langezaal, die, zooals de heeren weten,
Doctoranda in de letteren is en dus ook Nederlandsch, wat
misschien haar hoofdvak is, onderwijst, gevraagd of een
Roomsch-Katholieke naar hare meening, objectief Vaderland-
sche Geschiedenis zouden kunnen doceeren.
De Directrice heeft toen informaties naar haar ingewonnen,
toch wel een bewijs, dat er notitie genomen werd van hare
sollicitatie, en deze zijn niet zoo gunstig geweest. Dr. van
Swaay schrijft ten minste als volgt:
»Mej. Langezaal is bij ons werkzaam geweest en eerlijk
gezegd heb ik er niet veel plezier van gehad."
Aldus schrijft de directeur van het Roomsch-Katholiek
Lyceum voor meisjes te 's Hage.
De tweede brief, van Prof. Blok, luidt als volgt:
Geachte mejuffrouw.
Van de drie genoemde dames zou ik de voorkeur geven
aanen hij noemt Mej. Langezaal eerst in de
laatste plaats.
Deze inlichtingen zijn volgens den Inspecteur M. O. beves
tigd geworden floor den Directeur van de Hoogere Burger
school te Helmond, waar Mej. Langezaal thans leerares is.
De Inspecteur, de heer Coops, heeft n.l. ook informaties
ingewonnen en hij komt tot dezelfde conclusie, dat zij niet
behoort te worden geplaatst op de voordracht.
In de gegeven omstandigheden acht ik het 't beste over
deze zaak niets meer te zeggen.
De heer Reimeringer. M. d. V. Naar aanleiding van de
opmerking van den heer Wilmer geef ik de verzekering, dat
bij het opmaken van de voordracht voor deze benoeming
nooit bij de Commissie van Toezicht eene quaestie van poli
tiek of godsdienstige gezindheid heeft voorgezeten. In de eerste
plaats is gevraagd geworden naar de capaciteiten voor de te
vervullen betrekking. Ik geef dan ook de verzekering, dat
op de voordracht zijn geplaatst de dames, van wie de beste
informaties zijn ontvangen. Om die reden is Mej. Revers
No. t op de voordracht geplaatst.
De heer Wilmer. Het doet mij genoegen dat de heer Rei
meringer dit gezegd heeft. Ik heb ook niet het minste ver
wijt willen richten aan het adres van de Commissie van
Toezicht.
De heer Reimeringer heeft zelf gezegd en het doet mij
genoegen dit te mogen constateeren dat hij de uitdrukking,
die de Directrice der Hoogere Burgerschool gebezigd heeft,
niet in bescherming neemt.
De Wethouder heeft de uitdrukking zoo verklaard, dat de
Directrice zou hebben gezegd: gij zijt Roomsch Katholiek en
kunt ge les geven in de geschiedenis? Dus is het geloof van
de sollicitante toch met de benoeming in nauw verband ge
bracht, want daarop zal ongetwijfeld van de zijde van de
Directrice gevolgd zijn: Als Roomsch-Katholieke zijt ge niet
zoo bevoegd als een ander. Daartegen nu blijft mijn protest.
Ik houd vol, dat die meening van de Directrice, zij het on
bewust, heeft beïnvloed de aanbeveling.. Want hetgeen prof.
van Swaaij schreef over de capaciteit van Mej. Langezaal, is
niet zoo slecht. Het ging toen immers over eene werkzaam
heid van enkele jaren geleden, toen zij nog nooit les had ge
geven en stond voor haar examen van doctoranda. Het was
dus toen voor haar een zeer zenuwachtige en gespannen tijd.
Zij had een arbeid te verrichten, welken zij nog nooit had
gedaan, en zij stond tevens voor een zwaar examen. Het is
niet te verwonderen, dat er toen eenige aanmerking op haar
lesgeven mogelijk was. Die aanmerking was althans niet van
dien aard, dat dit haar een beletsel was bij de Rijks Hoo
gere Burgerschool let wel, geen bijzondere te Helmond
eene tijdelijke aanstelling te krijgen. En het is mijns inziens
nu van overwegend belang wat in Helmond van deze sollici
tante wordt gezegd.
Het is opvallend, dat, waar de Directrice reizen heeft on
dernomen om persoonlijke inlichtingen te nemen omtrent het
onderwijs, dat door de sollicitanten werd gegeven, zij niet
naar Helmond is gegaan. Zij schreef dat Helmond haar te
ver was om zich persoonlijk te gaan overtuigen omtrent het
onderwijs van de sollicitante. Zij heeft dus geen reis naar
Helmond ondernomen, terwijl zij zich wel persoonlijk ten
aanzien van de andere sollicitanten is gaan overtuigen.
Wat de eerst-aanbevolene van de sollicitanten betreft, het
is de vraag nog, of die wel goed onderricht zal geven, want
zij heeft nog in het geheel geen onderwijs gegeven. Hier heb
ben wij tenminste eene sollicitante, van wie gezegd wordt,
dat haar onderricht niet gedecideerd, nerveus was, maar
onmiddellijk daarop worden de oorzaken daarvan aangegeven.
Zij had nog nooit les gegeven en stond voor een zwaar exa
men. No. 1 van de aanbeveling heeft ook nu in het geheel
nog geen les gegeven en het kan best zijn, dat zij dezelfde
gebreken zal vertoonen, die bij Mej. Langezaal bij haar eerste
optreden in vagen vorm aanleiding tot critiek gaven. Hoe de
eerst-aanbevolene les geeft, is nu niet na te gaan.
Hoe Mej. Langezaal tegenwoordig les geeft, weet de Direc
trice niet, want zij heeft het niet noodig geoordeeld om zelf
naar Helmond te gaan, terwijl zij zich wel persoonlijk ten
aanzien van de andere sollicitanten op de hoogte is gaan
stellen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik blijf daarom met groote vrijmoe
digheid aanbevelen Mej. Langezaal. Ik blijf bij mijn over
tuiging, dat, zij het ook onbewust, deze aanbeveling is be-
invloed door het feit, dat de Directrice van de Hoogere
Burgerschool liever niet een Roomsch-Katholieke benoemd
zou zien.
De heer van Hamel. De directrice van de Hoogere Burger
School heeft zich absoluut niet laten beïnvloeden door den gods
dienst van de sollicitante. Het beste bewijs is wel, dat een paar
jaar geleden onder de aanbevolenen voorkwam mej. Langezaal,
Leerares in de chemie. De Directrice heeft geen parti-pris tegen
het Katholicisme. Zij kijkt eenvoudig naar het belang van de
school en naar de capaciteiten en de geschiktheid van de leer
krachten. Bij Burgemeester en Wethouders bestaatevenmin voor
keur of reden van uitsluiting wegens godsdienst. Ik heb dan ook
eenige jaren geleden de candidatuur van Mej. Langezaal krachtig