176
DONDERDAG
3 JULI 1919.
zitter eens, maar ik zou nog even twee zaken willen con
st ateeren.
In de eerste plaats wil ik opmerken, dat wanneer de heer
Pera wilde doen uitkomen, dat het lakopleggen op de winke
liers door mij werd gedaan, dat dit niet waar is. Ik consta
teerde feiten, door mij waargenomen.
In de tweede plaats wil ik constateeren, de heer Wilmer
houdt van vastleggen dat ik niet heb gezegd, dat het
katoen der winkeliers duurder was, maar dat ik, toen ik er
een kijkje nam wat hij ook had kunnen doen, omdat
men "kon vermoeden dat deze verkoop stof op zou jagen,
de menschen, die er kochten, hoorde vertellen 't geen ik
heb beweerd en ik heb die menschen geloofd ik had geen
reden aan te nemen, dat zij niet te goeder trouw waren.
Van een vastleggen van mijn kant in dit opzicht is dus geen
sprake. Ik heb enkel mijn ervaring meegedeeld en deze zal
misschien ook den heeren Wilmer en Pera de overtuiging
hebben bijgebracht dat er van een onnobele concurrentie van
de zijde der gemeente geen sprake is geweest.
Het. adres wordt hierop voor kennisgeving aangenomen.
13°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting.
Worden gesteld in handen der Reclamecommissie.
14°. Amendement van Mr. C. W. van der Pot Bzn. op art. 2
der Verordening tot het weren van ontsierende reclame.
Zal worden behandeld bij punt XXII der agenda.
15®. Verzoek van de fractie der tot raadslid gekozen leden
der Sociaal Democratische Arbeiders Partij, om niet aan te
nemen het voorstel tot nadere regeling van den gasprijs en
om dien prijs meer progressief te maken.
Dit verzoek luidt als volgt:
Leiden, 2 Juli 1919.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigde eerbied te kennen Voorzitter en
Secretaris van de door de tot raadsleden gekozen leden der
Sociaal-Demokratische Arbeiders Partij gevormde fractie:
dat zij met verbazing hebben kermis genomen van de door-
Commissarissen der lichtfabrieken voorgestelde wijziging van
de regeling van den gasprijs
dat deze wijziging blijkt neer te komen op een verhooging
van ongeveer 50 tot 75 cent per maand voor de verbruikers
van 60 tot 25 M®. per mnd
dat eerst aan verbruikers van méér dan 70 M. per maand
een verlaging van den prijs met 8 cent per M. voor dat
meerdere verbruik wordt verleend
dat deze regeling, welke geen gasprijsverlaging is, hen zéér
onbillijk voorkomt;
dat zij er de aandacht op vestigen dat door de arbeiders
beweging herhaaldelijk aan llw college is verzocht de gas-
prijzen te herzien op die wijze dat een progressieve gasprijs
zou worden geheven, waarbij voorbeelden werden aangegeven.
Redenen waarom Voorzitter en Secretaris v.n. Uw college
dringend verzoeken de voorgestelde wijziging van de regeling
van den gasprijs te verwerpen, en deze prijs te bepalen pro
gressief naar het inkomen van den verbruiker.
't Welk doende enz.:
voor de fractie van tot raadslid gekozen leden
der S. D. A. P.
de Secretaris: de Voorzitter:
M. F. Oostveen. T. Groeneveld.
Zal worden behandeld bij punt XXI der agenda.
16®. Adhaesiebetuiging van de afdeeling Leiden van den
Nederlandschen Bond van Werklieden in Openbare Diensten
en Bedrijven aan het adres van den Nederlandschen Federa
tieven Bond van Personeel in Openbaren Dienst, in zake toe
kenning van vacantie eii vacantietoeslag.
Zal worden behandeld bij punt XVII der agenda.
17°. Adres, van de Duurtecommissie uit de Leidsche Arbei
dersbeweging in zake brandstoffen.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Dit adres is bij Burgemees
ter en Wethouders ingekomen heden ochtend omstreeks elf
uur. Ons College kan U niet dadelijk een voorstel van behan
deling doen, vermits de brandstoffenkwestie in het algemeen
geen gemeentezaak is en dus deze aangelegenheid niet maar
zoo dadelijk is te overzien.
Wij stellen U derhalve voor, dit, request aan te houden tot
de volgende vergadering, in welke wij U een voorstel van
behandeling hopen te doen.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter deelt nog mede:
1°. dat aan G. Gesink, eervol ontslagen Hoofd der Herha
lingsschool voor Jongens, met ingang van 1 October 1918,
een suppletiepensioen is toegekend van f 19.per jaar, zoo
lang het Rijkspensioen blijft bepaald op 284.
2°. dat op 27 Juni j.l. heeft plaats gehad de opneming der
boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan pro
ces-verbaal is opgemaakt, dat in de Leeskamer ter lezing is
nedergelegd en aan de Gedeputeerde Staten medegedeeld.
De Voorzitter stelt ten slotte nog voor:
om de jaarwedde van den heer M. B. Hoogeveen, als Direc
teur der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen,
wegens toekenning van periodieke traktementsverhooging, vast
te stellen op f 3800.én om diens pensioensgrondslag voor-
loopig te bepalen op hetzelfde bedrag, een en ander gerekend
te zijn ingegaan op 1 Mei 1919.
Hiertoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
Aan de orde is thans:
I. Benoeming van een Commissaris der Gemeentelijke Bank
van Leening.
(Zie Ing. St. No. 169.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Fokker, J. P. Mulder,
Jaeger en Heemskerk verzoeken het stembureau uit te wil
len maken?
Wordt benoemd met algemeene (24) stemmen de heer
G. H. Kokxhoorn.
II. Benoeming van een buitengewoon geneesheer aan de
gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 170.)
Wordt benoemd met ingang van 15 Juli 1919 de heer
J. M. Rombouts met 20 stemmen; 4 stemmen waren uitge
bracht op den heer J. P. Tuijt.
III. Benoeming van een 2en Amanuensis aan de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, tevens Amanuensis aan het
Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 159.)
Bij de eerste vrije stemming zijn uitgebracht 24 stemmen,
waarvan 12 op J. F. van der Henst, 11 op J. van den Berg
en 1 op mejuffrouw A. E. Revers.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Aangezien geen der candidaten
de volstrekte meerderheid van stemmen heeft verkregen, zal
een tweede vrije stemming moeten plaats hebben.
Wordt alsnu voor den tijd van 1 jaar benoemd met 15
stemmen J. F. van der Henst; de heer J. van den Berg ver
kreeg 9 stemmpn.
IV. Benoeming van eene leerares in de geschiedenis aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes (voor het tijdvak van
1 September 1919 tot en met 31 Augustus 1920.)
(Zie Ing St. No. 17S).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer. M. d. V. Het heeft mij bevreemd, dat
geen van de drie candidaten, die hier worden aanbevolen de
geschiktheid heeft om les te geven in de geschiedenis en
aardrijkskunde. Geen van deze drie candidaten bezit een uni-
versitairen graad. Onder de sollicitanten is eene doctoranda,
Mej. Langezaal en zij komt tot mijne verwondering niet op
de voordracht voor.
Deze candidate, die door haar wetenschappelijke opleiding
toch een prae heeft op de andere aaribevolenen, is gepasseerd,
en nu heb ik de zaak eens nagegaan. Ik heb daarvoor niet
veel tijd gehad, omdat deze. benoeming pas gisterenochtend
onder mijn bereik kwam en toen heb ik gevonden, dat van
deze sollicitante gezegd werd, dat de informatiëri niet onvoor
waardelijk gunstig zijn geweest.
Een dergelijken term vind ik nogal vaag. Wat beteekent
dat? Wanneer er stond niet volkomen gunstig of niet geheel
en al gunstig, dan zou het nog iets zijn. Maar wat is nu de