126 kamer ter inzage zijn nedergelegd, verzoeken wij U thans tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden. N°. 188. Leiden, 8 Juli 1919. Onder overlegging van bijgaand verzoek, tegen inwilliging waarvan bij ons College geen bezwaar bestaat, hebben wij de eer U in overweging te geven aan den heer C. Henner eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van leeraar in de gymnastiek aan het Gymnasium, aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en aan de openbare lagere scholen in deze gemeente, en dat ontslag te doen ingaan op 1 September 1919. De verschillende op deze ontslagaanvrage betrekking heb bende, door ons ingewonnen adviezen, liggen in de Lees kamer ter inzage. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, C. Henner, gymnastiekleeraar aan het gymnasiumkweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, en lagere scholen, dat hij Uw College beleefd verzoekt, hem, op grond van zijn leeftijd, met ingang van 1 September e. k. een eervol ontslag te verleenen. 't Welk doende C. Henner. Leiden, 3 Juni 1919. No. 189. Leiden, 8 Juli 1919. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van den heer Ph. de Vries, om eervol ontslag als leeraar in de gymnastiek aan het Gymnasium en aan andere gemeente lijke inrichtingen van onderwijs in deze gemeente, bestaat bij ons geen bezwaar. Mitsdien geven wij U in overweging aan den heer Pb. de Vries, op zijn verzoek, met ingang van 1 September 1919 eer vol ontslag te verleenen als leeraar in de gymnastiek aan het Gymnasium en aan andere gemeentelijke inrichtingen van onderwijs hier ter stede. De ter zake door ons ingewonnen adviezen, zijn in de Lees kamer ter inzage nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 4 Juni 1919. Edelachtbare Heeren Ondergeteekende heeft de eer, U beleefd te verzoeken, hem rnet ingang van 1 September 1919, eervol ontslag te verleenen als Leeraar in de gymnastiek aan het Gymnasium en andere gemeentelijke inrichtingen van onderwijs hier ter stede. Hij heeft de eer te zijn Uw dienstw. dien. Ph. de Vries. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 190. Leiden, 10 Juli 1919. Met verwijzing naar de ter zake door het College van Curatoren van het Gymnasium en den Inspecteur der Gym nasia uitgebrachte adviezen, hebben wij de eer Uwe Ver gadering in overweging te geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van Dr. M. A. Schwartz, om ontslag uit zijne betrekking van leeraar in de oude talen aan het Gym nasium alhier, en hem dat ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 September. 1919. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden geeft met verschuldigden eerbied te kennen de onder geteekende, Maximiliaan August Schwartz, leeraar aan het gymnasium te Leiden, dat hij tegen 1 September e.k. ontslag aanvraagt uit bovengenoemde betrekking, wegens zijn benoe ming tot rector van het Gymnasium te Assen. 't Welk doende enz. M. A. Schwartz. Leiden 23 Juni 1919. N°. 191. Leiden, den 10 Juli 1919. Onder overlegging der desbetreffende sollicitatiestukken hebben wij de eer Uw College, ter voorziening in de vacature van leeraar in de Oude Talen aan het Gymnasium alhier, de volgende aanbevelingslijst in te zenden: 1°. Mej. Dr. M. M. ASSMANN, leerares in de Oude Talen aan het Gymnasium te Alkmaar, wonende aldaar. 2°. B. A. VAN GRONINGEN, litt. hum. docts., tijdelijk leeraar aan het Gymnasium te Groningen, wonende aldaar, onder dien verstande dat een eventueele be noeming van den Heer van Groningen een tijdelijke zij. Het desbetreffend advies van den Heer Inspecteur dei- Gymnasia wordt Uw College hierbij overgelegd, onder mede- deeling daaromtrent dat Dr. B. Israel Ricardo in dit advies vermeld, alsnog zijn sollicitatie heeft teruggenomen. Curatoren van het Gymnasium te Leiden: S. G. de Vries, Voorzitter. M. B. Vos, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 192. Leiden, 17 Juli 1919. In Uwe Vergadering van 20 Februari jl. werd ons College uitgenoodigd praeadvies uit te brengen over het gezamenlijk request van de afdeeling »St. Antonius van Padua'' van den Ned. R. Kath. Bond van personeel in dienst van openbare lichamen en bedrijven en van de afdeeling Leiden van den Ned. Chr. Bond van personeel in publieken dienst van 31 Januari tevoren, waarin onder meer om invoering van het georganiseerd overleg gevraagd werd in den geest van het daarbij overgelegd ontwerp. Wij zijn daarop zoo spoedig mogelijk aan het werk getogen, hebben verschillende rege lingen, elders met betrekking tot dat overleg getroffen, in studie genomen, benevens, voorzoover bekend, de resultaten van de invoering van dit nieuwe instituut nagegaan en zijn tot de overtuiging gekomen, dat het ook voor onze gemeente wel gewenscht zou kunnen zijn een overleg in het leven te roepen, als door adressanten en de besturen van eenige samen werkende ambtenaren-organisatie's in hun adres van 15 Mei jl. (zie het Raadsverslag van 22 Mei 1919) bedoeld. Thans zijn wij met de voorbereiding zoover gevorderd, dat reeds aan eene spoedige invoering van dat georganiseerd overleg kan worden gedacht, en veroorlooven wij ons daarom U nader uit een te zetten, hoe wij ons de werking daarvan hebben voorgesteld. Allereerst nemen wij echter de vrijheid U er opmerkzaam op te maken, dat het inwinnen van het advies der verschil lende ofganisatie's van het gemeentepersoneel ook vóór dezen niet ongebruikelijk was; zoo werden o. a. bij de jongste salarisherziening uitvoerige besprekingen met de vertegen woordigers van die organisatie's gehouden. Zulk een overleg is echter nog geen »georganiseerd" overleg; dit ontstaat eerst, indien er eene regeling in het leven wordt geroepen, die de gevallen aanwijst, waarin en de wijze, waarop er een geregeld contact kan plaats vinden tusschen ons College en de Hoofden" van takken van dienst eenerzijds en de vertegenwoordigers van ambtenaren en werklieden anderzijds. Invoering nu van zulk een overleg kan naar ons oordeel zoowel in het belang van de gemeente als in dat van haar personeel zijn. De aanraking tusschen de Hoofden der verschillende takken van dienst en het onder hen gestelde personeel dreigt vooral door den omvang van de zich steeds uitzettende bedrijven langzamerhand losser te wordeD, waardoor de onderlinge samenwerking op den duur niet gebaat kan zijn. Geregelde besprekingen van de Hoofden van dienst met ver tegenwoordigers van de ambtenaren en werklieden zullen tot resultaat kunnen opleveren, dat de eersten juist inzicht be houden in de verschillende stroomingen, die zich onder de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6