DONDERDAG
19 JUNI 1919.
171
Zoodr.i ik echter weet dat or eenig bezwaar bestaat om de
vergadering op een dergelijken dag bijeen te roepen, zal ik
daarmede rekening houden.
De heer. Heemskerk. Men begrijpe mij goed. Ik persoonlijk
had er geen bezwaar tegen, maar mijns inziens was er eenige
ontstemming bij mijne geloofsgenooten. dat er op dezen dag
eerie gemeenteraadsvergadering werd gehouden. Daarom heb
ik de zaak ter sprake gebracht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb gehoord, dat er dit jaar
geen parkconcerten zullen worden gegeven. Ik zou willen
vragen of dat zoo is en zoo ja, welke redenen daartoe dan
hebben geleid
Zooals U weet, is het de gewoonte, dat in den zomer in het
park concerten worden gegeven en die hebben ook de be
langstelling vari het publiek. En nu zou men die niet door
willen laten gaan'? Ik zou gaarne daaromtrent officiéél worden
ingelicht.
De Voorzitter. Die concerten hebben wij verleden jaar
toegestaan en die zijn niet door onze schuld zoo goed als
onmogelijk gemaakt.
Wij hebben natuurlijk de desbetreffende adviezen gevraagd
en toen is ons gezegd, dat het beter was, nog een poosje met
die concerten te wachten.
En nu heeft elke zaak twee kanten. De een kan zeggen
men moet ze niet toelaten, en de ander: doe het wel, maar
men kan maar ééne beslissing nemen.
De zaak is echter overwogen en het is beter gevonden
voorloopig nog wat te wachten. Wanneer wij de zekerheid
hadden, dat de parkconcerten niet de gelegenheid zouden
geven tot het plegen van wanordelijkheden, zou niets ons
aangenamer zijn dan ze direct weder te laten uitvoeren.
De heer Sijtsma. Ik kan U die zekerheid niet geven, maar
niemand kan ook de zekerheid geven, dat er wanordelijkheden
zullen geschieden.. En tegenover die eene keer, dat er onorde-
lijkheden zijn geweest, staat een reeks van opvoeringen, die
ordelijk zijn verloopen. En nu geloof ik niet, dat het eene
gunstige stemming wekt bij de burgerij, wanneer men zegt:
wij willen die concerten niet houden, want zij kunnen aan
leiding tot relletjes en opstootjes geven.
Men zal hebben gemerkt dat men hier bezig is om voor
den derden October een groote optocht te ontwerpen. Wan
neer men zoo bang is voor wanordelijkheden zal dat ook niet
kunnen. Dat geeft nog meer aanleiding tot oploopjes. Ik geloof
werkelijk dat het beter is, dat men zich met dergelijke dingen
niet al te bang maakt.
Ik vrees die wanordelijkheden niet en het publiek stelt veel
belang in die concerten. Wij geven aan óns muziekcorps
jaarlijks eene subsidie, op grond daarvan, dat het volk daar
voor concerten kan krijgen. Dat is ook altijd gedaan en nu
moet men daarmede in eens uitscheiden. Ik geloof, dat dat
niet goed gezien is.
Daarom zou ik Burgemeester en Wethouders in overweging
willen geven om daarmede weer aan te vangen. Blijkt het
dat de politieautoriteiten gelijk hebben, dan kan men ze voor
den vervolge nog afstellen. Ik stel mij levendig voor. dat
een groot gedeelte van de burgerij dat wenscbt en dat de
vrees die ten deze opzichte gekoesterd wordt, blijken zal on
gegrond te zijn. Juist het niet laten doorgaan zal een onge-
wenscht gevolg op de mentaliteit der bevolking hebben.
De Voorzitter. Ik merk op, dat Uw woordenkeus niet ge
heel juist is. Er zijn verschillende malen proeven genomen
en toen is gebleken, dat deze concerten gebruikt weiden voor
het maken van relletjes. Het is geen kwestie van vrees, maar
men moet toch verhinderen, dat daar een bron wordt ge
schapen voor wanordelijkheden. U zegt het beter te weten,
dan Burgemeester en Wethouders. U vergeet evenwel, dat
U er niet voor verantwoordelijk zijt. Ik geloof ook niet,
dat dit eene kwestie is, die bij de rondvraag ter sprake had
moeten komen. U hadt mij hierover beter persoonlijk kunnen
spreken. Ik herhaal nogmaals, dat ik als autoriteit het beier
heb gevonden, mogelijke relletjes te voorkomen. Die er wat van
te zeggen hebben, dat de concerten niet worden gehouden,
hebben geene verantwoordelijkheid te dragen, maar wanneer
er van die concerten gebruik zou worden gemaakt tot het
maken van herrie, dan zou men waarschijnlijk in zeker veel
gelezen blad een aantal ingezonden stukken kunnen lezen,
waarin gezegd werdwat is het onhandig van Burgemeester
en Wethouders en wat een nadeel heeft men hierdoor aan
den middenstand berokkend. Ik geloof daarom, dat èn Uw
woordenkeus niet juist is geweest èn dat het verkeerd is om
dit onderwerp thans ter sprake te brengen. U begrijpt wel,
dat het onze bedoeling niet is, deze concerten in het vergeet
boek te doen geraken. Indien IJ wilt weten, wie in deze de
bevoegdheid heeft, dan wil ik U wel mededeelen dat Burge
meester en Wethouders de bevoegdheid hebben om de con
certen toe te staan, maar dat ik als hoofd van de politie het
recht heb ze al of niet te doen doorgaan.
Niemand meer het woord verlangende sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOOM.