109
b. voor de technische en administratieve ambtenaren in
gemeentedienst uniforme diensttijden vast te stellen.
Inwilliging van het eerste gedeelte van het verzoek lijkt
ons niet wenschelijk. Een ambtenaar ontvangt zijn traktement
voor zijn geheelen diensttijd, met inbegrip dus van den tijd,
gedurende welken hem jaarlijks vacantie wordt verleend.
Hem nu over den tijd, waarop hij recht heeft op een jaar-
lijksche vacantie en zulk een vacantie geniet, een toelage
boven zijne bezoldiging toe te kennen, zooals in artikel 38
van het ontwerp-Ambtenarenwet, samengesteld door de Staats-
commissie ter voorbereiding van algemeene wettelijke regelen
betreffende den rechtstoestand van ambtenaren, wordt voor
gesteld, is o. i. te beschouwen als een soort voogdij over den
ambtenaar uitgeoefend met betrekking tot (de wijze, waarop
hij zijn traktement besteedt. Feitelijk dwingt men den ambte
naar op die manier om, ook tegen zijn zin, vacantie té nemen.
Anders toch derft hij zijn toelage. Een toelage, als de hier
gevraagde, is ook- niet te vergelijken met de toelage, die
pleegt gegeven te worden wegens het gemis van een deel dei-
bezoldiging gedurende den vacantietijd. Wij hebben hier het
oog op ambtenaren, die in het genot van vrijen kost zijn.
Indien dergelijke ambtenaren met vacantie gaan, missen zij
een deel van hun traktement en het kan dus billijk heeten
hun voor dit gemis eene vergoeding te geven, zooals in
artikel 24 der verordening regelende den rechtstoestand is
bepaald. Van het toekennen van de gevraagde vacantie-
toelage kunnen wij echter de billijkheid niet inzien, vermits,
gelijk gezegd, bij het vaststellen van het traktement uit den
aard der zaak met den vacantietijd is rekening gehouden.
Adressant grondt zijn verzoek op het bovenaangehaalde
artikel 38 van het ontwerp-ambtenarenwet der Staatscommissie.
Doch dit kan naar onze meening allerminst als argument voor
inwilliging gelden.
Nu tengevolge van het rapport der Staatscommissie de
toekenning eener vacantietoelage een punt van overweging
bij de Regeering uitmaakt, dient, afgezien van de principieele
bezwaren, in ieder geval de beslissing van den wetgever te
worden afgewacht. Anders wordt vooruitgeloopen op eene
wettelijke regeling en kan zich het zonderlinge geval voor
doen, dat men met het oog op eene wettelijke bepaling
regelingen treft, terwijl die wettelijke bepaling juist niet tot
stand komt of in een geheel anderen vorm, dan men zich
louter op grond van een ontwerp eener staatscommissie heeft
gedacht. Inwilliging van het eerste gedeelte van het verzoek
meenen wij U derhalve ten zeerste te moeten ontraden.
Het vaststellen van uniforme diensttijden voor de technische
en administratieve ambtenaren is een vraagstuk, dat bij de
in voorbereiding zijnde herziening van de instructies der
ambtenaren onder oogen kan worden gezien. In de rede, door
Uwen Voorzitter in de vergadering van 16 Januari j.l. ge
houden, naar welke rede adressant verwijst, doelde de Burge
meester natuurlijk enkel op den werktijd op de verschillende
bureaux der gemeente-secretarie. Deze werktijd moest z. i.
van denzelfden duur zijn als waartoe door de Regeering was
besloten voor de verschillende Ministerieele bureaux. Een
verdere strekking had het te dezen opzichte door den Burge
meester in het midden gebrachte, zooals men moest kunnen
begrijpen, niet.
Het bovenstaande samenvattende geven wij U mitsdien in
overweging:
a. niet in te gaan op het verzoek, om aan alle gemeente
ambtenaren een vacantietoelage te geven
b. het adres voorzooveel betreft het vaststellen van uniforme
diensttijden voor de technische en administratieve ambtenaren
voor kennisgeving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 Juni 1919.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren!
Geeft beleefdelijk te kennen het bestuur der afdeeling Leiden
van den Centralen Nederlandschen Ambtenaarsbond
dat zij met waardeering hebben kennis genomen van het
Ontwerp-Ambtenaarswet der Staatscommissie-Dresselhuijs in
zake den Rechtstoestand der ambtenaren
dat zij, onder verwijzing naar art. 38 van genoemd wets
ontwerp, 'Uwen Raad verzoeken, zoo spoedig doenlijk zoodanige
wijzigingen in de bestaande verordeningen aan te brengen,
dat aan alle ambtenaren in dienst der gemeente Leiden een
vacantie-toelage worde verstrekt van Vso der jaarlijksche be
zoldiging met een minimum van ƒ30.uit te keeren uiterlijk
uit0 Juni met het oog op de komende vacanties;
dat zij onder verwijzing naar de rede van den Heer Burge
meester in de Raadszitting van 16 Jan. j.l. tevens verzoeken,
voor de technische en administratieve ambtenaren in gemeente
dienst uniforme diensttijden vast te stellen.
Namens het Bestuur,
J. Penseel, Voorzitter.
H. v. Woudenberg, Secretaris.
N°. 164. Leiden, 25 Juni 1919.
In Uwe Vergadering van 19 December j.l. werd overeen
komstig ons voorstel, opgenomen onder No. 326 der Inge
komen Stukken, besloten goed te keuren, dat het bij raads
besluit van 2 Mei 1918 (Ingekomen Stukken No. 111) aan de
vvoningbouwvereeniging »Ons Belang" in uitzicht gestelde
voorschot van ten hoogste 587,800 ten behoeve van den
bouw van 108 arbeiderswoningen en den aankoop van den
daarvoor benoodigden grond, gelegen aan en nabij de
Bronkhorststraat, de Verlengde Mauritsstraat, de Gasstraat
en verder zich aldaar onder de gemeente Leiderdorp bevin
dende straten, werd verhoogd met een bedragvan ten
hoogste 42.660 en dat ook de bijdrage in het tekort op de
exploitatie de daaruit voortvloeiende verhooging onderging.
In ons praeadvies deelden wij U toen tevens mede, dat wij
U te zijner tijd zouden voorstellen verhooging van de ver
leende Rijksvoorschotten en toegezegde Rijksbijdragen bij het
Rijk aan te vragen.
In verband met een en ander stellen wij U thans voor
verhooging van het bij Koninklijk Besluit van 24 October
1918 verleende bouwvoorschot ten bedrage van ten hoogste
529.900 en van het bij hetzelfde Koninklijk besluit verleende
grondvoorschot ten bedrage van ten hoogste 57.900 met
resp. f 33.300 en 9.360, alsook verhooging van de toegezegde
Rijksbijdragen aan te vragen.
Blijkens bericht van den Minister van Arbeid is deze bereid
met den Minister van Financien een dergelijk voorstel bij de
Kroon aanhangig te maken.
Tevens dient nog, teneinde Uw besluit in overeenstemming
te brengen met het Koninklijk besluit, sub a der voorwaarden,
waaronder het voorschot aan de vereeniging »Ons Belang"
in uitzicht werd gesteld, een kleine wijziging te ondergaan.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
A. Ons College te machtigen tot H. M. de Koningin het
verzoek te richten:
1°. het bij Koninklijk Besluit van 24 October '1918, no. 43
verleende voorschot van ten hoogste ƒ587.800, (bouwvoorschot
ƒ529.900 en grondvoorschot ƒ57.900), teneinde de gemeente
in staat te stellen een voorschot van gelijk bedrag te verleenen
aari de vvoningbouwvereeniging »Ons Belang" alhier, ten
behoeve van den aankoop van den grond en den bouw vari
108 arbeiderswoningen, waaronder 3 winkelhuizen, aan en
nabij de Bronkhorststraat, de Verlengde Mauritsstraat, de
Gasstraat en verder zich aldaar onder de gemeente Leiderdorp
bevindende straten, te verhoogen met ten hoogste ƒ42.660
(bouwvoorschot ƒ33.300.— en grondvoorschot ƒ9.360,een
en ander met het oog op de na de gebouwde aanbesteding
gebleken hoogere bouwkosten en hoogere kosten van straat-
aanleg
2°. in verband met de te verleenen hoogere voorschotten,
sub 1°. bedoeld, verhooging der toegezegde buitengewone
bijdragen in de betaling van de ter zake aan het Rijk ver
schuldigde annuïteiten op den van Rijkswege vastgestelden
voet toe te kennen;
B. het raadsbesluit van 24 Mei 1918. (Ingek. Stukken no.
Ill), gewijzigd bij raadsbesluit van 17 April 1919 (Ingek.
Stukken no. 85) in zake het aanvragen en aanvaarden van
een voorschot met bijdragen ten behoeve van het plan van
de woningbouwvereeniging »Ons Belang" tot het bouwen
van 108 arbeiderswoningen aan en nabij de Bronkhorststraat
en eenige verder zich aldaar onder de gemeente Leiderdorp
bevindende straten, nader in dien zin te wijzigen, dat sub a
der voorwaarden, waaronder het voorschot werd verleend,
wordt gelezen als volgt:
Het voorschot wordt verstrekt tegen dezelfde rente en
aflossing in evenveel gelijke annuïteiten als de gemeente aan
het Rijk moet betalen. In de door de vereeniging aan de ge
meente te betalen annuïteiten worden door de gemeente
buitengewone bijdragen toegekend ten bedrage van respec
tievelijk tweemaal en vier derde maal het bedrag der bijdragen,
die door de gemeente van het Rijk worden genoten, met dien
verstande evenwel, dat, wanneer de bijdragen van Rijkswege
aan de gemeente ophouden of worden verminderd de bijdragen
van de gemeente aan de vereeniging eveneens ophouden, dan
wel een evenredige vermindering ondergaan."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.