108 11 Juni j.l. is hiermede volgens opgave van het Steuncomité een bedrag van ƒ15.556.90 gemoeid. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 11 Juni 1919. Aan Heeren Rurgemeester en Wethouders van Leiden. Edelachtbare heeren! Mede naar aanleiding van een onderhoud, dat onze Voor zitter onlangs met uw medelid, den heer Mr. van der Pot, mocht hebben, zij het ons bestuur vergund, het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Den 12en November 1918 deed het Koninklijk Nationaal Steuncomité een circulaire uitgaan aan de Plaatselijke Steun comité's, waarin het aandrong op »zeer spoedige totstand koming van steunmaatregelen" voor de jonge mannen, welke de demobilisatie van ons leger naar hunne woonplaatsen terug bracht en welke niet allen orimiddelijk werkgelegenheid zouden kunnen vinden. Ons plaatselijk Steuncomité sloeg onmiddelijk de hand aan het werk en het is ons gelukt zóó spoedig de noodige maatregelen te nemen, dat bij den eersten grooten aandrang van gedemobiliseerden hulp kon worden verleend, «vanaf de eerste week", zooals het K. N. Steuncomité dit wenschte. In financieel opzicht werd ons dit zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt; immers, het K. N. Steuncomité verklaarde zich bereid, gedurende een tijdsverloop van 4 weken alle kosten voor zijne rekening te nemen. Deze toezegging was ook voor de gemeente Leiden van groot belang. Immers, het overgroot gedeelte der gedemobili seerden zou, ook indien het K. N. Steuncomité daaromtrent geen voorschriften had gegeven, zonder eenigen twijfel, al thans gedurende eenigen tijd, ten laste van ons plaatselijk comité zijn gekomen, omdat niet aanstonds voor hen geheele of gedeeltelijke werkgelegenheid bestond. De gemeente zou dan 50% van de daarvoor noodige kosten hebben moeten dragen, daar het K. N. Steuncomité slechts 50% van onze gewone uitkeeringen draagt. Tengevolge echter van bovengenoemde circulaire van 12 November werden de kosten der ondersteuning aan hen. die sedert medio November zijn gedemobiliseerd, gehéél ten laste van het K. N. Steuncomité gebracht. Deze toestand is zoo gebleven, niet alleen gedurende de eerste vier weken der demobilisatie, maar tot begin Februari 1919. Alles, wat door ons Comité aan ondersteuningen aan Leidsche gedemobiliseerden tot 6 Februari is uitgekeerd, is terugbetaald geworden door het K. N. Steuncomité; deze uitkeeringen hebben aan de gemeente Leiden niets gekost. Inmiddels was eene belangrijke verandering ingetreden. De Minister van Oorlog had den 27 December 1918, in een cir culaire (afd. Dienstplicht n°. 109Z.) gericht tot de Burgemeesters, omtrent «demobilisatie-kostwinnervergoedingen en steun van anderen aard" regelen vastgesteld. Deze circulaire bereikte eenige dagen later ons Plaatselijk Comité, terwijl eerst van 7 Januari 1919 dagteekent de regeling dezer aangelegenheid, voorzoover het K. N. Steuncomité daarin werd betrokken; eene regeling», neergelegd in eene circulaire van het K. N. Steuncomité «aan de Demobilisatie-Commissie en de Plaatse lijke Steuncomité's." Onmiddelijk na de ontvangst der circulaire van 7 Januari is ons Steuncomité, door middel van eene toen in het leven geroepen Demobilisatie-Commissie aan het werk gegaan, om aan de voorschriften, vervat in die circulaire, in verband met die van den Minister van Oorlog van 27 December II. te voldoen. Wij hadden de voldoening, dat de demobilisatie- uitkeeringen van onze Demobilisatie-Commissie reeds 6 Fe bruari konden plaats vinden en zich onmiddelijk hebben kunnen aansluiten aan de tiendaagsche uitkeeringen der mili taire vergoedingen, gedurende de mobilisatie namens de Burgemeesters uitgekeerd. Leiden is de eenige gemeente, waar zulks heeft kunnen plaats vinden. Wat de terugbetaling der aanzienlijke kosten betreft, welke deze uitkeeringen met zich mede brachten, ons Steuncomité moest uit de omstandigheid, dat daaromtrent niet reeds dadelijk regelen werden vastgesteld, terwijl deze nieuwe vorm van ondersteuning geheel berustte op voorschriften van den Minister van Oorlog, en niet anders was dan een voortzetting der militaire vergoedingen gedurende de demobilisatie uitgekeerd, en die met de gewone steunverleening slechts verwijderd verband hield, opmaken, dat de kosten geheel zouden komen ten laste van het Rijk zij het dan, geheel of voor een deel, langs den weg van het K. N. Steuncomité. Uit die meening werd ons bestuur eenigzins hardhandig opgeschrikt door een schrijven van het K. N. Steuncomité van 27 Februari. In dit schrijven, tot ons gericht naar aanleiding van een geheel andere aangelegenheid, werd ons medegedeeld, dat, in het algemeen gesproken, het K. N. Steuncomité slechts 90 vergoedt van de bovenbedoelde kosten «zoodat de resteerende 10 uit plaatselijke bijdragen of uit de gemeentekas moeten worden betaald." Deze mededeeling verwonderde ons uitter- mate, omdat ons plaatselijk Comité nooit had bereikt eene aanschrijving omtrent deze kostenregeling. Dat deze aan schrijving bestaat, zijn wij eerst veel later gewaar geworden. Immers, véél later kwam ons Bestuur in bet bezit eener ongedagteekende circulaire van het K. N. Steuncomité, gericht tot de Burgemeesters, de demobilisatie-commissies en de plaatselijke steuncomité's, waarin van de 90 sprake is. Inmiddels was, naar aanleiding van den brief van 27 Februari ons Bestuur over deze aangelegenheid met het K. N. Steun comité in overleg getreden. Het resultaat van dit overleg was, dat bij schrijven van 25 April dit laatste zijn standpunt hand haafde. Wel eindigde dit schrijven aldus: «Blijkt ons over tuigend, dat Uwe gemeente en hare ingezetenen absoluut onvermogend zijn om iets voor deze crisisslachtoffers af te zonderen, dan zal te zijner tijd overwogen kunnen worden, of het K. N. Steuncomité daarin aanleiding kan vinden, om ook die 10 van buiten de gemeente te doen toevloeien." Maar het is van ons Comité natuurlijk niet te wachten, dat het pogen zoude, een dergelijke overtuiging bij hetK.N. Steuncomité te doen post vatten. Ons Comité was dan ook bezig de gegevens te verzamelen, om zich te dezer zake tot Uw college of tot den gemeenteraad te wenden, toen den 16en Mei hier bericht werd ontvangen, dat het K. N. Steuncomité weigerde, de remise over te maken over de uitkeeringen geraamd op ongeveer 15000) welke dien zelfden dag noodig waren. Had toen niet een Leidsch ingezetene zich persoonlijk voor dit bedrag borg gesteld, de, uitkeeringen hadden niet kunnen plaats vinden. Welke indruk dit zoude gemaakt hebben op de aldus teleurgestelde gedemo biliseerden behoeft geen betoog. In een mondeling onderhoud, dat de le voorzitter eü de le penningmeester van ons plaatselijk Comité eenige dagen later met den Voorzitter en den Alge- meenen Secretaris van het K. N. Steuncomité over deze zoo gewichtige aangelegenheid hadden, bleven deze laatsten bij hunne meening en gaven onomwonden te kennen, dat ons plaatselijk Steuncomité op geene verdere subsidie van welken aard ook van de zijde van het K. N. Steuncomité behoefde te rekenen, indien onzerzijds geen stappen bij den Gemeente raad werden gedaan om de resteerende 10 uit de gemeente kas te verkrijgen en deze stappen niet met gunstigen uitslag zouden worden bekroond. Wel gaven bedoelde bestuursleden van het K. N. Steuncomité als hunne persoonlijke meening te kennen, dat binnenkort eene Rijksregeling zoude worden ge troffen, waarbij alle deze demobilisatie-uitkeeringen ten laste van het Rijk worden gebracht, zoodat de 10% weder in de gemeentekas zoude terugvloeien; maar zekerheid bestond bij hen op dit punt niet. Onder deze omstandigheden ziet ons plaatselijk Steuncomité zich verplicht, zich tot Uw college te wenden met het verzoek het daarheen te leiden, dat de resteerende '10% van 6 Februari 1919 af, uit de Gemeentekas worde gekweten. Wij behoeven er niet op te wijzen, dat, als aan de geheel of gedeeltelijke werkloozen onder de gedemobiliseerden ondersteuning ware verleend volgens de gewone regelen van ons Steuncomité de 50 welke dan door de Gemeente zoude dienen te worden gedragen, aanzienlijk booger op stok zouden loopen, dan de nu gevraagde 10 van de kosten, voortspruitend uit de voorschriften van den Minister van oorlog. Wij twijfelen dan ook niet, of U zult met ons het billijke van ons verzoek inzien. Eene weigering daarvan zoude trouwens stopzetten der uit keeringen tengevolge moeten hebben. De bovenbedoelde uitkeeringen hebben tot nu toe bedragen ƒ139.883.225. Een tiende daarvan bedraagt 13988.33. Dit bedrag moet vermeerderd worden met de administratie- en andere kosten groot ƒ1568.57, zoodat voor rekening van de Gemeente zou komen een bedrag van 15556.90, behalve dan hetgeen na de dagteekening van dit schrijven nog zal dienen te worden uitbetaald. Namens het bestuur J. E. Heeres, Voorzitter. M. P. C. van Geer, Secr. N°. 163. Leiden, 24 Juni 1919. In nevensgaand adres verzoekt het bestuur van de afdeeling Leiden van den Centralen Nederlandschen Ambtenaarsbond a. zoodanige wijzigingen in de bestaande verordeningen aan te brengen, dat aan alle ambtenaren in dienst van de ge meente Leiden nog dezen zomer een vacantietoelage worde verstrekt van der jaarlijksche bezoldiging met een minimum van 30.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 11