GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
107
IHeGKOMGN «TUKKEN.
N°. 158. Leiden, 19 Juni 1919.
De Commissie van Financiën heelt geen bezwaar tegen de
begrootingsstaten, gevoegd bij de voordrachten van Burge
meester en Wethouders:
a. tot verhooging van het bedrag uitgetrokken op den dienst
1919 voor de aanschaffing van Chemicaliën enz. voor den
Keuringsdienst van eet- en drinkwaren met 1700.
(Ingek. St. No. 149);
b. tot verhooging van het crediet voor de aan het Steun
comité, Oorlogstoestand 1914, uit te keeren bijdrage uit
de gemeentekas over 1919 met 90.000.(Ingek. St.
No. 151)
c. tot beschikbaarstelling van een bedrag van f 35.000.
voor de uitbreiding van het Raadhuis. (Ingek. St. No. 152);
d. tot beschikbaarstelling van een bedrag van 4520.
voor de hoogere kosten der herstelling van de Zijlpoorts-
brug. (Ingek. St. No. 150);
een en ander, indien de Raad overigens conform deze voor
drachten besluit.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 159. Leiden, 23 Juni 1919.
Voor de benoeming van een 2en amanuensis bij het onder
wijs in de natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool
voor Jongens, tevens belast met de werkzaamheden van
amanuensis bij het onderwijs in de scheikunde aan het Gym
nasium alhier, voor welke betrekking sollicitanten zijn opge
roepen, in verband met het aan den heer B. J. Akkerman
verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U, met verwijzing
naar de ter zake door de Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs en het College van Curatoren uitge
brachte adviezen, de navolgende personen aan te bevelen:
1°. J. VAN DEN BERG, te Leiden, werkzaam op het Orga
nisch Chemisch laboratorium der Rijks-Universiteit;
2°. J. F. VAN DER HENST, te 's-Gravenhage, tijdelijk
werkzaam bij de telegrafie.
Tevens gevens wij U in overweging om, overeenkomstig
het voorstel van de Commissie van Toezicht, de benoeming
een tijdelijk karakter te doen dragen en te doen plaats hebben
voor den tijd van één jaar, gerekend vanaf het tijdstip der
in functie treding.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 160. Leiden, 23 Juni 1919.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van J. H.
Sundermeijer om vergunning tot het bouwen van een houten
schuur, tot berging van brandstollen en tuingereedschappen,
in den tuin van perceel Zoeterwoudsche Singel No. 57, bestaat
bij ons college geenerlei bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
J. H. Sundermeijer voornoemd, vergunning te verleenen, om
de in den tuin van perceel Zoeterwoudsche Singel No. 57,
kad. Sectie M No. 3778, te bouwen schuur, van hout te doen
maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 26 Mei 1919.
De ondergeteekende Johannus Hermanus Sundermeijer ver
zoekt aan den Raad van de Gemeente Leiden Vergunning
voor maken van een Schuur in de tuin van het perceel
Zoeterwoudsche Singel No. 57 Sectie M. Kadastraale No. 1809
volgens bijgaande teekening.
Met de meeste Hoog Achting,
J. H. Sundermeijer.
N°. 161. Leiden, 23 Juni 1919.
Het hieronder afgedrukte adres der samenwerkende bouw
vak-organisaties, ter fine van praeadvies in onze handen ge
steld bij Uw besluit van 19 Juni 11., geeft ons aanleiding het
volgende aan IJ mede te deelen.
Namens ons College is reeds herhaaldelijk in verband met
in Uwen Raad gemaakte opmerkingeu betoogd, dat de voe
ger, die met den aannemer van eenig bouwwerk overeenkomt
het voegwerk tegen een vooraf bepaalden eenheidsprijs uit te
voeren, zelf te beschouwen is als een onderaannemer, zoodat
bepalingen in bestekken, die alleen op werklieden betrekking
hebben, niet op hem toepasselijk zijn. Wel is dit natuurlijk
het geval met die voegers, die met den eerstbedoelden voe
ger, en dus als het ware in diens dienst, het werk verrichten.
Intusschen hebben besprekingen van een lid van ons Col
lege met vertegenwoordigers der voegers wel de overtuiging
geschonken, dat ook de juridisch als onderaannemer te be
schouwen voeger in den regel maatschappelijk geheel gelijk
staat met de werknemers. Vooral komt dit uit door het feit,
dat binnenkort de afsluiting van een collectief contract mét
de patroonsorganisaties in de bouwvakken te wachten staat,
waarin bepaalde eenheidsprijzen zullen worden vastgelegd.
Het feit dat er op het oogenblik bij genoegzame levendig
heid in de bouwbedrijven werkloosheid heerscht bij het
meerendeel der Leidsche voegers is onbevredigend. Wij zijn
dan ook bereid om tot verbetering in dezen mede te werken
door in volgende bestekken de bepaling omtrent het gebruik
maken van Leidsche arbeidskrachten uitdrukkelijk mede toe
passelijk te verklaren op alle voegers. Het bovenbedoelde
juridische geschilpunt blijft dan buiten beschouwing, terwijl
de gebruikelijke dispensatiebepaling ook hier misbruik zal
kunnen tegengaan.
Onder mededeeling dat de vertegenwoordigers der voegers
met deze oplossing volkomen genoegen nemen, stellen wij U
voor het adres overigens voor kennisgeving aan te nemen.'
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 18 Juni 1919.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
M. H.
De voegers, georganiseerd in de Landelijke Federatie, van
Bouwvakarbeiders, Centrale bond van Bouwvakarbeiders, en
de Ned: Christelijke Bouwarbeidersbond, geven met verschul-
digden hoogachting te kennen, dat zij den Gemeente Raad
met den meesten aandrang verzoeken, maatregelen te nemen,
dat in besteksbepalingen geldende voor uit te besteden en in
eigen beheer nemende werken, der Gemeente Leiden, en in
die werken, zooals woningbouw-vereenigingen die door de
Gemeente gesubsideerd worden, de bepaling wordt opgeno
men, dat zij als werknemers moeten worden beschouwd, en
niet als onderaannemers.
Met hoogachting
Namens de drie samenwerkende organisatie's
A. Schouten Voorz:
J. J. v. Mastrigt Secretaris
N°. 162. Leiden, 24 Juni 1919.
In nevensgaand schrijven verzoekt het Steuncomité Leiden
Oorlogstoestand 1914 het daarheen te leiden, dat 10% van de
uitkeeringen, sedert 6 Februari 1919 aan gedemobiliseerden door
het comité gegeven, benevens de administratie- en verdere
kosten door de gemeente voor hare rekening worden genomen.
Aan het in het schrijven medegedeelde behoeft dezerzijds
niets te worden toegevoegd, om U te doen inzien, dat de
eenige uitweg in deze is, dat de gemeente, althans voorloopig,
die 10 benevens de administratie- en verdere kosten voor
hare rekening neemt. Intusschen vertrouwen wij, dat het Rijk,
behalve de 90 welke het Koninklijk Nationaal Steuncomité
bijdraagt, alsnog bereid zal worden bevonden de restêerende
10 °/o terug te geven. Op het oogenblik bestaat hieromtrent
echter nog geen zekerheid, aangezien een besliste toezegging
in deze door het Rijk nog niet is gedaan.
Onder mededeeling, dat wij de desbetreffende begrootings-
regeling te zijner tijd U ter vaststelling zullen aanbieden,
geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging goed te
keuren, dat vanaf 6 Februari 1919 tot we'deropzeggens 10
der uitkeeringen aan gedemobiliseerden, benevens de admini
stratie- en verdere kosten, door de gemeente aan het Steun
comité Leiden Oorlogstoestand 1914 worden uitbetaald. Tot