DONDERDAG 22 MEI 1919.
161
Dat zal dan een gemak geven voor de menschen,** die er
.van gebruik moeten maken. Met een lagere helling zullen zij
\eel gemakkelijker en vertrouwd over de brug heenrijden,
dan wanneer de hoogte zoo blijft, wat onverantwoordelijk is.
De heer Hoogenboom. Ik weet het niet uit mijn hoofd,
maar ik zie uit een rapport, dat ik voor mij heb, dat beide
bruggen op het oogenblik vrijwel even hoog liggen. Dus de
(iggiig van de nieuwe Driegatenbrug over de Dwarswatering
is ongeveer gelijk aan de hoogte van deze brug.
De heer Boot. Adressanten vragen niet meer dan dezelfde
hoogte van die brug.
De heer Hoogenboom. Zij vragen om de brug niet hooger
te maken als onlangs de Nieuwe Driegatenbrug.
De heer Boot. Juist, dat is mijne bedoeling.
De heer Hoogenboom. Dan moet men de hoogte houden
zooals zij nu is, want zij liggen even hoog.
De Voorzitter. Ik stel voor, thans met de discussie over
dit onderwerp te eindigen en het voorstel van den heer Boot
in stemming te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van den
heer Boot, daarop in stemming gebracht, verworpen met 18
tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Zwiers, Hoogenboom, van der
Eist, Oostdam, J. P. Mulder, van der Lip, Bots, van der Pot,
Fokker, Sasse, de Boer, van Romburgh, Sijtsma, A. Mulder,
Planjer, van Tol, Pera en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren: Wilmer, Eerdmans, Boot, Huurman,
van Gruting, Briët en Heemskerk.
Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 19181919.
(Zie Ing. St. No. 126).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Wenscht tharis iemand nog iets in het
belang der gemeente ter sprake te brengen?
De heer van der Elst. M. d. V. Er is in deze dagen
schromelijk misbruik gemaakt van verf door het bekladden
van verschillende muren met namen van personen, die voor
de verkiezing in aanmerking kwamen. Verschillende gemeente
gebouwen, onder andere de Morschpoort, zijn daardoor zeer
ontsierd.
Ik zou daarom aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of die verf daar zoo spoedig mogelijk van verwijderd
zou kunnen worden, want het is werkelijk een misstand.
De Voorzitter. De politie heeft een oog in het zeil gehouden
om het euvel te voorkomen, maar er is niets tegen te doen
geweest. Het is op zoovele plaatsen tegelijk geschied, dat
men het niet heeft kunnen verhinderen. Burgemeester en
Wethouders zullen evenwel maatregelen nemen om de verf
te doen verwijderen.
De heer Heemskerk. M. d. V. In mijne qualiteit van be
stuurslid van het Steuncomité is mij gebleken, dat aan de
Lichtfabrieken eenige losse werklieden zijn ontslagen, die daar
reeds geruimen tijd werkzaam zijn geweest, omdat men voor
hetzelfde geld jeugdige krachten kan krijgen. Ik begrijp vol
komen, dat in dit geval de Directie volkomen het recht heeft
deze menschen te ontslaan, maar waar er zijn, die 1725 jaar
als los werkman aan de fabriek werkzaam zijn geweest en
nu 5054 jaar oud zijn en nu niet meer in staat zijn om
werk te doen als van jonge krachten mag worden geëischt,
daar vind ik toch niet, dat men tegenover deze menschen
loyaal heeft gehandeld door hen zonder meer aan den dijk
te zetten, waardoor de werkeloosheid wordt vergroot. Deze
hebben vroe^ei^ voor een sober loon gewerkt en
nu het loon wat verbeterd is, nu worden deze menschen ter
wille van jonge krachten in een hoek gedrukt. Formeef heeft
de Directie geen onrecht gepleegd, maar tegenover deze werk
lieden acht ik zulk eene handelwijze zeer onbillijk. Ik heb
gemeend deze zaak hier ter sprake te moeten brengen in de
hoop, dat Burgemeester en Wethouders er hij de Directie
op zullen aandringen, dat men zulke menschen, die reeds
zoolang aan de fabriek werkzaam zijn geweest, niet zonder
meer aan den dijk zet.
De heer van der Pot. M. d. V. Het is niet juist, dat deze
menschen permanent zooveel jaren in dienst zouden zijn ge
weest; zij zijn in den regel aan de fabriek werkzaam geweest
in die jaren, maar met onderbrekingen. Nu is het evenwel
niet de bedoeling zonder meer deze menschen aan den dijk
te zetten. Er is op het oogenblik een voorstel aanhangig om
hen juist met het oog op de bedoelde omstandigheid een
pensioentje te verleenen.
De heer Heemskerk. De laatste opmerking van den geachten
Wethouder doet mij veel genoegen. Wanneer ik dat geweten
had, zou ik het niet gevraagd hebben, maar het was mij
onbekend.
De menschen zijn komen klagen, dat zij aan den dijk waren
gezet en nu zegt de Wethouder, dat zij niet onafgebroken
in dienst zijn geweest. Dat wil ik toegeven. Maar er is er
een bij, die 7 jaar onafgebroken in dienst is geweest, terwijl
een ander zelfs '11 jaar zonder een dag onderbreking daar
los werkman is geweest. Dus hoewel het losse arbeiders zijn,
kunnen dergelijke menschen wel als vast worden aangemerkt.
Nu ik echter de toezegging heb, dat die menschen verzorgd
zijn, kan ik van dit onderwerp afstappen.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik vind het wel belangrijk,
wat wij van den heer Heemskerk hebben gehoord, maar veel
belangrijker acht ik hetgeen wij daarna van den geachten
Wethouder hebben vernomen.
Maar nu rijst bij mij de vraag op, of het niet verkieselijker
is, dat bij dergelijke aangelegenheden de algemeene weg
wordt gevolgd en de heer Heemskerk zich rechtstreeks even
tot den heer van der Pot had gewend.
De heer Fokker. Dat komt immers niet in de krant!
De heer Mulder. Ik geloof niet, dat het de bedoeling van
den heer Heemskerk is geweest om hier te poseeren als een
redder van die menschen. Ik zeg, dat dit wel niet zijn be
doeling zal zijn geweest, maar dan moet het voor allen in
den vervolge een lesje zijn om zoo iets niet te doen. Dat is
volstrekt niet in het belang van die menschen en geheel
niet noodig.
De heer Sijtsma. Ik wensch toch, ofschoon de heer Heems
kerk knap genoeg is om zichzelf te verdedigen, een beetje
licht te hebben. En wanneer dat licht nu zoodanig is, dat ik
bevredigd ben, geef ik den heer Mulder gelijk.
Wij hooren nu zeggen, dat er een plan is om die menschen
een pensioentje te geven. Maar was dat bekend, toen die
arbeiders ontslag kregen? Of zijn ze ontslagen en wordt hen
het pensioen toegedacht, nadat zij bij den heer Heemskerk
waren geweest? Want anders hebben zij feitelijk den heer
Heemskerk bedrogen.
Maar wanneer zij en ook de heer Heemskerk het niet
wisten, vind ik het volstrekt niet te laken, dat de heer
Heemskerk er hier de aandacht op gevestigd heeft.
De heer van der Pot. Ik kan mededeelen, dat het niet
het gevolg is geweest van een klacht, maar dat dergelijke
maatregelen in soortgelijke gevallen al eerder zijn toegepast.
Niemand meer het woord verlangende sluit de Voorzitter de
vergadering.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.