132
DONDERDAG 1 MEI 1919.
De Voorzitter. Ik stel namens Burgemeester en Wethou
ders voor, het praeadvies van Burgemeester en Wethouders als
basis der besprekingen te nemen. Dit maakt de beraadslagins
eenvoudiger. De Commissie ad hoe zal hiertegen wel geen
bezwaar hebben
Verlangt iemand algemeene beschouwingen te houden?
De heer Briêt. M. d. V. Als lid van de Commissie ad hoe
zou ik hier oone enkele opmerking willen maken, onder
andere over de wijz*3, waarop het voorstel van die Commissie
en het daarmede bijna overeenstemmend advies van Burge
meester en Wethouders is ontvangen.
Ik geloof dat de heele Commissie het met mij eens zal zijn,
dat het een zeer moeilijke taak is om iedereen omtrent eene
salarisherziening tevreden te stellen.
Niemand heeft zich ooit de illusie gemaakt, dat dit moge
lijk zou zijn. Ik heb alleen vandaag gehoord, dat er een
uitzondering bestaat en dat er menschen zijn, die zich de
illusie maakten om alle ambtenaren tevreden te stellen. Dat
is namelijk vermeld in het adres van den Bond van Gemeente
ambtenaren, waarin wordt gezegd, dat wanneer het zoo en
zoo wordt gedaan, iedereen tevreden zal worden gesteld. Maar
ik ben er van overtuigd, dat wanneer die heeren er voor
hadden gestaan, zij er ook niet in geslaagd zouden zijn het
iedereen naar den zin te maken.
De tweede algemeene opmerking betreft de wijze waarop
het voorstel van de Commissie is behandeld, vooral van den
kant van den ambtenaarsbond, waaruit naar mijne mee
ning zeer weinig blijkt van deferentie voor den Raad van de
gemeente, onder welke die ambtenaren toch feitelijk geplaatst
zijn en die is de chef van die personen. Dat heeft mij ver
wonderd, vooral waar de houding van de arbeiders veel
gematigder was. Zonder dat zij hun "eischen lieten varen of
water in hun wijn deden, zijn zij in hun gedrag toch veel
behoorlijker geweest dan dat het geval is met den ambte
naarsbond alhier.
Dat is mijn indruk niet alleen uit de brieven, die de
Commissie ook van die ambtenaarsvereeniging heeft gekre
gen, maar die indruk is nog versterkt door de vergaderin
gen die in de laatste dagen zijn gehouden. De toon van die
ambtenaren was daar oneindig veel minder passend dan
de toon, die in de vergaderingen van de arbeiders had ge-
heerscht.
Iemand, die daarmede niet genoeg bekend is, zou misschien
het tegendeel hebben verwacht, maar wat mij betreft, heb ik
veel liever te doen met een werkman, dan met wat men
noemt een halven heer.
Ik zeg dat hier uitdrukkelijk om.de aandacht te vestigen
op de wijze waarop die besprekingen zijn geschied, niet om
de zaak zelf. Ik heb mij aan (jat onhebbelijk optreden ge^
ergerd. Ik ben er van overtuigd, dat de heele Raad eene
dergelijke houding zal afkeuren.
De zaak is, dat een ambtenaar zich hooger acht dan een
werkman en meent, dat hij dichter bij den Raad staat en
daardoor meer heeft te zeggen over den Raad, maar ik meen,
dat het geen beeld van hooge beschaving is, wanneer op
eene dergelijke wijze wordt opgetreden.
Mijnheer de Voorzitter. Bij eene vorige herziening is mij al
eens gebleken, dat wanneer men met een ambtenaar persoonlijk
spreekt, men herhaaldelijk een tevredenheidsbetuiging hoort,
terwijl dan de collectieve uitingen van de ambtenaren afkeurend
luiden. Dat is een merkwaardig verschijnsel.
Ook is merkwaardig, dat wanneer men te doen heeft met
het geval, dat iemand eene betrekking bij de gemeente begeert,
alle zeilen worden bijgezet en gevraagd wordt om zoo iemand
te steunen, om aldus vooral iemand uit het vrije bedrijf bij
de gemeente te brengen. Het blijkt dus wel, dat de gemeente
dienst niet zoo'n slavenbetrekking is en dat daar niet zoo'n
verschrikkelijke toestand heerscht, als van de zijde van de
ambtenaren wordt voorgesteld. De moeite, die men in den
regel doet om eene betrekking bii een publiekrechtelijk lichaam
te krijgen, bewijst wel, dat de toestand daar van dien aard
is,dat hij de vergelijking met het vrije bedrijf goed kan doorstaan.
Nu zijn de loonen volgens ons voorstel aanzienlijk verhoogd.
Wanneer wij de bedragen, in- dit voorstel genoemd, eens ver
gelijken met den toestand zooals die was, toen de Commissie
haar werkzaamheden begon en wanneer men eens vergelijkt
den toestand van nu met dien, welke zal komen volgens het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan is er niet de min
ste reden tot klagen. Er moge dan op sommige punten ten aanzien
van bepaalde soorten van arbeid critiek zijn uit te oefenen, in het
algemeen is de loonsverhooging van dien aard, dat vergeleken met
het particulier bedrijf er geen reden tot klagen kan bestaan. Ik
heb eens nagegaan, hoe de toestand was, toen de eerste Commissie
onder leiding van den heer Aalberse dit werk begon en hoe
deze is geworden na dit voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De wedde van een reiniger bedroeg toen ƒ11.20, nu wordt
deze 22.— per week; de wedde van een tuinknecht was
toen 12.11 en nu 19.80, terwijl na 4 jaar de wedde zal
worden 22.20. De hulp-voerman verdiende toen 12.75 en
nu zal hij verdienen 22.80; een opperman toen 12.07. nu
ƒ22.80, een brandwacht toen 12.en nu 21.tot ƒ23.40.
Ik noem slechts enkele voorbeelden om te toonen de aan
zienlijke stijging der loonen in de laatste jaren. Bovendien
zijn nu de klassen weer in aantal verminderd, wat eene loons-
vet hooging is voor degenen, die vroeger in eene lagere klasse
waren geplaatst en nu in eene hoogere zijn opgenomen.
Juist omdat in vermindering van het aantal klassen een
loonsverhooging is gelegen, wordt er zoo aangedrongen op ver
mindering van het aantal. Sommige ambtenaren zouden één
klasse willen hebben, zoodat iedereen gelijk loon zou ontvangen.
Ik hoop echter, dat die tijd nog zeer ver verwijderd zal zijn.
Er wordt geschermd en dat is het onware in de acties,
die den laatsten tijd gevoerd zijn geworden met het minimum
loon in de laagste klasse. Ik 'kan mij dit wel begrijpen, want
wanneer het minimumloon in de laagste klasse wordt verhoogd,
dan moet het minimum in de hoogere klassen eveneens stijgen.
Het laagste loon bij indiensttreding is op bet oogenblik
ƒ19.80. Na 4 jaar wordt dat bedrag ƒ22.20. Nu zou ik aan de
Raadsleden, die hier beter over kunnen oordeelen dan ik, willen
vragen of, waar in de laagste klasse menschen zijn zonder eenige
vakkennis, zulke menschen in het vrije bedrijf ook zullen
kunnen rekenen op een dergelijk loon, terwijl er geen kwestie
van werkeloosheid bestaat en zij aanspraak mogen maken op
eigen en weduwen- en weezenpensioen. Wordt zulk een loon
door ongeschoolde krachten in het vrije bedrijl gehaald? Ik
ben overtuigd een ontkennend antwoord te zullen ontvangen.
Ik ben van maening, dat dit voorstel in verband met de ge-
meentefinanciën een behoorlijk voorstel is en dat de critiek,
die hierop is uitgebracht iti de meeste inzichten onjuist en
onrechtvaardig is. Er moet rekening worden gehouden met
den financieëlen toestand der gemeente. Men kan zeggen, dat
is een ander standpunt. Meri kan zeggen: het doet er niet
toe, hoe de toestand der gemeentefinanciën is, want de
gemeente moet de hoogste loonen uitkeeren. De financiëele
toestand van' de gemeente, daar hebben de ambtenaren
en werklieden niets mede te maken. Dat is ook een
standpunt, waarop herhaaldelijk is gewezen. Daarop wordt
bijvoorbeeld in een van de adressen, die ingekomen zijn, ge
wezen en dan worden Haarlem cn andere plaatsen aange
haald. Nu zwijg ik nog van het nadeel, dat de gemeenten
onderling telkens gaan concurreeren ten aanzien -wan de
loonen, maar indien men zegt, dat men met den financiëelen
toestand van de gemeente ten opzichte van dit punt niets te
maken heeft, moet. men er toe komen om ten slotte afstand
te doen van de autonomie van de gemeente. De gemeente
heeft volgens de Gemeentewet een zelfstandig bestuur en een
apart bestaan en haar eigen gemeentehuishouding. Wanneer
de gemeente nu het bestuur van die eigen gemeentelijke
huishouding heeft en volgens de beperkingen, die in de Ge
meentewet zijn opgenomen, beschikkende over het geld van de
burgers, deze behoorlijk wil uitvoeren, moet ook rekening worden
gehouden met de draagkracht van de burgerij in die gemeente.
Doet men dat niet, dan komt men in eene- p.ositie als Zaan
dam en Velzen, die geen geld meer hebben om hun ambte
naren te betalen. Velzen tenminste had geen geld meer om
zijn arbeiders te betalen en moest dat vinden door gebruik
te maken van een bedrag, bestemd voor den bouw van werk
manswoningen, en Zaandam kon zijn leeningen niet meer
plaatsen, omdat de financiën daar zoo treurig waren. Derge
lijke gemeenten zullen dan dus bij het Rijk aan moeten
kloppen en het Rijk zal op den duur zijn steun niet willen
geven aan die gemeenten, omdat het daarbij zou toegeven aan
al de wenschen, die maar in den Gemeenteraad werden ge
uit. terwijl het Rijk de financiëele lasten zou moeten dragen.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat indien men de gemeente
financiën ik zeg het niet alleen met het oog op de loonen
van de arbeiders, ma^r in het algemeen op eene dergelijke
wijze in de war stuurt, men tenslotte de autonomie van de
gemeente zal inboeten en daarbij tevens de bevoegdheid van
den gemeenteraad en wanneer dat het geval is, zullen onge
twijfeld de heeren, die maar adressen bij den Raad insturen
en hem mijns inziens het onrechtvaardige verwijt doen, dat
hij niet behoorlijke salarissen geeft, hun invloed op het ge
meentebestuur hebben ingeboet.
Nu is er nog eene zaak, die ik-er bij wil bespreken, om
dat aan die salarisactie van den laatsten tijd een tintje van
een politiek karakter is gegeven. Men heeft gewezen op de
aanstaande gemeenteraadsverkiezingen. Er is gezegd, hetgeen
wij aanvaarden, krijgen wij in mindering op hetgeen de vol
gende Raad zal geven. Er is eene politieke agitatie geweest.
Als er zoo iets van verkiezing inzit, is in eene dergelijke
agitatie altijd iets verdachts. Nu spijt,het mij, dat sommige
van mijne geestverwanten zich ook zelf achter die agitatie
hebben geschaard, maar ik voor mij ben voor die politieke
agitatie, wat de gevolgen betreft voor de partij, waartoe ik
behoor, volstrekt niet bang. Eene dergelijke agitatie kan mis-