98
N°. 141. Leiden, 16 Mei 1919.
In verband met Uw besluit van 17 October 1918 in zake
de splitsing van de bureaux van de Gemeentewerken en van
de Gemeentelijke Reiniging en de nieuwe samenstelling van
het bureau van laatstgenoemden dienst bij verordening van
14 November d. a. v. (Gem. Blad no. 43), werd de adjunct-
Directeur der Gemeentelijke Reiniging, de beer C. de Koning,
met ingang van 1 December 1918, het tijdstip, waarop de
splitsing tot stand kwam, door ons College ingevolge artikel
5 dier verordening tijdelijk belast met de functiën van den
Directeur. Bleek hij na verloop van eenigen tijd voor laatst
genoemd ambt alleszins geschikt te zijn, dan kon hij, zoo
schreven wij in ons praeadvies van 6 November 1918(Ingek.
Stukken no. 282) voor eene definitieve benoeming aan U
worden voorgedragen, terwijl na die definitieve benoeming
de betrekking van adjunct-Directeur uit de verordening kon
worden geschrapt.
Nu de heer de Koning het Directeursschap gedurende
bijna 6 maanden tot volle tevredenheid van ons College heeft
verricht en ook de Commissie van Fabricage van oordeel is,
dat hij het in hem gestelde vertrouwen niet heeft beschaamd,
gelooven wij, dat de tijd gekomen is, om hem definitief tot
Directeur der Gemeentelijke Reiniging te benoemen.
Feitelijk zouden wij voor deze benoeming ingevolge artikel
4 der meergenoemde verordening nu een voordracht van twee
personen bij U moeten indienen, doch wij meenen overeen
komstig Uw gevoelen te handelen, indien wij in casu alleen
den heer de Koning ter benoeming voordragen.
Zooals wij reeds in herinnering brachten, dienen bij benoeming
van den heer de Koning uit artikel 2 der verordening de
woorden »een adjunct-Directeur" te vervallen.
Behalve deze verandering, zouden wij U nog een andere
wijziging in de verordening willen voorstellen.
Reeds lang doet zich aan het bureau van het Bouw- en
Woningtoezicht de behoefte gevoelen aan uitbreiding van het
technisch personeel. De werkzaamheden van dezen tak van
dienst nemen zoodanig toe, dat een goede en geregelde gang
van zaken met het tegenwoordige personeel, wat het tech
nisch gedeelte betreft bestaande uit den Directeur en één
opzichter, niet meer verzekerd is.
Weliswaar werden er in de laatste 4 jaren door particu
lieren minder nieuwe gebouwen gesticht, dan in de daaraan
voorafgaande jaren, doch verbouwingen en veranderingen
hadden geregeld plaats, terwijl door het Rijk verschillende
groote gebouwen werden opgericht en door vereenigingen,
werkzaam in het belang der Volkshuisvesting, tal van werk
manswoningen werden gebouwd. Vooral in verband met den
bouw dier woningen is het werk op het bureau belangrijk
toegenomen. De ter goedkeuring ingezonden bestekken van de
bouwplannen der woningbouwvereenigingen plegen toch in
een zoodanigen vorm te worden ingediend, dat algeheele om
werking bijna steeds noodig is, waarmede het bureau zich
ter wille van eene spoedige voorziening in den woningnood
wel dient te belasten. Ook het meer wetenschappelijk onder
zoek, o. a. het controleeren en maken van statische berekeningen
in verband met de constructieteekeningen van werken in
gewapend beton en andere constructiën vordert veel tijd.
Eindelijk is het aantal inrichtingen, die onder de bepalingen
der Hinderwet vallen, reeds tot ongeveer 750 gestegen.
Ten gevolge van een en ander is het niet meer mogelijk
voldoende contróle op de naleving van de bij het verleenen
van vergunningen krachtens de Hinderwet gestelde voorwaarden
uit te oefenen, kan van onderzoek naar woningen, die ver
betering behoeven, geen sprake zijn en kan evenmin geregeld
worden nagegaan, of de vergunnings- en verlofslocaliteiten
wel blijven voldoen aan de krachtens de Drankwet gestelde
eischen. Bij ziekte van een der ambtenaren is het zelfs met
de grootste krachtsinspanning niet meer mogelijk de ver
schillende zaken behoorlijk en op tijd af te wikkelen.
Teneinde nu het bureau, evenals in zoovele andere gemeen
ten, aan de eischen van den tijd te doen beantwoorden is
uitbreiding van het personeel met 2 opzichters, één in den
rang van technisch ambtenaar le klasse en één in den rang
van technisch ambtenaar 3e klasse noodzakelijk. Een meer
dere uitgave van f 3600.per jaar gaat hiermede gepaard.
Het bovenstaande-samenvattende geven wij U mitsdien in
overweging:
a. den heer C. de Koning, adjunct-Directeur der Gemeente
lijke Reiniging alhier, en tijdelijk belast met de functiën van
Directeur, met ingang van 1 Juni 1919 te benoemen tot
Directeur van dien tak van dienst
b. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 14 November 1918 (Gem. Blad No. 43), rege
lende de samenstelling van de Bureaux van Gemeente
werken, van de Gemeentelijke Reiniging en van het
Bouw- en Woningtoezicht.
Art. 1.
In artikel 2 van bovengenoemde verordening vervallen de
woorden »een adjunct-Directeur", alsmede de daarachter ge
plaatste komma.
Art. 2.
In artikel 3 wordt in plaats van »een opzichter" gelezen:
»drie opzichters".
Art. 3.
In artikel 4, eerste lid, wordt in plaats van «opzichter"
gelezen«opzichters".
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking op 1 Juni 1919.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 142. Leiden, 17 Mei 1917.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat de leden van de
Schattings-commissie, bedoeld in art. 57 der wet op de In
komstenbelasting 1914, dit jaar moeten aftreden, doch krachtens
het bepaalde bij art. 60 dier wet terstond herkiesbaar zijn.
Onder mededeeling dat thans van deze commissie deel uit
maken de heeren G. van Driel, J. P. Fontein, D. van Lith
en A. J. P. Spiesz, en dat de benoeming geschiedt voor den
tijd van 4 jaren, ingaande 1 Mei, verzoeken wij Uwe Verga
dering alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
I