96 N°. 134. Leiden, 14 Mei 1919. Blijkens de ter visie liggende rapporten bevindt de in den aan de gemeente Leiden toebehoorenden Zijldijk benoorden den dwarsweg naar Rijpwetering gelegen Tweede Driegaten- brug ot z. g. Boterhuisbrug zich in zeer desolaten toestand. Verschillende palen van landhoofden en jukken zijn geheel verteerd, schoei'ing en dekplanken zijn vergaan, zoodat de brug met het oog op de veiligheid van het verkeer algeheele vernieuwing behoort te ondergaan. Door eenige belanghebbenden is nu het verzoek gedaan, om, indien de gemeente Leiden als eigenaresse der brug tot vernieuwing overgaat, tevens tot verlaging der brug te be sluiten. De doorvaarthoogte der bestaande brug bedraagt bij gemiddelden waterstand 1.56 M. en de steile opritten aan weerskanten hebben bij hen, die met hooiwagens over de brug moeten rijden naar hunne nabij gelegen landerijen, reeds herhaaldelijk tot klachten aanleiding gegeven. Tegen het verlagen der brug maken echter de beide eigenaren der aanliggende boerderij, de z. g. Boterhuiswoning aan de Wijk, die nu en dan met een mest- of baggerschuitje. door de brug varen, bezwaar. En ofschoon wij van oordeel zijn, dat de gemeente Leiden met dit bezwaar geen rekening behoeft te houden, meenen wij toch, vermits de brug zich niet in den grooten verkeersweg bevindt, doch in den koolaschweg aan het einde der Zijl, waarlangs slechts een paar boerderijen gelegen zijn, en de gemeente Leiden bij de hoogte der brug geen bijzonder belang heeft, niet tot ver laging der brug zonder meer te moeten adviseeren. Trou wens ook bij Rijnland zou daartegen, naar wij. vernamen, bezwaar bestaan. Aan den wensch der belanghebbenden zou nog op een andere wijze kunnen worden tegemoetgekomen, indien men namelijk de bestaande vaste brug verving door een lage beweegbare ophaalbrug. De eigenaren der Boterhuiswoning zouden dan voor de bediening dier brug moeten zorgdragen, terwijl de belanghebbenden de meerdere kosten, voorzooveel de vernieuwing betreft geraamd op ten minste f 1000, voor hunne rekening zouden moeten nemen. Belanghebbenden zijn hiertoe echter niet genegen. Zij noemen de verlaging een algemeen belang en wenschen daarom geen bijdrage in de kosten te geven. Voor de gemeente Leiden is er intusschen geen enkele aan leiding uitsluitend ter wille van die enkele belanghebbenden zich hoogere uitgaven op den hals te halen, dan strikt noodig zijn. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat de vernieuwing der brug op eene dusdanige wijze moet plaats hebben, dat de kosten voor de gemeente zóó laag worden gehouden als met de veiligheid van het geringe verkeer ter plaatse ook maar eenigszins vereenigbaar is. De goedkoopste oplossing, d. i. het vernieuwen van de bestaande brug zonder verandering der doorvaarthoogte, doch met ver mindering der doorvaartwijdte van 10 M. tot 4.50 M., tegen welke vermindering bij Rijnland wel geen bezwaar zal bestaan, vordert toch reeds volgens de laatste raming een uitgave van 8400. Wij geven U derhalve in overweging: a. niet in te gaan op het verzoek van belanghebbenden, om bij vernieuwing der Boterhuisbrug tevens tot verlaging der doortvaarthoogte over te gaan b. door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren be- grootingsstaat een bedrag van 8400 beschikbaar te stellen voor de vernieuwing van de Tweede Driegatenbrug of z. g. Boterhuisbrug in den Zijldijk. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Warmond, 18 Maart 1918. Aan den Edel Achtb. Raad der gemeente Leiden Geven met verschuldigden eerbied en hoogachting te kennen ondergeteekenden allen ingelanden van den Boterhuispolder, binnen de gemeenten Warmond, Leiderdorp en Oegstgeest, dat zij in het belang van het vervoer der benoodigdheden voor hun bedrijf beleefd doch dringend aan den Edel achtbaren Raad der gemeente Leiden verzoeken bij het eventueël ver nieuwen der brug bij den molen van genoemden polder, deze brug vlakker te maken. Vertrouwende, dat de Edel achtb. Raad hun beleefd verzoek zal inwilligen, blijven zij met de meeste gevoelens van eer bied en hoogachting van de Edel achtb. Raad de dienstw. dienaars W. P. van der Geest. (Volgen de namen van nog 6 adressanten.) Warmond, 23 Maart 1918. De ondergeteekenden, allen landbouwers wonende aan of bij den aan de gemeente Leiden toebehoorenden Zijldijk, geven met verschuldigden eerbied te kennen dat, zulks in verband met de geisoleerde en verwijderde ligging hunner resp. woningen van de stad en verdere omlig gende gemeenten, indien zij zich naar Leiden willen begeven voor het doen van inkoopen, zij, ook wegens volslagen gemis aan andere verkeersmiddelen dit genoodzaakt zijn per rijtuig te doen, dat zij ook hun vee en zuivelproducten op dezelfde wijze op de verschillende marktdagen naar de stad of elders moeten vervoeren, dat zij in al die gevallen van den Zijldijk als eenige ver bindingsweg moeten gebruik maken, dat zich in dien weg de zoogenaamde Boterhuisbrug bevindt, dat het passeeren dier brug per rijtuig, wegens hare on gunstige ligging in een kromming van den weg en wegens hare stijle helling, met groote voorzichtigheid dient te ge schieden, dat vooral in de winterdagen bij duisternis dit met werke lijk levensgevaar gepaard gaat en bij gladheid met middel matige vrachten zelfs ondoenlijk is, dat zij zich, hoewel noode, tot dusverre bij dien werkelijk onhoudbaren toestand hebben nedergelegd en geene klachten tot Uw College hebben gericht, dat, nu hun evenwel ter oore is gekomen, dat bij U het voornemen bestaat die brug te doen vernieuwen, zij gemeend hebben bovenstaande bezwaren ter Uwer kennis te moeten brengen, daarbij het beleefde verzoek doende om, bij even- tueele vernieuwing der brug met die bezwaren, zoowel in hun belang als in dat van een veilig algemeen verkeer, rekening te willen houden en althans de nieuwe brug niet hooger te doen maken dan de oidangs vernieuwde Driegatenbrug in denzelfden weg gelegen. 't Welk doende enz. A. P. van der Geest. (Volgen de namen van nog 4 adressanten.) Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. NO. 135. Leiden, 15 Mei 1919. In verband met de demping van het aan de gemeente toebehoorende slootgedeelte langs den Zijlsingel, gelegen in het verlengde van het slootgedeelte vóór de bouwblokken der bouwvereeniging «Eensgezindheid", hetwelk in het afgeloopen jaar werd gedempt, verdient het ter verkrijging van een regelmatigen toestand aanbeveling het betegelde voetpad langs de huizen dier vereeniging in noordelijke richting langs het slootgedeelte, dat thans wordt gedempt, door te trekken. De singelweg strekt zich dan in de breedte uit tot de gevellijn. De eigenaren van de terreinstrooken, waarop het voetpad moet worden aangelegd, zijn bereid hun eigendom zonder betaling van koopsom aan de gemeente af te staan. Slechts staat de loods op perceel no. 912 (zie de situatie) voorloopig nog aan het maken van een onafgebroken voetpad in den weg. Bij eventueele verbouwing der loods is er echter gele genheid ook daar ter plaatse een behoorlijken toestand te verkrijgen. Overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien in overweging de op de situatie in rood, in groen en in geel aangeduide terreinstrooken aan den Zijlsingel, deel uitmakende van de kadastrale perceelen Sectie K nis 624, 625, 620, 627, 2317 en 1381 t/m 1390, zonder betaling van koopsom in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 136. Leiden, 15 Mei 1919. Blijkens het rapport van eene commissie, als bedoeld in artikel 12 der verordening op wegen, lanen, straten enz. en wateringen en slooten, en mitsdien bestaande uit den Direc teur van Gemeentewerken en twee stadsgeneesheeren, wordt de sloot, gelegen ten Oosten van den Haarlemmertrekvaart- weg en deel uitmakende van de kadastrale perceelen Sectie K nis 83, 2699 en 2075, in toenemende mate verontreinigd door faecaliën en andere stoffen, die worden aangevoerd uit het riool, dat aan weerskanten in het oostelijk einde dezer sloot uitmondt en zich bevindt achter de huizen aan de westzijde van de Hansenstraat. De daardoor ontstane vervuiling plant zich voort tot het punt, waar de sloot in verbinding staat met de Haarlemmertrekvaart. Ook in het westelijk slooteinde mondt een riool, dat fae caliën en andere afvalstoffen aanvoert van de in noordelijke richting gelegen perceelen. Vermits de sloot aan het oostelijk uiteinde doodloopt en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 31