DONDERDAG 1 MEI 1919. 145 zich niet alleen de administrateurs, maar de keurmeesters en anderen, die eene verhooging van 3U0.— krijgen, achterge steld. Dan vragen die uit den aard der zaak: is het billijk, dat de anderen 400.meer krijgen en wij slechts ƒ300. Op dien grond meen ik het amendement te moeten ont raden. Ik wil er nog bijvoegen, dat wij hierbij evenals bij andere voorstellen ook wel degelijk hebben rekening gehouden met hetgeen geldt in plaatsen, die ongeveer met Leiden zijn te vergelijken. Waar nu eenerzijds bleek, dat «de secretarie ambtenaren over het algemeen een hooger salaris hebben dan hier het geval is, was dat met de technische ambtenaren niet het geval. Wij moeten hier geene vergelijking gaan maken met de technische ambtenaren bij deri Rijkswaterstaat, dat gaat niet op, maar met andere gemeenten, die zoowat op één lijn met Leiden staan, en dan zien wij dat de technische ambtenaren daar ongeveer hetzeltde verdienen als hier wordt voorgesteld. Wanneer ik eens ga vergelijken de .traktementen van de technische ambtenaren hier en in Dordt, dan zie ik, dat in Dordt een opzichter tweede klas, die blijkbaar gelijk staat met onzen technisch ambtenaar derde klas, want een lagere rang ontbreekt in Dordrecht, ontvangt ƒ1400.1890. de technische ambtenaar derde klasse hier ƒ1500.1900. eee opzichter eerste klasse in Dordt ƒ1800.— ƒ2200. terwijl een technisch ambtenaar tweede klasse hfer ook heeft ƒ1800.ƒ2200Hier bestaat bovendien nog de rang technisch ambtenaar eerste klasse, waarvoor in Dordt geen parallel bestaat, hetgeen dus ook nog eeri voordeel is van onze regeling; de bezoldiging is ƒ2100.— ƒ2500.Eindelijk krijgt de hoofdopzichter in Dordt ƒ2400.- ƒ2800.hier ontvangt hij ƒ2500.ƒ2900.—. De technische ambtenaren komen erin dit voorstel werkelijk niet slecht af. Het zou evenwel bij andere categorieën begrij pelijke ontevredenheid verwekken, wanneer men de technische ambtenaren nog ging verhoog?n als de heer Planjer voorstelt. Het antwoord op de vraag van den heer Eerdmans, waarom het salaris van den apotheker en den assistent niet is ver hoogd, waarmede natuurlijk bedoeld wordt: niet in meerdere mate is verhoogd, is te vinden in het advies van de Commissie van toezicht op de apotheek. Dit is een onderdeel van den dienst, waarvan wij weinig afweten en waarover wij derhalve' moeilijk konden oordeelen. Daarom heeft de Commissie ad hoe gezeild op het compas van de Commissie van toezicht op de gemeente-apotheek, en is zij met het voorstel, door deze Commissie gedaan, medegegaari. Wat de vraag van den heer Mulder betreft aangaande de diploma's, kan ik mededeelen, dat deze zaak in een vergevorderd stadium van voorbereiding is. De drukproef van het betreffend gemeenteblad is reeds bij Burgemeester en Wethouders. De heer Huurman M. d. V. Ten einde bet amendement van den heer Planjer te kunnen beoordeelen, zou ik willen vragen: wie worden er met technische ambtenaren bedoeld? Ik wist niet, dat er nog drie klassen waren. De heer van der Pot. M. d. V. Tot de technische ambte naren behooren de opzichters van gemeentewerken, enkele ambtenaren van de gemeentereiniging en de technische amb tenaren der lichtfabrieken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Planjer wordt in stemming gebracht en verworpen met 23 tegen 3 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Heemskerk, A. Mulder, Sijtsma, Wilmer, van der Eist, van Romburgh, Jaeger, van Tol, Eerdmans, Zwiers, de Boer, Briët, van Hamel, Bots, J. P. Mulder, van der Lip, Boot, van der Pot, Timp, Huurman, Pera, Fokker en Reimeringer. Vóór stemmen de heeren Hoogenboom, Planjer en Oostdam. Staat D wordt daarop in den door Burgemeester en Wet houders gewijzigden vorm zonder hoofdelijke stemming vast gesteld en artikel 1 vervolgens eveneens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik schors thans de vergadering tot heden avond 8 uur. Voortzetting van de geschorste vergadering des avonds te 8 uur. Aanwezig zijn dezelfde leden als in de middagvergadering, met uitzondering van de heeren van Gruting, Boot, Timp, Briët en Zwiers. Voortgegaan wordt met de behandeling van punt Xla der agenda. Artikel 2 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. De Voorzitter Bij mij is het volgende voorstel ingekomen van de heeren Briët en Wilmer: «Indien een ambtenaar meer dan drie kinderen heeft beneden de 16 jaar, ontvangt hij boven de wedde hem toegekend volgens de staten voor het vierde kind een toeslag van 4 voor het vijfde kind van 3%, voor het zesde kind van 2% en voor elk volgend kind van 1% van die wedde. Deze toeslag wordt berekend naar het aantal kinderen beneden de 16 jaar, dat de de ambtenaar heeft op 1 Januari van elk jaar." Wanneer de Raad zich met dit voorstel mocht vereeni gen, zal deze bepaling als artikel 3 in de verordening moe ten worden opgenomen, terwijl er in dat geval eene vernum mering van de volgende artikelen zal moeten plaats hebben. Ik stel thans de beraadslaging over het voorstel aan de orde. Verlangt een van de heeren het nog nader toe te lichten of achten zij de schriftelijke toelichting voldoende? De heer Wilmer. M. d. V. Ik wensch een enkel woord te zeggen naar aanleiding van het afwijzend praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Ik wil verklaren, dat dit af wijzend praeadvies ons heeft verwonderd èn om redenen, die buiten het praeadvies liggen èn om den inhoud daarvan. Dit praeadvies acht ik inconsequent van Burgemeester en Wethouders, die kort geleden gekomen zijn bij de behandeling van de salarisregeling der openbare onderwijzers met een voorstel om den toeslag voor huishuur te verhoogen. Mij dunkt, dat wie zich stelt op het standpunt: gelijk loon voor gelijken arbeid, aan den gehuwden onderwijzer' ook niet meet' ioon zal willert geven dan aan den ongehuwde, tenzij err in- zoover de wet zulks voorschrijft. Het praeadvies heeft mij vervolgens verwonderd met het oog op de politieke beginselen van de meerderheid in Burge meester en Wethouders. Zooals men zich zal herinneren is 4 Juni 1918 door Mr. Bomansde% volgende motie in de Tweede Kamer ingediend: »De Kamer van oordeel, dat bij de bezoldiging van Rijks ambtenaren rekening moet worden gehouden met de grootte van het gezin, gaat over tot de orde van den dag." Voor deze motie heeft de geheele rechterzijde gestemd. Nu hebben Burgemeester en Wethouders natuurlijk evengoed het recht eene afwijkende meening er op na houden als ik ten aanzien van mijne geestverwanten. Het heeft mij evenwel in deze ten zeerste verwonderd. Ook verwondert mij ten slotte eenigszins de houding van de minderheid in het College van Burgemeester en Wethouders, daar in den laalsten tijd onder de vrijzinnigen meer en meer de meening veld wint, om het loon mede afhankelijk te doen zijn van de grootte van het gezin. Voor de motie Bomans hebben dan ook de kopstukken der verschillende partijen gestemd. Ik noem bijvoorbeeld van Doorn, Dresselhuijs, Jannink, van Rappard, Drion en Knobel. Vooraanstaande mannen van de vrijzinnige partijen hebben gestemd voor de motie-Bomans, dat het loon rekening moet houden met de grootte van het gezin. Dat zijn redenen, waarom ik mij over het afwijkend prae advies van Burgemeester en Wethouders heb bevreemd. Maar ook de inhoud van dat praeadvies geeft mij aanleiding tot verwondering. Ik lees daarin, dat Burgemeester en Wethouders niet voor een kindertoeslag zijn, zoolang die niet is ingevoerd bij de particulieren. Mijnheer de Voorzitter, nu hebben wij al jarenlang in deze gemeente voor de personen in gemeentedienst een pensioen regeling, voor een eigen pensioen en voor een pensioen voor weduwen en weezen, terwijl geen enkele werkgever in de vrije maatschappij zulks heeft ingevoerd of kan invoeren. Wij hebben dus voor het personeel in gemeentedienst eene loon- regeling bepaald, die bij de particulieren onmogelijk kan worden nagevolgd. Ik geef toe, dat op het oogenblik bij par ticulieren ook moeilijk een kindertoeslag kan worden gegeven, maar hetzelfde is het geval met het pensioen. En wat er voor reden is, om, als wij, omdat wij nu eenmaal gemeentelijke overheid zijn, eene volmaaktere regeling kunnen treffen, ons daarvan te laten afhouden door het argument, dat dit niet in particulieren dienst gebeurt, begrijp ik niet. Het tweede argument van Burgemeester en Wethouders is de onderlinge afgunst, die er zou ontstaan. Die ontevredenheid zou ongemotiveerd zijn. Personen, die duidelijk inzien, wat met het geld, dat zij ontvangen, kan worden gedaan, zullen begrijpen voor welke zorgen een persoon met een groot gezin staat, die, al verdient hij iets meer, toch eene minder groote welvaart zal genieten. Én die personen zullen dan ook geen gemotiveerde reden voor hun ontevredenheid meer hebben. Bovendien kan die ontevredenheid dan ook bestaan wanneer een timmerman van Zoeterwoude zich vergelijkt met een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 21