140 DONDERDAG 1 MEI 1019. heeft boven een schilder in het vrije bedrijf, omdat hij ge regeld op zijn loon zal kunnen rekenen, maar ook omdat zijn werk zoo regelmatig is, wat in het vrije bedrijf niet het geval is. Bovendien hebben zij het voordeel van weduwen-en weezen- pensioen, terwijl zij ook nog hebben de voordeeier), die de arbeiders bij de gemeente allen hebben, zooals van het werk liedenreglement enz. Het komt mij dus voor, dat een beroep op het vrjje be drijf in deze geen maatstaf is om hier een amendement in te dienen als de heer Planjer heeft gedaan. Dan moet men met sterkere argumenten komen, dan moeten er andere argumenten worden aangehaald dan alleen het vermelden dat het uurloon bij de vrije bedrijf hooger is. Wanneer dan duidelijk wordt aangetoond, dat het werkelijk noodzakelijk is, dat het loon hooger moet zijn en dat wordt op eerie duidelijker wijze dan de heer Planjer heeft gedaan, aan ons verklaard, zou ik daar voor kunnen stemmen, maar op het oogenblik moet ik de aanneming van dat amendement ont raden. De heer Fokker. Ik zou van de heeren, die het amende ment hebben ingediend en verdedigd, wel iets willen hooien omtrent de financiëele gevolgen van die amendementen. Wij weten niet welke lasten die aan de gemeente zullen opleggen. Wat de verdediging van den heer van Tol betreft, lijkt die mij al heel zwak. Hij zegt: waarom moeteen Hoofd-timmerman in de vijfde groep worden geplaatst en waarom moet dan een Hoofd-schilder in de vierde groep komen? Waarom, vraagt dat lid, mag een Hoofd-timmerman niet even veel ver dienen als een Hoofd-schilder? Daar gaat het niet om. Wil de heer van Tol het voorstel van Burgemeester en Wethouders bestrijden, dan moet hij hier niet vragen stellen maar aantoonen, dat die Hoofd-schilder evenveel verdienen moet als de Hoofd-timmerman. Ik geloof, dat wij aan allen gaarne evenveel loon gunnen en wel iedereen in de vijfde klasse zouden willen onderbrengen, tenminste wat mij betreft, ik zou dat gaarne doen, maar het gaat hier over de beschikking van de financiën van de gemeente en dan moeten wij ver antwoord zijn en dan moeten wij weten, waarom wij iets doen en hebben wij er niets aan, wanneer de voorstellers van amendementen er zich met eene vraag afmaken en een voudig zeggen: waarom moet die man zooveel hebben en een ander zooveel minder. Ik geloof, dat de Raad mede zal gaan, indien hem wordt aangetoond, dat zoo iets gebeuren moet. Maar men kan een amendement maar niet vragenderwijze verdedigen. Zoolang ik geen betere verdediging heb gehoord, zal ik mij dus niet met dat amendement kunnen vereenigen. De heer Wilmer. M. d. V. Ik zal mijn stem aan het amendement geven, wanneer wordt aangetoond, dat volgens de voorstellen die voor ons liggen, de personen in gemeente dienst minder verdienen dan bij particulieren, waar het loon is geregeld door de organisatie zelf, heelemaal afgescheiden van het voordeel, dat een gemeentelijke betrekking biedt. Die voordeelen van den gemeentedienst beschouw ik als iets normaals, terwijl ik den toestand bij de particulieren, waar die voordeelen niet aanwezig zijn, als abnormaal zou willen be stempelen. Het behoort daar eigenlijk ook zoo te zijn. Ook bij particulieren behoorde iemand pensioen te krijgen en dat zal binnenkort, dank zjj de maatregelen van Minister Aalberse, wel zoo worden. Dus daarop zal ik mij niet blindstaren. Wanneer mij dus wordt aangetoond, dat bij de particulieren meer loon wordt gegeven dan bij de gemeente, zou ik voor het amendement kunnen stemmen, maar dat moet mij duide lijk worden bewezen. De heer Heemskerk. M. d. V. Het amendement van den heer van Tol, dat ik onderteekend heb, heeft twee strekkingen. In de eerste plaats gaat het over de indeeling en in de tweede plaats over de financiën. Wij hebben ons in de eerste plaats afgevraagd bij de in deeling van de groepen, hoe de werklieden in dienst bij de gemeente, voor zoover betreft de vakarbeiders, behandeld moeten worden, omdat wij van de grondgedachte zijn uitge gaan, dat zonder de andere categoriëen, die in één bepaalde groep zijn opgenomen, over het algemeen menschen met niet bepaalde vakkennis worden gebracht. Wij hebben gemeend ons speciaal, zonder daarmede te zeggen, dat bepaald aan alle rechtmatige plichten ten aanzien van die andere menschen was voldaan, alleen te moeten bezighouden met die groepen, die als bepaalde vakmenschen, zoowel in dienst van de gemeente als bij particulieren werkzaam zijn. Wij hebben hier genomen de hoofdgroep, namelijk de men schen, die niet alleen vakkennis hebben, maar die ook kunnen worden aangewezen om iets meer te presteeren, namelijk fungeeren als opzichter, wanneer de opzichter bij het werk niet tegenwoordig kan zijn. In de vijfde groep is geplaatst de hoofdtimmerman en -metselaar. Nu vraag ik waarom moet de hoofdtirnmerman in de vijfde groep staan, terwijl de hoofd tuinman, -smid en -schilder, op wie de zelfde moreele verplich tingen rusten, in de vierde groep zijn geplaatst. Ten aanzien van de vierde groep kan ik zeer kort zijn. In die groep worden slechts geplaatst menschen met vakkennis, terwijl in de vijfde groep worden geplaatst de vakmenschen, die nog iets meer kunnen presteeren, namelijk leiding geven aan de onder hen geplaatste arbeiders, terwijl in de lagere groepen de helpers worden opgenomen. Ik zou slechts eene uitzondering willen maken voor de grondwerkers en tuinlieden, die ik in de derde groep zou willen zien opgenomen. De grondwerkers en de opper man komen in eene minder gunstige conditie dan bij het particulier bedrijf het geval is Wanneer wij aannemen een 50 werkuren per week voor opperman en grondwerker, dan is het, waar het uurloon in het particulier bedrijf is 40 cent per uur, niet meer dan billijk, dat die menschen worden geplaatst in de derde groep. Het zelfde geldt van den tuin man tweede klas, van wien ook vakkennis mag worden verwacht, wanneer hij althans onze planten niet naar den grond zal helpen in plaats van ze naar boven te doen rijzen. De heer Briët heeft terecht gezegd, dat het uurloon van de schilders bedraagt 46 cent, dat is dus 23 per week. Men moet evenwel niet vergeten, dat in het particulier bedrijf 40 cent per uur wordt betaald. Leiden is ondergebracht in de derde klasse van het collectief contract, terwijl ei' op het oogenblik zeer ernstig over wordt gedacht om Leiden in de tweede klasse te plaatsen. In dat geval zal het weekloon bedragen f 26.per week en dan zal de schilder in gemeentedienst minder verdienen dan de schilder in het particulier bedrijf. De heer Planjer. M. d. V. Ik wil dit even recht zetten, dat bij mij niet heeft voorgezeten, dat een werkman in het vrjje bedrijf meer zou verdienen dan in dienst der gemeente, maar het verschil in loon tusschen de derde en de vierde groep acht ik te gering. Het is slechts een verschil van twee cent per uur. Dit is de reden van mijn amendement. In het vrije bedrijf worden de goede werklieden ook goed betaald; waar wij goede werkkrachten noodig hebben, daar is het noo- dig. dat de gemeente ook goed betaalt. De heer Huurman. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders om de straatmakers te rangschikken in de vierde groep, een enkel woord willen zeggen. Ik geloof niet, dat dit gewenscht is, een straatmaker is een vakman en verricht bovendien zwa- ren aibeid. Wanneer zij sommige weken b.v. in den winter niet kunnen arbeiden, zou het wenschelijk zijn, dat zij het hoogste uurloon genoten; ook als het eiken dag regent, zoo als deze week, kan er niet in tarief gewerkt worden. Ik geloof daarom, dat wanneer iemand recht heeft om in de hoogste gioep te worden geplaatst, het zeker de straat makers zijn. Ik zal een amendement indienen om overeenkomstig het voorstel van de Commissie ad hoe de sfraatmakers in de vijfde groep te plaatsen. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Het verzoek van den heer Huurman zou ik willen ondersteunen. De Commissie heeft de straatmakers geplaatst in de 5e groep en nu zeggen Bur gemeester en Wethouders in de toelichting, dat bij hun voorstel tevens wordt tegemoetgekomen aan een wensch der beti okkenen om het verschil in wedde tusschen de hulpstraat- makers en de straatmakers niet te groot Ie maken. Daarom zouden ze in de 4e groep moeten worden geplaatst. Maar wanneer' dat het geval was, had men beter aan de wenschen tegemoet kunnen komen door de hulpstraafmakers in de vierde groep te plaatsen. Dan waren ze ook dichter bij elkaar gekomen. De bedoeling van de straatmakers in deze is echter een andere. Zij hebben het oog op eene gelijke verdeeling bij het overgeld, want wanneer de hulpstraatmakers zijn geko men tot een bedrag van f 24.60, krijgen de straatmakers f 27.60. Dat is eene verhouding ongeveer van 80 Zij heb ben daarmede bedoeld, dat het overgeld in dezelfde verhou ding moet komen. De heer Huurman is mij eenigszins voor geweest, doch ik bad al een amendement klaar gemaakt om de straatmakers te plaatsen in de 5e groep. Jk meende dat dit juist was. De heer van Tol. M. d. V. Het is reed§ door den heer Briët gezegd, dat de vergelijking tusschen de arbeiders bij de gemeente in dienst en degenen, die werken voor particu lieren, niet zoozeer opgaat. Men moet daarbij altijd in acht nemen, dat de gemeente eenige voordeelen heeft boven den dienst bij particulieren, o.a. het premievrij pensioen en de vastheid van de betrekking. Dat is waar, maar dat neemt niet weg, dat dit niet een motief voor de gemeente mag zijn om die menschen een lager loon uit te keereu. Wij zouden gaarne zien, dat de particulieren ook pensioen gaven. Dat is iets, waarin de particulieren te kort komen, maar omdat de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 16