124 DONDERDAG 24 APRIL 1919. Hoewel ik Uwe invitatie zeer belangrijk acht, begrijp ik toch niet, waarom deze in de Raadsvergadering moet worden gedaan. Dit is een onderwerp, dat hier niet ter sprake behoort te komen. De heer Eerdmans. M. d. V. Niettegenstaande Uwe opmerking, wil ik toch ook nog op iets wijzen. Het betreft het uitreiken van de broodkaarten. Vroeger stond men en queue, tegen woordig schijnt dat niet meer wel mogelijk te zijn. Ik ben geweest aan den post op de St.-Jacobsgracht. Ik vond daar een kudde schapen voor het loket, men stond elkander te verdringen. De kaarten worden tegelijk opgevraagd en later bij afroeping der namen weer uitgereikt. Daar stond geen agent bij. Wel stond buiten voor de deur een agent, waar niets te doen was. Het was eenvoudig wanhopig. Is het niet mogelijk de inenschen te leeren en queue te staan? Het is voor de dames, die daar bedienen, niet te doen. Het is voor haar een zenuwachtig werk eri wanneer er van over heidswege iets kon worden gedaan om de menschen, zooals dat vroeger gebeurde, in een queue te houden, zou dat stellig helpen. Want men ziet nu dikwijls het geval, dat degenen, die het laatst komen, het eerst aan de beurt zijn. Men kan er niet tusschen komen om zijn kaart te geven of te ont vangen. Het is een woedende schare. Dat moest het Neder- landsche publiek toch eens aüeeren. De Voorzitter. Dat ligt nu eenmaal in onzen volksaard. Men maakt hier uit zichzelf bijna nooit queue. Wij kunnen toch niet bij alles de politie gaan zetten. De heer Eerdmans. Dit is niet juist: in het station maakt men wel queue, zelfs zonder opzicht, in het postkantoor ook. Men maakte ook hier vroeger wel queue. De eerste maanden ging het goed, maar nu is dat verkeerd geloopen, doordat het systeem is veranderd. Nu worden in eens de kaarten tegelijk ingezameld en deze worden dan nagekeken en daarna aan de wachtenden overgereikt, maar zoo wacht tenslotte een heele menigte op die kaarten. Vroeger maakte men echter queue voor het loket en werd ieder op zijn beurt, stuk voor stuk, regelmatig geholpen. De Voorzitter. Deze verandering van systeem is mij in verband met het door U medegedeelde niet bekend, maar het ware wellicht beter geweest als U mij deze kwestie van te voren even schriftelijk hadt medegedeeld. De heer Eerdmans. Ik breng de wenschelijkheid over. De Voorzitter. Dan hadt U dat liever van te voren op schrift moeten doen; ik had dan inlichtingen kunnen inwinnen. De heer Eerdmans. Dan zal ik voortaan van te voren vragen, wat U gaarne op schrift hebt. De Voorzitter. Ik blijf er bij, dat het voor den goeden gang van zaken beter geweest zou zijn mij over deze aange legenheid even een briefje te schrijven. Daarom verzoek ik U, dit alsnog te doen, dan zal ik de zaak nauwkeurig onder zoeken. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 14