94
DONDERDAG 17 APRIL 1919.
ten gedwongen zuinig te zijn. De Nederlandsche Bank heeft
echter geen vader willen spelen over de gemeenten. Misschien
is zij een oogenblik te ver gegaan, tuen zij zei, ook te willen
nagaan, wat men met zijn geld deed, maar dat alles stond
in verband met de soliditeit van den wissel.
De bedoeling was te bevorderen dat de gemeenten vaste
leeningen gingen sluiten.
Met dreigement van den heer Fokker weegt bij mij niet
zoo zwaar.
Het is niet onmogelijk, dat er, terwijl de Directeur van
Gemeentewerken ziek was, door zijn plaatsvervanger een of
ander detail is vergeten. Men moet evenwel bedenken, dat
dit een zaak was, die vliegensvlug moest gebeuren..
Bovendien zie ik niet in, dat wanneer het bedrag, benoodigd
voor de electrische zuiginrichting, wel op de raming was gezet,
het de gemeente dan minder zou hebben gekost. Men kan
zeggen: er is bij de raming iets vergeten, maar dat kan nooit
duurder voor de gemeente zijn dan wanneer er bij de raming
wel rekening mede was gehouden.
De Wethouder zegt terecht, dat, nu ten aanzien van
de voedselvoorziening betere omstandigheden zijn inge
treden, de zaak overbodig kan worden genoemd. Maar dat
konden wij indertijd niet weten. Men zou het, indien de om
standigheden niet zoo gunstig waren geworden, vreemd heb
ben gevonden, wanneer wij, bij eene zoo belangrijke zaak als
de voedselvoorziening is, niet aldus hadden gehandeld. Dan
zou men ons zeker de moeilijkheden, waarin wij daardoor
zouden zijn geraakt, hebben verweten. Er zijn een massa din
gen, die achteraf overbodig gebleken zijn omdat niemand voor
uit wist, wanneer de vrede zou komen en de omstandigheden
beter zouden worden. Dat is ook bij het Rijk voorgekomen.
Nu zal iedereen toegeven, dat het hier niet een zaak van
gering belang betreft, zooals bijvoorbeeld de kwestie of een
Hoogere Burgerschool een of twee maanden eerder of later
wordt gebouwd, maar dat het hier werkelijk een dringende
zaak gold, aangezien door iederen dag uitstel de voedselvoor
ziening werd benadeeld.
Ik zou den heeren dus in overweging willen geven, het
voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De heer van der Pot. M. d. V. Naar aanleiding van de
opmerking dat een dwang op het Dagelijksch Bestuur om
zuinig te zijn alleen kan worden geoefend door dit te houden
aan een maximumcrediet, dat is toegestaan, zou ik willen
opmerken, dat dit mogelijk opgaat bij uitgaven, die als het
ware worden gedaan in massa. Wanneer men op een gegeven
oogenblik weet, dat er naast het toegestane crediet nog een
bepaald bedrag bij moet, is het een zaak, waarvoor men eerst
om een aanvullend crediet kan vragen. Maar wat hebben wij
hier voor een geval? Het totale bedrag dezer kosten is de
resultante van misschien een 25-tal factoren, waarvan enkele
groote vooral bekend zijn, maar waarvan de meeste eerst na
te gaan zijn, wanneer de rekeningen na eenigen tijd inge
komen zijn, waarna pas op te maken is, hoeveel de gansche
uitbreiding heeft gekost.
En dan zou ik willen vragen: hoe vaak zal dat niet het
geval zijn, waardoor het dus onmogelijk is om de leer van den
heer Eerdmans in toepassing te brengen
En dan herhaal ik nog eens, dat het niet aangaat om met
elkaar in verband te brengen den drang op Burgemeester en
Wethouders om zuinig te zijn en het doen van eene uitgave
boven het eens toegestane crediet op een oogenblik, waarop
het uitgeven van een dergelijk bedrag ter wille van een nood
zakelijk onderdeel van eene inrichting bleek noodig te zijn.
Die twee zaken heeft de heer Eerdmans voortdurend met
elkaar verward.
De Voorzitter. Verlangt nog iemand hoofdelijke stemming
over dit voorstel
De heer Fokker. M. d. V. Na de verdediging van het voor
stel door U, en overwogen de argumenten door U aangevoerd,
zal ik, hoezeer den loop van zaken betreurend, er van afzien
hoofdelijke stemming te vragen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten.
De heer Eerdmans heeft inmiddels de vergadering verlaten.
XI. Voorstel tot vaststelling van een 2-tal ontwerpen tot
herziening van het uitbreidingsplan der gemeente.
(Zie Ing. St. No. 88).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oostdam. Nu ter wille van de Leidsche Tapijt-en
Mattenfabriek het uitbreidingsplan is gewijzigd, waarvoor ook
mijns inziens alles te zeggen viel, zal tegenover de Sophiastraat
een fabrieksgevel verrijzen. Maar het zou toch jammer zijn,
wanneer het uitzicht van de Sophiastraat zou worden geschaad
door een leelijken gevel. Het is een mooie straat, doordat zij
in zigzagvorm is aangelegd en mooi bebouwd, maar daarom
zou ik willen vragen, of het niet mogelijk zou zijn, erop te
letten, dat de gevel van de nieuwe fabriek een vriendelijk
aanzien krijgt. Het zou te betreuren zijn, wanneer daar een
leelijk ding kwam te slaan; dat zou de straat ontsieren. Ik
zou dienaangaande van Burgemeester en Wethouders gaarne
een toezegging hebben.
De heer Bots. M. d. V. Wij kunnen er op het oogenblik
niets anders aan doen, dan dat wij den fabrikant beleefd
verzoeken, daar een mooie gevel te maken en, als hij de plan
nen inzendt, goed toezien, hoe de gevels eruit zien. Recht
om iets te eischen hebben Burgemeester en Wethouders ech
ter niet; wij hebben geen verordening daaromtrent.
De heer Planjer. M. d. V. Ik zou Burgemeester en Wet
houders willen verzoeken, het in die richting te leiden, dat
nu wordt gereserveerd een stukje partiëel uitbreidingsplan
in verband met het verzoek van de twee warmoezeniers, maar
dat zoo spoedig mogelijk het algemeene uitbreidingsplan, ook
voor over de Vaart, wordt vastgesteld, zoodat wij niet meer
komen te staan voor dergelijke dingen, waarop wij moeilijk
neen kunnen zeggen.
De Voorzitter. Dergelijke partiëele herzieningen zullen
altijd moeten plaats hebben. Men zal in de stukken hebben
gezien, dat door het graven van het Rijn- en Schiekanaal het
uitbreidingsplan ter plaatse een algeheele verandering moet
ondergaan en dan is een partiëelé herziening immers onver
mijdelijk.
De heer Planjer. Maar aan den overkant!
De Voorzitter. Dat zal ook binnenkort geschieden. Als begin
Januari de annexatie tot stand is gekomen, zal er natuurlijk
weer een algemeene herziening moeten plaats hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de uitbreiding van het getal agenten van politie.
(Zie Ing. St. No. 94).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be
hoeve van de kosten verbonden aan de reorganisatie van den
dienst der Gemeentebelastingen.
(Zie Ing. St. No. 89).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb als voorzitter van
de Commissie voor de reclames met belangstelling en groote
instemming kennis genomen van de veranderingen, die hier
worden voorgesteld, want die veranderingen zijn herhaaldelijk
bij de Commissie besproken. Het is gebleken, dat de tegen
woordige controleur overladen is met werk en het personeel
eveneens. Dat komt voor een deel ook wel, doordat er in
korten tijd hier achtereenvolgens drie controleurs in functie
zijn geweest. De heer Eggink, die maar kort hier geweest is,
heeft zich uit den aard der zaak hier niet kunnen inwerken,
zoodat er nogal wat werk was blijven liggen. Gelukkig hebben
wij nu een controleur die zeer voortvarend en bekwaam is;
dat blijkt ook wel uit het succes, dat hij gehad heeft met
de verordening op de publieke vermakelijkheden. Hij heeft
daarmee heel veel werk gehad en is er nu heelemaal iri.
Hoofdzaak is en blijft echter zijn werk voor de controle. Hij
heeft te spreken met de menschen die zijn aangeslagen,
controleert hun boeken, enz. Dit is zijn hoofdwerk en hij mag
zich niet teveel inlaten met bijwerk zooals de uitvoering van
de verordening op de publieke vermakelijkheden. De controle
zelf was tot nu toe verkeerd ingericht, er zijn teveel paperassen,
terwijl over te weinig feiten beschikt wordt. Er is ook geen
tijd om bij den Burgerlijken Stand onderzoekingen te doen
omtrent het aantal personen, die lid zijn van een gezin, enz.
terwijl er door de ambtenaren veel onnut werk moest worden
verricht.
Het is gebleken, Mijnheer de Voorzitter, dat te lage aan
giften niet alleen voorkomen in hoogere klassen, maar dat
men die bij alle klassen kan constateeren.
Ik weet uit eigen ervaring bij de Steuncommissie, dat iemand
zich aanmeldde en bij onderzoek, dat in dat gezin meer dan
f 85.— per week inkwamtoen ik naging of hij aangeslagen
was, stond hij op 600.— aangegeven. Hij had zijn eigen