100 DONDERDAG 17 APRIL 1919.
En nu kan ik bij mijn voorstel om het versch brood om 12
uur ai te schaffen niet aanvoeren zulk een groot sociaal
euvel als den nachtarbeid, maar wel kan ik wijzen op een
kwaad als een verwoede onderlinge concurrentie, terwijl ook
de overhaaste arbeid de productie veel duurder zal maken.
Er is gezegd: In andere plaatsen kan het wel; hier alleen
schijnt men er bezwaar tegen te hebben.
Toegegeven dat dit zoo is. Mij staan niet de gegevens ten
dienste, die Burgemeester en Wethouders tot hunne beschik
king hebben om na te gaan, of er nog andere plaatsen zijn,
waar het wel zoo is. De organisaties, die geadresseerd hebben,
hebben echter terdege rekening gehouden met die plaatsen,
omdat zij weten, dat in die plaatsen veel ontevredenheid
heerscht en klachten worden geuit over die regeling en dat
er een aandrang is om de aflevering op een uur te stellen.
Dan heeft de Burgemeester opgemerkt, dat wij nu bezig
zijn met den nachtarbeid af te schaffen en gevraagd waarom
het nu noodig is, dat wij ons langs een zijdeurtje gaan be
moeien met de onderlinge concurrentie.
Het zou echter niet zoo'n groot kwaad zijn, wanneer wij
ons bij het afschaffen van den nachtarbeid bezighielden met
het weren van eene ongewenschte onderlinge concurrentie.
Ongewenscht, omdat het een overhaaste arbeid zal vorderen,
die gepaard zal gaan met uitbreiding van personeel, uitbreiding
van machinerieën, enz., om toch maar op tijd te kunnen klaar
komen en als men klaar is, op tijd te kunnen leveren. Dat
zal een verwoede onderlinge strijd zijn. Ik zou kunnen wijzen
op de 9-uur-winkelsluiting. Die heeft men ook ingevoerd met
het oog op een ongewenschte onderlinge concurrentie. Men
heeft inbreuk gemaakt op de vrijheid van den patroon zelf,
want die mag ook niet na negenen in den winkel helpen,
maar men heeft dat gedaan, omdat men de onderlinge con
currentie, waar zij door de betrokkenen zelf niet gewenscht
werd, wilde tegengaan. Ook hier wenschen de betrokkenen
zelt de onderlinge concurrentie niet. Waarom wil de overheid
hen dan niet helpen
Ik wensch nog iets te zeggen over het adres van de dépot-
houders. Zooals L' zelf hebt gezegd, is er een adres gekomen
van de dépóthoudersorganisatie en alleen aan adressen van
organisaties is, geloof ik, waarde te hechten. U hebt straks
gezegd, dat er niet veel waarde was te hechten aan het adres
van de Leidsche Broodfabriek, ik geloof, dat er ook niet
zoowel waarde is te hechten aan het adres van de dépot-
houders van de Leidsche Broodfabriek, die op zichzelf, misschien
wel op verzoek, een dergelijk adres inzenden. Er is toch ook
een verzoek van de brooddépöthoudersorganisatie om een
bepaling op te nemen, dat het brood eerst orn 1 uur mag
worden afgeleverd, en waar de wensch van de individueele
brooddépöthouders niet in overeenstemming is met die van
de brooddépöthoudersorganisatie, hecht ik alleen waarde aan
het adres van de georganiseerde dépóthouders.
Ik kom tot de conclusie, dat alle belanghebbenden wen
schen, dat de bezorging eerst om 1 uur zal beginnen, en waar
het particulier initiatief niet bij machte is te zorgen dat dit
gebeurt, moet van overheidswege steun worden verleend. Ik
vind dit geval analoog met dat van de winkelsluiting: de
belanghebbendeti vonden de onderlinge concurrentie onge
wenscht, maar konden er zelf geen eind aan maken en de over
heid heeft hen geholpen. Laten wij het hier nu net zoo doen.
Veronderstel nu, dat het zoo erg zal zijn, zijn versch brood
om 12 uur te missen, dan blijft altijd nog de vraag,»of erin
dat uur van 11 tot 12 voldoende bezorgd zal kunnen worden.
In Zaandam is het uur, waarop bezorgd mag worden, een
uur vroeger gesteld. Als men dat hier ook gedaan had, was
er tenminste iets voor te zeggen geweest. Dan kwam men
wel moeilijker met het bakken klaar, maar dan had men
tenminste de gelegenheid om datgene, wat gereed was, op tijd
te bezorgen. Doch als men nu met het bakken klaar komt,
kan men toch datgene, wat klaar is, niet allemaal afleveren.
De Voorzitter. Ik wil met het laatste beginnen. Er is voor
gesteld het uur te stellen op 11 uur, omdat men dat beter
vond, maar als de heer Wilmer een voorstel zou willen doen
om het op 10 uur te stellen, dan zou ik dat gaarne in stemming
brengen.
Er bestaat een soort concurrentie die goed is, en verwoede
concurrentie, die verkeerd is, maar te smalen op alle concur
rentie is zeker onjuist. In de laatste jaren is de concurrentie
voor een groot deel uitgesloten geweest en ik geloof, dat dit
aan de moraliteit en aan de goede bediening van de bevolking
niet ten goede is gekomen. Er zijn meer schapen geschoren,
dan er scheerders waren. Ik geloof, dat, als men eens kon
hooren, wat er binnenskamers gezegd wordt, het zou blijken,
dat men algemeen de concurrentie terug wenscht; niet de
verwoede concurrentie, dit ben ik met den heer Wilmer eens.
Maar dan vraag iknoemt de heer Wilmer de concurrentie,
welke de Minister, die op dat gebied een specialiteit is, men
denke aan de wet op de oneerlijke mededinging in zijn
wetsontwerp wel toelaat, ongewenschte concurrentie?
Nu heeft de heer Wilmer nog gewezen op de analogie met
de winkelsluiting. Wanneer de heer Wilmer evenwel het
ontwerp-arbeidswet van Minister Aalberse had bestudeerd,
zou hij hebben gezien, dat dit niet opgaat, want de Minister
wil de autonomie der gemeenten ten aanzien van de winkel
sluiting handhaven, met andere woorden geen veranderingen
brengen op het stuk van de bevoegdheid der gemeenten ten
opzichte van de winkelsluiting. Van analogie is hier geen sprake.
Wanneer de heer Wilmer goed had gelezen, zou hij het met
mij eens zijn.
Uit Dordrecht ontving ik een brief van iemand, die een
vriend is van de arbeiders, waarin gezegd wordt: »met het
verbod van broodvervoer vóór 10 uur broodverkoop is niet
verboden hebben wij hier geen moeilijkheden."
Uit Haarlem schrijft een Katholiek ingezetene mij, dat tegen
de daar geldende regeling ook niet het minste bezwaar bestaat.
Wat de brooddépöthouders betreft, zegt de heer Wilmer,
dat men aan een adies van de gezamenlijke brooddépöthouders
geen waarde kan hechten, omdat men alleen de organisaties
kan gelooven, maar wanneer alle dépöthouders, die aangesloten
zijn bij een fabriek, hun verlangen tot iets kenbaar maken,
moet dan een dergelijk samengaan eigenlijk niet als eene
organisatie beschouwd worden?
Ik kan in dit geval echter niet zcoveel gewicht hechten
aan de bezwaren van zekere categorieën, daar Leiden als het
ware de eenige plaats op de wereld is, waar de bezwaren
zoo groot zijn. Ik heb deze zaak bestudeerd en verscheidene
verordeningen gezien, zooals die, wélke nu in Den Haag aan
hangig is, en dan kom ik tot de conclusie, dat er nergens
aanleiding tot afkeurenswaardige concurrentie wordt gegeven.
Ik acht het daarom niet gemotiveerd, dat eene groot gedeelte
van de bevolking, dat gaarne versch brood eet daarvan
terwille van betrekkelijk weinig menschen, die onderling boven
dien nog verdeeld zijn, verstoken moet blijven.
Men zou op die manier de gevoelens van een te groote
categorie van ingezetenen uitschakelen.
De heer van Romburgh. M. d. V. De heer Wilmer is bang
voor onderlinge concurrentie, maar bestaat die dan op het
oogenblik ook niet De eene bakker levert immers om 5 uur
brood en de andere om 7 uur?
Verder zegt de heer Wilmer, dat hetgeen hij verlangt de
wensch is van alle gezellen en van alle patroons. Maar
wanneer ik goed ben ingelicht, is de vergadering, waarop dat
verzoek zou worden behandeld, slecht bezocht geweest, dus
dan kan men niet aannemen, dat het de wensch van alle
belanghebbenden is.
Om die redenen zal ik tegen het amendement van de heeren
Wilmer en Heemskerk stemmen.
De heer Heemskerk. M. d. V. De opmerking van den heer
van Romburgh is toch niet juist. Hij zegt, dat er nu ook al
concurrentie is. Maar die is niet van dien aard als de con
currentie die geschapen zal worden, wanneer het vervoer van
brood vóór 11 uur verboden wordt. De meeste menschen
wenschen het brood om 12 uur te hebben, dus wanneer de
broodfabrieken eerst om 11 uur met het afleveren mogen
beginnen, moeten zij in dat uur aan al hun klanten het brood
bezorgen. Het is niet mogelijk in dien tijd al het brood af
te leveren en zij zullen dus na den middag een tweeden loop
moeten maken. Dit is juist het bezwaar, dat de bakkers en ook
de bezorgers hebben, tegen dat verbod om brood te vervoeren
vóór 11 uur.
De Voorzitter. Dan zal ik het met genoegen op 10 uur
stellen.
De heer Heemskerk. Dan komen wij weer terug op het
andere punt, waar wij niet voor waren. Het gaat op het
oogenblik over het verschil tusschen 11 en 1 uur en niet
over 10 uur.
De Voorzitter. Ik behoef er thans niet langer over te
praten. Ik vermoed, dat de Minister de organisaties wel zal
hebben geraadpleegd en als hij het niet noodig heeft geoordeeld,
vind ik het ook niet noodig.
De heer Briét. M. d. V. Een enkele opmerking naar aan
leiding van hetgeen de heer Heemskerk heeft gezegd. Als
wij de wet-Aalberse krijgen, zal het brood ook laat klaar zijn,
dat spreekt vanzelf en dan zullen de menschen het brood ook
laat krijgen, maar dan zullen de broodfabrikanten eenvoudig
een grooter winkeldebiet krijgen en dan zal het stelsel van
broodloopers kunnen worden afgeschaft. Dat hebben wij in
andere plaatsen ook gezien bij de coöperatie, die heeft het
aantal winkels belangrijk uitgebreid. Als deze verordening
blijft doorwerken en ook als de wet-Aalberse er komt, zullen
alle bakkers er op zijn aangewezen, in'de winkels veel meer
versch brood te verkoopen dan tot nu toe het geval was en