104
DONDERDAG 17 APRIL 1910.
c. in den nacht, voorafgaande aan den tweeden Kerstdag
en op dien dag zeiven, indien deze valt op eenen Zaterdag
of Dinsdag;
d. iu den nacht, voorafgaande aan den Vrijdag en in den
nacht, voorafgaande aan den dag voor den len Israelie-
tischen Nieuwjaarsdag, den grooten Verzoendag, den 2en
dag van het Loofhuttenfeest, den 2en dag van het Slot
feest en den 2en dag van het Wekenfeest (behalve wan
neer deze op een Zaterdag valt), voor zoover betreft de
Israelietische broodbakkerij, waarin des Zaterdags, alsmede
in den nacht van Vrijdag op Zaterdag geen bakkersarbeid
wordt verricht, mits het hoofd of de bestuurder hiervan
heeft kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders;
met. dien verstande echter, dat vanaf 9 uur des avonds tot
middernacht alleen voorbereidende arbeid (het aanmaken en
het onderhouden van het vuur in de ovens, deegmaken en
daarmede verband houdende werkzaamheden) mag worden
verricht.
III. De bepalingen van net eerste lid van dit artikel vinden
mede geen toepassing tusschen 4 uur en G uur des morgens
ten aanzien het aanmaken en onderhouden van het vuur in
de ovens, den arbeid verbonden aan het deegmaken en daarmee
verband houdende werkzaamheden, mits het hoofd of de
bestuurder der onderneming aan Burgemeester en Wethouders
schriftelijk kennis hebbe gegeven, dat gedurende die uren in
zijne bakkerij geen andere werkzaamheden dan de hiervoor
aangegevene worden verricht.
Het hoold of de bestuurder der onderneming is verplicht
zorg te dragen, dat de arbeiders met bovengenoemde werk
zaamheden belast, in vier achtereenvolgende weken slechts één
week deze werkzaamheden in zijne bakkerij verrichten en dat
aldaar steeds niet meer dan 2 arbeiders op bovengenoemde
uren met dezen arbeid worden belast."
De Voorzitter. Hierin zijn de wijzigingen aan te brengen,
aangegeven in No. 79 van de Ingekomen Stukken. Het zijn
hoofdzakelijk redactieveranderingen. Ik wijs hierbij nog op
een drukfout; sub III is een woordje vergeten, er staat n.l.:
»ten aanzien het aanmaken", dat moet natuurlijk zijn »ten
aanzien van het aanmaken".
Artikel 2, gewijzigd volgens het voorstel van de Commissie
voor de Strafverordeningen, wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
(De heer Fokker is intusschen ter vergadering gekomen.)
Beraadslaging over artikel 3, luidende:
»Het is verboden langs openbare straten en wegen brood
te vervoeren
a. op Zondagen en de in het eerste lid van het vorig artikel
genoemde Christelijke feestdagen
b. op werkdagen vóór des voormiddags 11 uur.
II. De verbodsbepaling, opgenomen onder 1 van dit artikel
is niet van toepassing op:
a. het vervoer van brood in gesloten wagens of kisten langs
den kortsten weg van eene in deze gemeente gevestigde
broodbakkerij naar eenen broodwinkel, welk vervoer even
wel niet vroeger mag aanvangen dan één uur voor het
tijdstip, in het eerste lid van dit artikel bepaald;
b. het vervoer van brood in gesloten wagens of kisten,
bestemd voor plaatsen buiten het grondgebied der ge
meente Leiden, van eene in deze gemeente gevestigde
broodbakkerij naar deze plaatsen of naar de laadplaats
van eenen openbaren spoor-, tram- of stoombootdienst;
c. het vervoer van brood in afzonderlijke en gesloten pakket
ten van ten hoogste 5 K.G. door of van wege den dienst
der Posterijen of van eene spoor- of tramwegmaatscbappij
rechtstreeks naar de woning van den verbruiker;
d. het vervoer van brood door den verbruiker zelve, of door
een van diens huisgenooten.
III. Voor de toepassing van het vorig lid sub c. worden
onder huisgenooten van den verbruiker verstaan:
a. diens echtgenoote en kinderen
b. dienstboden en andere personen, die geregeld huiselijke
diensten bij den verbruiker verrichten;
beide groepen ook al wonen zij niet bij den verbruiker in."
De Voorzitter. Hierop is door de heeren Wilmer en
Heemskerk een amendement ingediend om sub I b te lezen
»op werkdagen vóór des namiddags 1 uur."
Aangezien dit amendement voldoende wordt ondersteund,
maakt het een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilmer. M. d. V. Wij hebben dit amendement
ingediend, omdat wij meenden dat eene aflevering om één
uur in plaats van om elf uur vier voordeelen heeft.
Het eerste voordeel is, dat men dan volledig gereed kan
zijn met de productie van het brood. Wanneer men het aan-
vangsuur voor de aflevering op 11 uur houdt, zal er over
haast gearbeid moeten worden, om op tijd met het brood
gereed te zijn, zoodat men voldoenden voorraad heeft om de
klanten te bedienen. Dat wordt beweerd door de bakkersge
zellen, en door de patroons zoowel uit het kleinbedrijf als uit
de grootindustrie.
De Directeur van de Leidsche Broodfabriek heeft aan den
Raad een adres gestuurd, waarin hij verklaart, dat het groot
bedrijf in de onmogelijkheid verkeert om vóór elf uur vol
doende versch brood te produceeren. Dus een vertegenwoor
diger van het grootbedrijf geeft zelf toe, dat eene aflevering
om elf uur ook voor dat bedrijf een bezwaar is.
Een tweede voordeel is, dat de bezorging van het brood
beter kan geschieden. Wanneer het om 11 uur klaar moet
ziin, zal niet alleen de productie overhaast gebeuren, maar er
zal tevens een wedloop ontstaan tusschen de verschillende
dépothouders en bakkers om voor twaalven al de menschen,
die versch brood willen hebben, te bedienen, altijd dan in het
geval, dat er voldoende versch brood aanwezig zal kunnen zijn.
In de derde plaats zal eene aflevering om één uur veel
noodeloozen arbeid uitsparen. Wanneer de aflevering om 11
uur geschiedt, zal er bezorgd moeten worden eenmaal des
morgens bij menschen, die het brood om 12 uur willen hebben,
en na dien tijd moet er weder opnieuw bezorgd worden.
Wanneer de aflevering des middags geschiedt, zal zij maar
eenmaal behoeven plaats te hebben, zoodat er veel noodelooze
arbeid wordt uitgespaard.
Het vierde voordeel is, dat eene aflevering om 1 uur beeft,
is, dat zulks de algemeene wensch is. Wanneer het alleen
maar een verlangen was van gezellen of van patroons, kon
men zeggen dat de zaak eenzijdig beschouwd was, maar het
is de wensch van de gezellen èn van de patroons, dat is dus
van personen, die op welke wijze dan ook bij de industrie
zijn betrokken.
Nu heeft de aflevering om een uur twee nadeelen, zooals
de Commissie voor de Strafverordeningen beeft opgemerkt.
Het eerste nadeel zou dan zijn, dat een groot gedeelte van
de bevolking om twaalf uur geen versch brood zou hebben.
Daarop antwoord ikzou het zoo erg zijn uit hygiënisch
oogpunt? Maar toegegeven, dat het een groot inconvenient
is, dan staat daar toch nog tegenover het feit, dat men om
12 uur geen voldoende hoeveelheid versch brood beschikbaar
zal hebben, want zoowel de particuliere patroons als de brood
fabrieken erkennen dat zij voor 12 uur niet voldoende gereed
kunnen zijn.
Dat staat b.v. in het request van een der broodfabrikanten,
dat aan den Raad is gezonden, op de tweede pagina boven
aan. »Het grootbedrijf verkeert in de onmogelijkheid voor het
tweede ontbijt voldoende versch brood te produceeren, indien
het bakken 's morgens een apnvang neemt". Dus, veronder
stel, dat het een zeer groot inconvenient zou zijn, als men
om 12 uur geen versch brood zou kunnen krijgen, dan zal
men toch voor het feit komen te staan, dat er niet voldoende
versch brood is, ook al stelt men de aflevering op elf uur.
Wat IJ straks aanvoerde tegens ons amendement, Mijnheer
de Voorzitter, nl. dat het toch omver zal worden gegooid,
wanneer het wetsontwerp wet wordt, geldt ook voor het
voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen. Daarin
wordt ook een uur vastgesteld.
De Voorzitter. Dat is gedaan met het oog op de buiten
gemeenten.
De heer Wilmer. Ja, maar dat zal ook moeten vervallen.
Wanneer er vóór 6 uur geen arbeid in de bakkerijen mag
worden gedaan, zal het onmogelijk zijn, de menschen voor
12 uur aan versch brood te helpen.
De Voorzitter. Dat zal nog moeten blijken!
De heer Wilmer. Zoodra mij wordt aangetoond, wat de
voordeelen zijn van aflevering om 11 uur in plaats van om
1 uur, zal ik bereid zijn, het amendement in te trekken. Ik
meen, dat noch het kleinbedrijf, noch het grootbedrijf er
schade van heeft, wanneer het begin van de aflevering op 1
uur wordt gesteld, doch dat zij er juist beide voordeel van
hebben.
De Voorzitter. Ik zou den heer Wilmer willen bestrijden
en hem doen opmerken, dat wij op verzoek van de gezamenlijke
gezellen en patroons hebben voorgesteld, in deze verordening
op te nenlen, dat reeds om vier uur, dus twee uur vóórdat
men mag gaan bakken, begonnen mag worden met het deeg
maken, ovenaanmaken enz. Eene dergelijke bepaling bestaat
nergens, alleen heeft men in den Haag het voornemen, dit
ook te doen. Ik heb in de courant gelezen, dat men de
regeling wilde hebben, die in Dordrecht geldt. Ik zal U vertellen,