78 »3. Van de onzuivere opbrengst van een bron van inkomen, niet vallende onder het vorige lid, wordt bovendien afgetrokken de afschrijving welke noodig mocht zijn wegens het afloopen van een den belastingplichtige toekomend recht dat aan een termijn is gebonden." Lid 3 wordt lid 4. Lid 4 wordt lid 5. Onderdeel b hiervan wordt gelezen als volgt: »het aandeel in de winst van coöperatieve vereenigingen, dat door de leden naar den maatstaf' van de door hen bestede som wordt genoten, mits het doel der vereeniging niet met het bedrijf of beroep van hare leden in verband staat." In het onderdeel c wordt weggelaten het woord «onderlinge" en wordt het woord «deelnemers" vervangen door: «ver zekerden". Art. 9. Aan het slot van het le lid van art. 12 wordt in plaats van «de werkelijke huurwaarde" gelezen: «de huurwaarde bedoeld in art. 7, 2e lid, dezer verordening." Art. 10. Van art. 14 wordt de bestaande tekst aangeduid met »1". Aan het artikel wordt toegevoegd een 2e lid, luidende: «2. Aandeelen in de opbrengst van een bedrijf of beroep, dat niet door den belastingplichtige zeiven wordt uitgeoefend, worden beschouwd als baten van het kalenderjaar, waarin hun bedrag wordt vastgesteld." Art. 11. Onderdeel a van art. 20, le lid, wordt aangevuld met: «voor zoover die uitkeeringen en verstrekkingen in rechte vorderbaar zijn of ten aanzien daarvan reeds door den be- begiftigde in deze belasting wordt bijgedragen." Na het le lid wordt ingevoegd een nieuw 2e lid luidende: «2. De vermindering wegens een in rechte vorderbare uit- keering of verstrekking, als bedoeld onder letter a van het le lid, kan, indien de gever met den begiftigde samenwoont, nimmer tot hooger bedrag in rekening worden gebracht dan a. wanneer de begiftigde hoofd is eener echtvereenigiug, tot i van het zuiver inkomen van den gever, doch niet meer dan 600.—; b. wanneer de begiftigde geen hoofd eener echtvereeniging is, tot T\ van het zuiver inkomen van den gever, doch niet meer dan 400. Het bestaande 2e lid wordt 3e lid. Art. 12. Het 2e lid van art. 21 wordt gelezen aldus: «De le klasse omvat hen die een inkomen hebben van 600 tot beneden 650 de 2e klasse 650 700 3e 700 750 4e 750 800 5e 800 850 6e 850 900 7e 900 950 8e 950 1000 terwijl voor elke volgende klasse deze cijfers met 50.— stijgen." Art. 13. Het le lid van art. 22 wordt gelezen aldus: «1. Tot grondslag voor de berekening van den aanslag strekt het laagste cijfer van elke klasse, verminderd: a. met 400.—, indien de belastingplichtige ongehuwd is; b. met f 600.indien le. de belastingplichtige gehuwd is; 2e. de belastingplichtige, ongehuwd zijnde, als kostwinner is aan te merken en bij de berekening van zijn zuiver inkomen niet reeds een aftrek wegens periodieke uitkeering ten behoeve van hem, voor wien hij kostwinner is, is toegepast als bedoeld in art. 20, eerste lid, sub a; c. bovendien met f 50.voor ieder eigen of aangehuwd kind van den belastingplichtige, dat bij den aanvang van het belastingjaar den leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt en dat niet zelf in deze belasting wordt aangeslagen. Het na deze vermindering overblijvend bedrag heet «be lastbaar inkomen." De eerste zin van het tweede lid van dit artikel wordt gelezen aldus: «2. Voor de toepassing van dit artikel worden weduwnaars of weduwen en zij, ten aanzien van wie een vonnis tot echt scheiding is uitgesproken, in beide gevallen voor zoover zij één of meer kinderen beneden den leeftijd van 16 jaar hebben, met gehuwden gelijkgesteld." Het 3e lid van art. 22 vervalt. Art. 14. Art. 23 wordt gewijzigd als volgt 1. De belasting wordt geheven van het belastbaar inkomen en zulks, behoudens een vermenigvuldiging als bedoeld in het tweede lid, overeenkomstig onderstaand tarief', met dien ver stande, dat elke verdere toeneming van het belastbaar bedrag boven 500.50.bedraagt en het daarvan geheven percentage telkens met 0.05 stijgt, totdat bij een belastbaar bedrag van ƒ7100.het percentage, geheven van verdere toenemingen, blijft 13,55%. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 6.50 6.55 6.60 6.65 6.70 6.75 6.80 6.85 6.90 6.95 3.25 3.27» 3.30 3.32» 3.35 3.37» 3.40 3.42» 3.45 3.47» 3.25 6.52» 9.82» 13.15 16.50 19.87» 23.27» 26.70 30.15 33.62» 2. Het vermenigvuldigingscijfer voor het belastingjaar wordt, in verband met de vereischte opbrengst der belasting, jaar lijks bij de vaststelling van het kohier door den Gemeenteraad bepaald en geldt ook voor de aanvullingskohieren. 3. Bij het berekenen van de aanslagen worden gedeelten van een cent verwaarloosd. Art. 15. Aan art. 24 wordt toegevoegd het navolgende: «Voor de samenstelling van het gezin en voor de bepaling van den leeftijd der kinderen tot toepassing van art. 22 wordt genomen de toestand bij den aanvang van het belastingjaar of, wanneer in den loop van het belastingjaar de belasting plichtigheid intreedt, de toestand op dat tijdstip." Art. 16. Art. 25 wordt gewijzigd als volgt: «1. Ten behoeve van de aanslagregeling kan aan ieder die vermoed wordt belastingplichtig te'zijn, of aan zijn wettelijken vertegenwoordiger, tot het doen van aangifte, een beschrij vingsbiljet worden uitgereikt, ingericht volgens een door Bur gemeester en Wethouders vastgesteld model. 2. Een beschrijvingsbiljet zal worden uitgereikt aan hem a. die over het laatste belastingjaar naar een inkomen van 2000.of meer aangeslagen is; b. die een beschrijvingsbiljet aanvraagt. 3. Indien het een belastingplichtige betreft, die na den aanvang van het belastingjaar is overleden, wordt het be schrijvingsbiljet zoo noodig uitgereikt aan een der erfgenamen, den executeur-testamentair of den bewindvoerder over de nalatenschap. 4. De zorg voor het uitreiken der beschrijvingsbiljetten en het verzagnelen van gegevens ter voorbereiding van de aan slagen is opgedragen aan den Controleur der gemeente belastingen." Art. 17. In art. 26 vervalt de zinsnede «of door den ambtenaar, belast rnet de ophaling der beschrijvingsbiljetten." Art. 18. Art. 27 vervalt; de artikelen 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35 en 36 worden genummerd 27,28, 29,30,31, 32, 33, 34 en 35. Art. 19. Art. 28, krachtens art. 18 van deze verordening genummerd 27, wordt gelezen als volgt: «1. De beschrijvingsbiljetten moeten binnen 14 dagen na de uitreiking volledig ingevuld en onderteekend ten kantore van den Controleur der gemeente-belastingen worden terug bezorgd. Desverlangd wordt door dezen een ontvangbewijs afgegeven. 2. De termijn voor terugbezorging kan door den Controleur der gemeente-belastingen worden verlengd. 3. Hij, wiens biljet binnen den termijn, bedoeld in het le of 2e lid van dit artikel, niet is ingekomen, wordt zoo noodig aangeslagen zonder aangifte." Art. 20. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1919. Belastbaar inkomen. Toe nemingen. Percentage Belasting van Klasse. van de toenemingen. de toe nemingen. het belast baar inkomen. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 10