Art. 2. Aan art. 2 van bovengenoemde verordening worden toege voegd twee nieuwe leden, luidende als volgt: In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de wedde van een ambtenaar, die den leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, voor elk jaar een gedeelte van een jaar voor een geheel jaar gerekend beneden dien leeftijd met 100 per jaar of, zoo hij in weekloon wordt uitbetaald, inet ƒ2.per week verminderd, zullende deze vermindering echter nimmer meer bedragen dan driemaal 100.per jaar. of driemaal f 2.per week. Na het bereiken van den 18- jarigen leeftijd wordt hem telkens met ingang van den dag, waarop hij een hooger levensjaar bereikt, een verhooging van f 100.(ƒ2.per week) toegekend, totdat zijn wedde komt op het minimum, bedoeld in het eerste lid. Het tweede lid van dit artikel geldt niet voor hulpklerken. Evenmin vindt het toepassing voor hen, die als kostwinners van een gezin zijn te beschouwen. Art. 3. Het tweede en het derde lid van art. 12 van bovengenoemde verordening vervallen. Art. 4. Voor de ambtenaren, voor wie de termijnen voor het ver- krijgen van periodieke verhoogingen tengevolge van deze ver ordening worden verkort, gelden deze verkorte termijnen van het tijdstip af, waarop zij hun laatste periodieke verhooging bekwamen, of, wanneer zij nog niet in het genot zijn van een periodieke verhooging, van hun aanstelling af. Art. 5. De ambtenaar, wiens bezoldiging ingevolge de verordening van 31 Januari 1918 (Gem.blad no. 3), gewijzigd bij veror dening van 14 November 1918 (Gem.blad no. 44), vermeerderd met den duurtetoeslag ingevolge raadsbesluit van 14 Maart 1918, gewijzigd bij raadsbesluit van 14 November 1918, meer zou hebben bedragen dan hij geniet tengevolge van deze ver ordening, behoudt dit meerdere tot 1 Juli 1919. Art. 6. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1919. Op hetgeen een ambtenaar over het tijdvak van 1 Januari 1919 tot aan de vaststelling van deze verordening aan wedde meer ontvangt dan hij ontvangen heeft ingevolge de veror dening van 31 Januari 1918 (Gem.blad no. 3), gewijzigd bij verordening van 14 November 1918 (Gem.blad no. 44), worden de in datzelfde tijdvak genoten duurtetoeslagen voor zoover mogelijk gekort. Te Leiden, ter Roekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON. 9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 5