64 verband met ons nog nader te bespreken voorstel over den termijn voor de verhoogingen, voor dezen tijd als alleszins voldoende is te beschouwen. L)e vermindering van het aantal groepen heeft op deze wijze plaats gehad, dat van de categorieën der oude vierde groep een gedeelte in de nieuwe derde groep is geplaatst en de rest met de oude vijfde groep tot een nieuwe vierde groep is samen gesmolten, terwijl de oude zesde en zevende groepen tot één ■groep zijn vereenigd. Bovendien hebben nog eenige ver schikkingen plaats gehad, welke de aangenomen grondslag voor de nieuwe indeeling wenschelijk maakte. De straatma ker én de hulpstraatmaker zijn ééne groep opgeschoven, daar ons overtuigend aangetoond is, dat dit meer in overeen stemming is met hun indeeling elders en met den zwaren en ongezonden arbeid, welke van deze werklieden wordt vereischt. Dat tenslotte de timmerman en de metselaar een groep hooger staan dan de andere vaklieden, vindt zijn verklaring in het thans geldende hoogere loon voor deze categorieën in het particuliere bedrijf. Staat B. De loonen der politie zijn naar evenredigheid meer verhoogd dan die van het overige gemeente-personeel. Zoo men echter de loonen elders beschouwt en tevens in aanmerking neemt de zeer belangrijke diensttaak der politie, dan is een vrij aanzienlijke loonsverhooging speciaal voor deze categorie als absoluut noodzakelijk te beschouwen. Staat D. Wat staat D betreft, hierin zijn op verzoek van de des betreffende bedrijtscommissies opgenomen de rangen van hoofd ingenieur, adjunct-directrice en kok, terwijl die van 3e genees heer kan vervallen. Voorts heeft de inmiddels nieuw gecreëerde betrekking van directeur der gemeentereiniging een plaats gekregen onder de hoofden van diensttakken en is daar thans ook afzonderlijk genoemd de directeur van het bouw- en woningtoezicht, die tot dusver als hoofdambtenaar was ingedeeld. Voor het secretariepersoneel, voor zoover ingedeeld als commies en hoofdcommies, wordt een grootere verhooging voorgesteld dan voor de tot dusverre daarmede overeenkomstige rangen van administrateurs en technische ambtenaren. Deze is gegrond op het feit, dat, in vergelijking met andere plaatsen, genoemd personeel te laag bezoldigd scheen, wat bleek, doordat vacatures onder dat personeel in den laatsten tijd zeer moeilijk te vervullen waren. Een verhooging van minima en maxima met /"300.zooals voor de overeenkomstige groepen voldoende wordt geacht, zou hierin hoogstwaarschijnlijk nog niet vol doende voorzien. Gerechtvaardigd lijkt de Commissie deze verandering in de bestaande salaris-verhouding ook, omdat toch het secretarie-personeel als het ware de spil vormt van het gemeente-bestuur. Aanzienlijk is de voorgestelde salaris-verhooging van den directeur der stedelijke fabrieken van gas en electriciteit. Toch blijft deze nog beneden den wensch. der Commissie voor de Lichtfabrieken. Om de, uit commercieel en financieel oogpunt, voor de gemeente groote belangrijkheid dezer betrekking schijnt de Commissie dit salaris gerechtvaardigd. Duur der perioden tusschen twee verhoogingen. De commissie stelt voor om voor de werklieden, agenten van politie, brugwachters en de meeste lager bezoldigde amb tenaren van staat D de verhoogingen in het vervolg toe te kennen om het jaar in plaats van om de twee jaar. Terwijl dit voor de betrokkenen het aantrekkelijke der regeling niet onbelangrijk verhoogt, schijnt het ook voor de gemeente in een periode, waarin de loonen zoo labiel zijn als thans, het voor deel te bieden, dat de regeling aan zich eventueel opnieuw wijzigende omstandigheden gemakkelijker het hoofd biedt, zoodat zij langer in stand kan blijven. Natuurlijk is het niet de bedoeling, dat ieder die vier dienst jaren heeft, nu reeds op zijn maximum-salaris zou komen. Van het tijdstip af. waarop de laatste periodieke verhooging werd ontvangen (c.q. de ambtenaar werd aangesteld) zijn het echter voortaan éénjaarlijksche in plaats van tweejaarlijksche termijnen, waarna de verhoogingen ingaan. Minimum-loon op 21-jarigen leeftijd. Aan personen, die jonger zijn dan 21 jaar, zou de Commissie niet het volle loonbedrag willen toegekend zien. Dezulken toch kunnen bezwaarlijk als volslagen klachten worden beschouwd. Bovendien iigt in het uitkeeren van be trekkelijk hooge loonen aan jeugdige personen een gevaar, van individueelen en, indirect, van maatschappelijken aard. De Commissie zou daarom willen bepaald zien, dat het loon ver mindert met een bedrag van f 100.per jaar of f 2 per week voor ieder jaar beneden het 2lste, met dien verstande dat de aftrek niet hooger is dan driemaal het bedrag van ƒ100. per jaar of 2.per week. Telkens zou dan met ingang van den dag, waarop de betrokkene, na het verstrijken van het 18de levensjaar, een hooger levensjaar bereikt, een ver hooging van 100.— per jaar of 2.per week moeten worden toegekend. Voor de hulpklerken zou de Commissie echter op dezen algemeenen regel een uitzondering willen maken, omdat bij de salarisbepaling voor deze ambtenaren reeds met den jeug digen leeftijd, waarop deze functie wordt uitgeoefend, reke ning is gehouden. Ook is een uitzondering gewettigd voor hen, die kostwinner zijn. Kosten. De kosten van dit voorstel zullen terstond bedragen f 169.860,50. Hierop kan men in mindering brengen door het vervallen van den duurtetoeslag f 52704.zoodat, ook wanneer men de kosten van de duurtetoeslagregeling reeds als een blijvende vermeerdering van lasten was gaan beschou wen, het voorstel bovendien nog f 117.156,50 van de gemeente kas vergt. Voor een juist beeld dienen echter de kosten der met 1 November ingegane verhooging mede in aanmerking te worden genomen. Waar deze f 83987.— bedroegen, zal dus de geheele salarisverbetering de gemeente komen te staan op 201.143 50, behalve wat tot dusver reeds als duurte toeslag werd betaald en nu onder den naam van loon be stendigd blijft. In werkingtreding. Wij stellen voor de nieuwe regeling te doen ingaan met 1 Januari 1919, doch op de verhooging over de afgeloopen maanden den over denzelfden tijd genoten duurtetoeslag in mindering te brengen. Het bovenstaande is samengevat in een ontwerp-verorde- ning tot hernieuwde, wijziging van de verordening van 31 Januari 1918, welke als bijlage hiernevens gaat. Met de vaststelling dezer verordening dient dan gepaard te gaan de intrekking van de bestaande duurtetoeslagregeling. De Commissie ad hoe, C. W. van der Pot Bz., Voorzitter. K. Sijtsma. P. E. Brièt. I). Jaeger. Th. Wilmer, Rapporteur. ONTWERP-VERORDENING, houdende nadere wijziging van de verordening van den 31sten Januari 1918 (Gem. blad No. 3) betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden, gewijzigd bij verordening van 14 November 1918 (Gem. blad No. 44). Art. 1. De staten A, B, C en D, bedoeld in art. 2 van boven genoemde verordening wordon nader gewijzigd, zoodat zij thans luiden als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 2