64
DONDERDAG 3 APRIL 1919.
doorgevoerd in alle gevallen het beginsel, dat door den ge-
achten Wethouder zoo even weer naar voren is gebracht, dat
er namelijk bij de levering van de gemeente aan de gemeente-
naren van geene progressie in den leveringsprijs sprake kan
zijn. Dat beginsel is evenwel niet in het voorstel, dat straks
aan de orde zal komen, betreffende de ontsmetting volgehouden.
Volgens dat voorstel toch zal wel degelijk rekening worden
gehouden met de draagkracht der ingezetenen. Nu doet de
geachte Wethouder het voorkomen of bij progressie er zullen
zijn, die 50 per M5. zullen moeten betalen. Men moet niet
gaan overdrijven. Wanneer hij zegt, dat men dan geen gas
maar electriciteit zal gaan gebruiken, dan voer ik daartegen
aan, dat electriciteit toch ook door de gemeente wordt ge
leverd. Wil men op ééne wijze de regeling ontduiken, dan
zal men toch op eene andere wijze gevonden kunnen worden.
Nu zegt de Wethouder, dat de gasfabriek hierdoor zooveel
verlies zal lijden; dat is mijns inziens nog zeer de vraag. Tot
kort voor den oorlog heeft de gasfabriek nog mooie winsten
gemaakt, terwijl de gasprijs langen tijd zeer laag is geweest.
Men zei zelfs, dat de gasfabriek was de kurk, waarop de
gemeente dreef.
De heer Zwiers. Maar er werd te weinig afgeschreven.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik merk hiertegenover op, dat
de retributie voor het leggen der gasbuizen niet meer als
winst wordt beschouwd, terwijl er toch rekening mede ge
houden mag worden, dat dat geld in de gemeentekas komt.
Ik ben dan ook niet zoo pessimistisch gestemd betreffende
de exploitatie van de gasfabriek, vooral niet in verband met
het electrisch bedrijf. Ik blijf dan ook met den heer Heemskerk
de billijkheid volhouden, dat de menschen, die het het beste
kunnen betalen meer laat betalen dan degenen, die minder
kapitaalkrachtig zijn. Waar de heer Pera, als ik eens eene ver
gelijking mag gebruiken, vroeger bij voorkeur »strijd"liederen
zong, daar heeft hij thans een slaapliedje gezongen: Maten
wij maar wachten," »het zal wel beter worden. Burgemeester-
en Wethouders meenen het zoo goed" enz. Dat is eene poli
tiek, die men in onzen tijd niet meer volgen kan en waarnaar
wij goed doen niet te luisteren.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik heb mij met het eerste
gedeelte van het betoog van den geachten Wethouder zoo
goed als geheel kunnen vereenigen, namelijk waar hij heeft
gezegd, dat een progressieve gasprijs noch mogelijk, noch
gewenscht is. Het voorbeeld betreffende den ontsmettingsdienst
was- geheel onjuist. De ontsmettingsartikelen worden beneden
den kostprijs geleverd, maar er is niemand, die meer zal
hebben te betalen, dan zij kosten. Het gevolg van een pro
gressieven gasprijs zal zijn dat door sommigen meer zal
moeten worden betaald dan de kostprijs. Wij hebben hier
derhalve te maken met eene indirecte belasting wat bij den
ontsmettingsdienst niet het geval zal zijn.
Wat betreft hetgeen de Wethouder heeft opgemerkt naar
aanleiding van mijne motie, verheugt het mij, dat hij ver
klaart, dat de wensch, die daarin ligt, zijns inziens redelijk
is. En daarom kan ook iedereen, die het met de strekking
van de motie eens is, daaraan zijn stem geven.
De heer van der Pot heeft willen zeggen, dat «misschien"
binnen drie maanden de situatie heel anders zal worden door
grooteren aanvoer van steenkolen. Dat is echter allemaal
«misschien" en wanneer dat werkelijkheid mocht zijn, dan
bindt deze motie Burgemeester en Wethouders niet om eene
nieuwe gasprijsregeling in te voeren. Er staat toch, dat dat
denkbeeld Burgemeester en Wethouders «in overweging"
wordt gegeven. Wij willen Burgemeester en Wethouders
niet dwingen om iéts te doen wat een dwaasheid zou zijn.
Wanneer het duidelijk wordt, dat er eene sterke daling van
de steenkolenprijzen zal intreden, dan willen wij Burgemeester
en Wethouders niet forceeren om nu nog eens een nieuwe
gasregeling te gaan maken. Er wordt alleen in overweging
gegeven, zulks te doen. En daarom geloof ik, dat iedereen,
die met den heer van der Pot inziet, dat de grondgedachte
van mijn motie redelijk is, zijn stem aan die motie zal kunnen
geven, het aan het beleid van Burgemeester en Wethouders
overlatende of de omstandigheden de uitvoering daarvan wen-
schelijk maken.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat de
heer Sijtsma wel eens zoo'n enkele maal niet te best bij zijn
zaken is.
Zoo begint hij op te merken, dat Burgemeester en Wet
houders zich schuldig maken aan inconsequentie, terwijl de
heeren het er algemeen over eens zijn, dat hij eene verge
lijking maakt, die hoegenaamd niet opgaat en zoo komt hij
op het oogenblik er ook toe mij een verwijt te maken, dat
ik een slaapliedje zou hebben gezongen.
Er is in het noorden van het land een spreekwoord, dat
zoo wat spreekt van een weinig verder vooruitzien dan de
neus lang is, en dat heb ik in toepassing gebracht, en om de
gemaakte aanmerking wil ik op de zaak nog even terugkomen.
Wanneer wij moesten aannemen voor het volgend jaar,
dat wij ten aanzien van het gasverbruik denzelfden toestand
zouden houden als op het oogenblik, dan stond de zaak voor
mij geheel anders. Maar omdat vaststaat, dat er minder voor
het gas zal kunnen worden betaald als in den laatsten tijd,
omdat er minder verbruikt zal worden, is er voor mij alle
reden, dat wij op het oogenblik even wachten hoe de zaken
zich zullen wijzigen, omdat wij dan meer in staat zullen zijn
eene regeling vast te stellen, die het recht en de billijkheid
betracht, en in de behoeften voorziet.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer Wilmer heeft er
reeds op gewezen, dat hetgeen de heer Sijtsma in het midden
bracht, ten aanzien van een inconsequentie van Burgemeester
en Wethouders, die bij de heffing voor ontsmettingen wel den
progressie ven kant opwillen, eene vergelijking was, die niet
opgaat.
Bij de ontsmetting gaat het om niet anders dan om een
bijdrage, die van gemeentewege wordt gevraagd. De ontsmetting
is allereerst een belang van de gemeenschap en het is vol
komen billijk, dat de gemeenschap in de daaraan verbonden
kosten zelf het noodige betaalt. Nu eischt de wet dat de
gemeente alles betaalt voor de on- en minvermogenden en
daarom is het redelijk dat er tusschen degenen, die iets en
anderen, die het volie tarief moeten betalen nog een derde
categorie wordt geschoven, die een matig bedrag bijpast.
Dat ligt geheel in het systeem van de wet, maar het is
geheel iets anders dan bij het gas. Daar heeft men in de
eerste plaats te maken met een heffing, voor iets dat men
niet verplicht is te doen, en in de tweede plaats is er niet eene
wetsbepaling, die ten deze aan de gemeente een plicht oplegt.
En wat verder de heer Sijtsma zegt, dat men niet moet over
drijven, wanneer ik van een gasprijs van 50 cent spreek,
ja Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet wat ik daarop zal
moeten antwoorden.
De heer Sijtsma kan gemakkelijk zeggen: de tijd zal het
leeren, maar wanneer er eerst tonnen verloren zullen zijn,
dan is het te laat. Nu gelooft de heer Sijtsma niet, dat het
zoo'n vaart zal loopen. Ik geef hem evenwel de verzekering,
dat er zonder eenigen twijfel een zeldzaam verlies zal worden
geleden, juist omdat men de hoogste tarieven, die men zou
willen heffen om het verlies te compenseeren, niet zal kunnen
innen. Nu wil de heer Sijtsma, dat men bij het gasbedrijf
ook het electriciteitsbedrijf zal rekenen. Ik blijf evenwel van
meening, dat ieder bedrijf op zichzelf zijn eigen onkosten zal
moeten dekken.
Op hetgeen de heer Wilmer heeft gezegd omtrent de strekking
van zijne motie, welke deze zou zijn dat slechts er op wordt
aangedrongen, dat door Burgemeester en Wethouders zal
worden overwogen of er voor zijn systeem iets te zeggen
valt, kan ik antwoorden, dat het van Burgemeester en Wet
houders en van de Commissie zeer onwelwillend zou zijn, wan
neer zij zeiden: wij willen dit niet overwegen. Wanneer er
derhalve geen bepaalde uitspraak over deze kwestie wordt
gevraagd, dan zie ik geen bezwaar tegen de aanneming van
de motie. Naar ik uit enkele interrupties meen op te merken,
schijn ik de motie niet goed te hebben begrepen. Zou U de
motie nog eens willen voorlezen, Mijnheer de Voorzitter?
De Voorzitter. Mk zal de motie nog eens voorlezen,
alvorens haar in stemming te brengen.
Zij luidt als volgt:
«De Raad overwegende, dat het verstrekken van een aantal
kubieke meters gas met rabat op den prijs ten doel heeft, aan
een ieder een mimimum noodzakelijk verbruik tegeneen ver
laagden prijs mogelijk te makendat echter zulk een minimum
noodzakelijk verbruik zéér verschillend moet worden geacht
naar gelang de grootte van het gezin, geeft Burgemeester en
Wethouders dringend in overweging eene regeling in te voeren,
welke bij het verstrekken van een aantal kubieke meters gas
tegen verlaagden prijs rekening houdt, althans eenigermate,
met de grootte van de gezinnen der verbruikers, en gaat over
tot de orde van den dag."
De heer van der Pot. M. d. V. Thans blijkt mij, dat in de
motie meer ligt, dan ik uit de tweede uitlegging van den
heer Wilmer had begrepen. Ik zou hem daarom willen vragen,
of hij geen genoegen kan nemen met de verzekering, dat
zijn denkbeeld nog eens zal worden overwogen. De heer
Wilmer heeft toch in zijne tweede verklaring gezegd, dat hij
geene principieele beslissing verlangde. Waar de Raad zich
wel niet zal kunnen vereenigen met de motie van den heer
Wilmer, daar zou ik hem willen voorstellen zijne motie in
te trekken.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik begrijp niet goed, waarom
ik mijne motie zou moeten intrekken. Er staat toch in, dat