84
DONDERDAG
3 APRIL 1919.
wij eene kennisgeving krijgen, dat wij een dag disponibel
moeten houden, terwijl dit dan niet noodig blijkt te zijn. Ik
heb door die kennisgeving verschillende dingen voor den dag
van morgen uitgesteld.
De vorige week heb ik er op gerekend om te vergaderen
en toon bleek, dat er geen vergadering werd uitgeschreven.
Die voorzorgen waren dus tevergeefs geweest.
Het komt mij daarom voor, dat het wenschelijk is, dat men
in dit opzicht de orde van zaken handhaaft en zorgt, dat dit
geen tweeden keer gebeurt.
De heer van der Lip. De plotseling opgekomen ziekte van
den Burgemeester is natuurlijk eene omstandigheid, waarmede
hij het bijeenroepen van deze vergadering geen rekening kon,
gehouden worden. Wanneer de Burgemeester niet ziek was
geworden hadden wij vandaag en morgen moeten vergaderen
om deze lange agenda af te werken. Nu zijn er door de onge
steldheid van den Burgemeester twee voorname punten van
de agenda afgevoerd. Maar hoe konden wij dit van te voren
weten
De heer Eerdmans heeft gezegd, dat wij vandaag voor acht
dagen hadden kunnen vergaderen, maar toen was de Burge
meester ook verhinderd. Wij moesten dus wel vandaag ver
gaderen en met het oog op de uitgebreidheid van de agenda
morgen ook.
Het is dus door geheel onvoorziene omstandigheden dat de
vergadering, die voor morgen was aangekondigd, niet zal
plaats hebben. Daarom begrijp ik de aanmèrking van den
heer Eerdmans niet.
De heer Eerdmans. Ik heb te kennen gegeven, dat ik het
onaangenaam vond, dat er nu zoo'n overkropte agenda wordt
vastgesteld op een tijd, die later valt dan gewoonlijk. Wij
rekenen toch altijd op eene vergadering om de 14 dagen en
al kan dit nu een enkel maal niet, dan zou men het toch
wel zoo kunnen schikken, dat de leden niet verplicht zijn
twee dagen achter elkaar vrij te houden.
De heer van der Lip. In den regel wordt om de drie
weken vergaderd.
De heer Heemskerk. M. d. V. Zoudt U mij enkele inlichtingen
kunnen verschaffen over het beschikbaarstellen van brandstoffen
Den laatsten tijd is gebleken, dat er niet voldoende zwarte
brandstof is verstrekt, in tegenstelling met de toezegging die
te dien opzichte heeft plaats gehad.
Vooral het feit, dat de burgerij den laatsten tijd genoodzaakt
was op de bonnen briketten te betrekken, heeft de ontevreden
heid verwekt. Het is in den laatsten tijd zoover gekomen,
dat zelfs voor zieken andere brandstoffen worden geweigerd
en dat men gedwongen werd om briketten te nemen. Dit is
wel in strijd met de toezegging, die gedaan is en daarom zou
lk omtrent deze zaak gaarne eene mededeeling ontvangen.
De Voorzitter, fic ben op het oogenblik niet in staat U
die mededeeling te verschaffen. Wanneer U er mij van tevoren
over hadt gesproken, dan zou ik wellicht Uwe vraag hebben
kunnen beantwoorden. Ik zal Uwe opmerking evenwel ter
kennis van de Brandstoffencommissie brengen.
De heer Briët. M. d. V. Ik kan den heer Heemskerk wel
licht de gevraagde inlichting geven. Er is zeer ten onrechte
tegen de briketten een storm verwekt. Zij zijn niet zoo slecht,
lk stook ze zelf ook. Zij geven niet zooveel warmte als an-
thraciet, maar zij geven toch voldoende warmte, wanneer
men ze tenminste gebruikt, zooals is medegedeeld, ul. samen
met andere brandstof. Wij hebben tegelijk beschikbaar ge
steld eene eenheid zwarte brandstof en eene eenheid briketten.
Wat is nu gebeurd? De burgerij, daartoe opgezet door
minder juiste berichten en door den tegenstand van de han
delaren, die er niet voldoende winst op behaalden, heeft
slechts zwarte brandstof besteld en de briketten geweigerd.
Het gevolg is, dat men nu alleen briketten moet stoken, wat
moeilijker gaat dan samen met andere brandstof. Dat is de
reden, waarom men op het oogenblik in moeilijkheden ver
keert. De oorzaak ligt dus bij het publiek zelf, dat den raad
van de Brandstoffencommissie niet heeft willen opvolgen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik erken, dat het beter ware
geweest, wanneer men tegelijk de briketten had genomen,
maar nu komt men te staan voor het feit, dat men nu alléén
briketten kan verkrijgen. Daaraan heeft men niets. Daarom
lijkt het mij werkelijk verkeerd, pressie op de menschen uit
te oefenen om alsnog de briketten te nemen.
De heer Briët. M. d. V. Wat de kwestie van de zieken
betreft, moet ik zeggen, dat mij daarvan niets bekend is. Ik
had gaarne gezien, dat mij dit van te voren was medegedeeld,
dan had ik betere inlichtingen kunnen geven. Ik ben evenwel
bereid te trachten in dat laatste geval zooveel mogelijk ver
betering te brengen in den toestand.
Wat de eerste kwestie betreft, ligt het hoofdzakelijk aan
de houding van den handel, die op alle mogelijke wijze de
briketten in discrediet heeft gebracht. De handel heeft gezegd,
dat de briketten waren afgekeurd, dat er niets dan zand in
was. Ik heb dit zelf door de telephoon gehoord. Het spijt mij,
dat de burgerij zelf de dupe wordt van hare eigen onvoor
zichtigheid.
Niemand meer het woord verlangende sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.