78
DONDERDAG 3 APRIL 1919.
deze ter sprake komt bij de behandeling van artikel 2,
waarop een amendement is ingediend om de zinsnede, waar
over de vraag loopt, te schrappen. Ik zal hierover dus spreken
bij de behandeling van het desbetreffende amendement.
De heer Knappert. M. d. V. Ik bied mijne verontschuldi
ging aan. Het was mij ontgaan.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over .artikel 2, luidende
«De jaarwedde van de Directrice wordt, wanneer zij, hetzij
te Leiden, hetzij elders, 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig
aan een Hoogere Burgerschool voor Meisjes is werkzaam ge
weest, telkens met 100.verhoogd, zoodat het maximum
harer wedde 3800.bedraagt.
De jaarwedden van de leeraressen of leeraren, genoemd sub
b, c, d, 1°. d2°. d, 3°. e, g, h en i worden, wanneer zij
een diensttijd hebben van 2, 4, 6, 8 en 10 jaren, voorzooveel
betreft de leeraressen of leeraren, genoemd sub b, c, d, l°.d,
2°. d3°. eg en h telkens met 100.en voor zooveel
betreft de leerares, genoemd sub i telkens met 80.ver
hoogd, zoodat het maximum der jaarwedde voor de leeraressen
of leeraren genoemd onder b, c, d, 1° en d, 2° 2700.
voor die genoemd onder d, 3°, e, en g f 1850.voor de
leerares, genoemd onder h 1500.en voor de leerares ge
noemd onder i f 1200.bedraagt.
Voor een leerares telt als diensttijd mede de tijd doorge
bracht als leerares aan gymnasia, hoogere burgerscholen,
lycea en middelbare scholen voor meisjes en als onderwijzeres
aan een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen,
voor een leeraar de tijd doorgebracht als leeraar aan gymnasia,
hoogere burgerscholen, lycea, middelbare handelsscholen, zee
vaartscholen, handelsdagscholen, middelbaar technische scholen
en middelbare scholen voor meisjes en als onderwijzer aan een
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen.
Diensttijd aan lagere scholen telt voor de helft mede, tot
een maximum van 6 jaren.
Voor een Doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche
Universiteit of Hoogeschool wordt twee jaren meer dan de
werkelijke diensttijd vergolden. Deze bepaling geldt niet voor
de Directrice."
Op dit artikel zijn amendementen ingediend door den heer
Reimeringer en door de héeren Hoogenboom en van der Eist.
De amendementen van de heeren Hoogenboom en van der
Eist luiden
in art. 2, 1° lidin plaats van 100.te lezen 200.
en in plaats van 3800.te lezen 4300.
art. 2, 2° lid te lezen als volgt:
De jaarwedden van de leeraressen of leeraren, genoemd
sub b, c, d 1°, d 2°, d 3°, e, fg, h en i worden, wanneer
zij een diensttijd hebben van 2, 4, 6, 8, 9, 10, 12 en IA jaren,
voor zooveel betreft de leeraressen of leeraren genoemd sub
b, c, d 1°, d 2°, d 3°, e, f, g en h telkens met f 150.en
voor zooveel betreft de leerares, genoemd sub i telkens met
f 80.verhoogd, zoodat het maximum der jaarwedde voor
de leeraressen of leeraren genoemd onder b, c, d 1° en d 2°
3250.voor die genoemd onder d 3°, e, en g ƒ2400.
voor de leerares genoemd onder h f 2050.en voor de
leerares genoemd onder i f 1360.bedraagt.
art. 2, laatste lid, daaruit te laten vervallen de woorden
»Deze bepaling geldt niet voor de Directrice".
Het amendement van den heer Reimeringer luidt
«Artikel 2 wordt gelezen:
De jaarwedde van de Directrice wordt, wanneer zij, hetzij
te Leiden hetzij elders 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig aan
eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes werkzaam is geweest
telkens met ƒ150.— verhoogd, zoodat het maximum harer
wedde ƒ4050.— bedraagt.
De jaarwedden van de leeraressen of leeraren genoemd sub
b, c, d, 1ste, d, 2de, d, 3de, e, g, h en i worden, wanneer zij
een diensttijd hebben van 2, 4, 6, 8, 10 jaren, voor zooveel
betreft de leeraressen of leeraren genoemd sub b, c, d, 1ste, d,2de,
d, 3de, e, en g telkens met 150.—, voor zooveel betreft
de leerares genoemd sub A telkens met 100.en voorzooveel
betreft de leerares genoemd sub i telkens met ƒ80.verhoogd,
zoodat het maximum der jaarwedden voor de leeraressen of
leeraren genoemd onder bc, d, 1ste en d, 2de ƒ2950.—, voor
die genoemd onder d 3de, e, f eng f 2100.voor de leerares
genoemd onder h, ƒ1500.en voor de leerares genoemd
onder i ƒ1200.— bedraagt."
De Voorzitter. Worden deze amendementen voldoende
ondersteund? Zoo ja, dan maken zij een onderwerp van
beraadslaging uit.
De heer van der Elst. Zooals de hseren weten, is in het
praeadvies de opmerking gemaakt, dat de school in den
laatsten tijd gebrek had aan sollicitanten.
Nu spreekt het vanzelf, dat wanneer er een nieuwe regeling
aan de orde komt, er aan die bezwaren zooveel mogelijk moet
worden getracht tegemoet te komen, maar dan moet ik wijzen
op het adres, dat de dames hebben gericht aan de leden van
den Raad, dat zij toch nog niet met de voorstellen van Bur
gemeesters en Wethouders kunnen medegaan en dat zij daar
mede maar matig zijn ingenomen. Het is dus mogelijk, dat
de vrees voor een gering aantal sollicitanten bij vacatures
zal blijven bestaan, ook al worden de salarissen verhoogd,
zooals de regeling hier voorstelt.
Dat is de reden waarom de heer Hoogenboom en ik een
amendement hebben ingediend om de salarissen hooger te maken.
De school voldoet hier aan een behoefte. Naast de Hoogere
Burgerschool voor Jongens en het Gymnasium is ook hier in
Leiden behoefte aan een school voor meisjes, die verder willen
studeeren en een zekere ontwikkeling willen deelachtig worden.
Die school staat op een hoog peil, dus wij moeten zorgen,
dat zij op dat peil blijft staan. Dat is alleen mogelijk wan
neer wij bij vacatures goede leerkrachten van elders kunnen
betrekken. Daarom willen wij de leeraressen nog niet gelijk
stellen met hare mannelijke collega's aan de andere middel
bare inrichtingen, maar wij vinden, dat de marge van artikel
2 te klein is; daarom hebben wij dit amendement ingediend.
De heer Reimeringer. M. d. V. Na het gesprokene door
den heer van der Eist heb ik niet veel meer ter verdediging
van mijn amendement te zeggen. Wij bewegen ons in dezelfde
lijn. Alleen heb ik de verhoogingen iets lager willen stellen.
Ook ik ga uit van de gedachte, dat de jaarwedde, die
Burgemeester en Wethouders hebben voorgesteld, wel iets te
laag is, al kunnen wij niet ingaan op wat velen als een
ideaal voorstellen, dat de mannelijke en vrouwelijke krachten
in salaris gelijk worden gesteld.
De verhoogingen, die ik voorstel komen mij voor meer in
het kader te vallen van het uitgangspunt, dat het de ge
meente niet zoo heel veel meer zal kosten, als met de gelijk
stelling het geval zou zijn.
Later zijn de dames er weder op teruggekomen, maar aan
vankelijk meende ik, dat toen de zaak den eersten keer werd
behandeld, dat die regeling bij de dames in den smaak viel
en dat de verhooging, die ik voorstelde wel billijk was en ik
heb daarom ook niet gemeend mijn voorstel in dien zin te
wijzigen. Ik heb gehandhaafd een bedrag van 150.voor
de voornaamste leeraressen.
Na hetgeen de heer van der Eist over dit punt in het
midden heeft gebracht heb ik hierover niets meer te zeggen.
De heer van Rombürgh. M. d. V. Ik zal mijn stem niet
aan de amendementen geven. Als het einddiploma bij de'
Hoogere Burgerschool voor Meisjes dezelfde bevoegdheden gaf
als die bij de Hoogere Burgerschool voor Jongens, zou ik mij
voor het amendement kunnen verklaren; maar zoolang dat
niet het geval is, acht ik de salarissen, die op dit moment
door Burgemeester en Wethouders worden voorgesteld, vol
doende.
De heer Oostdam. M. d. Y. Als ik mij niet vergis, worden
van de leeraressen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
dezelfde bevoegdheden gevorderd als het geval is met de
leeraren, die werkzaam zijn aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens. Zij moeten wat de capaciteiten betrett, aan dezelfde
vereischten voldoen. Nu kunnen de leeraressen het toch niet
helpen, dat aan haar school niet dezelfde bevoegdheid is ge
geven als aan die voor de jongens. Ik zal derhalve, in tegen
stelling met den heer van Rombürgh, de ingediende amende
menten steunen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Waar ik met den heer van
der Eist dit amendement heb ingediend, zou ik nog gaarne
enkele zaken onder de aandacht van den Raad willen brengen,
die meer betrekking hebben op de cijfers.
Door Bui'gemeester en Wethouders wordt voorgesteld het
salaris van de Directrice te bepalen op ƒ3300met 5 twee-
jaarlijksche verhoogingen van ƒ100.—, derhalve tot een maxi
mum van ƒ3800.Nu is het salaris van de Directrice in
Groningen van ƒ4300.tot 5300.in Haarlem van 3400.
tot 4400.terwijl Haarlem bovendien nog de pensioenstorting
betaalt, wat in Leiden niet het geval is. In Arnhem is eene
verordening aanhangig, waarin het salaris van de Directrice
der Hoogere Burgerschool voor Meisjes gelijk wordt gesteld
met dat van den 'Directeur der Hoogere Burgerschool voor
Jongens en den Rector van het Gymnasium.