DONDERDAG
3 APRIL 1919.
09
en don Nieuwjaarsdag 25% meer dan sub I en II is
bepaald.
Onder besmettelijke ziekten worden voor de toepassing van
dit artikel verstaan de ziekten, waarop de wet van 4 December
187*2, Staatsblad No. 134, van toepassing is."
De heer van der Pot. M.d. V. Er is door den heer Heems
kerk wel is waar op gewezen, dat eene uitgave van ƒ2.—
voor het ziekenrijtuig niet zoo drukkend is, als het tarief
voor een ontsmetting, maar toch meen ik, dat waar wij nu
eenmaal een schaal hebben gemaakt, deze schaal ook ten
aanzien van dit artikel moet worden gevolgd.
Burgemeester en Wethouders stellen dan ook voor, ook
hier het getal 1200 te veranderen in 1500 en 2000 te ver
anderen in 2500.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik ga met dit voorstel ge
heel accoord.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 8, aldus gewijzigd,
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De art. 9 en iO worden zonder beraadslaging of hoofdelijke
s stemming aangenomen.
De Voorzitter. De Commissie van Financiën verklaart
accoord te gaan met de verordeningen op de hefting en invor
dering van rechten voor het verrichten van werkzaamheden
door den gemeentelijken ontsmettingsdienst.
De verordening wordt in stemming gebracht en aangenomen
met '16 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Planjer, Oostdam, Fokker, Pera,
van Tol, Bots, Heemskerk, Boot, Knappert, van der Lip, van
der Pot, van der Eist, Wilmer, Briët, Sijtsma en van Hamel.
Tegen stemmen de heerenJ. P. Mulder, van Gruting,
Timp, Huurman, Zwiers. van Romburgh, de Boer, Eerdmans,
Reimeringer en Hoogenboom.
XV. Verordening op de invordering van rechten voor het
verrichten van werkzaamheden door den gemeenlelijken ont
smettingsdienst.
(Zie lng. St. no. 73).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming artikels-
gewijze en daarna in haar geheel aangenomen.
XVI. Verordening, houdende regeling van de jaarwedden
der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te
Leiden.
t^Zie lng. St. no. 1, 16 en 80).
De Voorzitter. Wenseht iemand algemeene beschouwingen
te h'ouden? Zoo ja, dan geef ik den Heeren in over weging
kort te zijn, aangezien over dit onderwerp reeds veel is ge
sproken.
Algemeene beschouwingen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Alvorens wij overgaan tot de
behandeling der artikelen, zou ik den geachten Wethouder
mijn dank willen betuigen, dat hij met zooveel spoed deze
verordening wederom bij den Raad heeft ingediend. Toen de
vorige maal de verdere behandeling van deze verordening
moest worden uitgesteld tengevolge van het aannemen van
het amendement-Reimeringer, was ik wel een weinig bevreesd,
dat de moeilijkheden, die verbonden waren aan het aange
nomen amendement, oorzaak zouden zijn, dat deze verordening
op de lange baan zou worden gescholen. Ik dank er den
geachten Wethouder voor, dat hij den Raad in de gelegen
heid heeft gesteld deze verordening heden te kunnen be
handelen.
Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over artikel 2, luidende: De leeraren worden
verdeeld in
a. leeraren die 18 of meer lesuren 's weeks hebben
b. leeraren, die 12 of meer, doch minder dan 18 lesuren
's weeks hebben
c. leeraren, die minder dan 12 lesuren 's weeks hebben."
Hierop zijn door de heeren Reimeringer en Eerdmans
amendementen ingediend.
Du amendementen van den heer Reimeringer luiden als
volgt
»I. in artikel 2, sub b het cijfer 12 te vervangen door 10."
II. aan dit artikel toe te voegen een nieuwe alinea luidende
Leeraren die bij of na het totstandkomen dezer verordening
in een der groepen a of b worden gerangschikt kunnen niet
tengevolge van het verminderen van het aantal lesuren in
een lagere groep geplaatst worden."
De -heer Reimeringer. M. d. V. Bij een van de amende
menten had ik nog een kleine appendix willen toevoegen, nl.
bij het amendement op artikel 2, sub b. Mijn eerste amendement
zou dan in zijn geheel luiden:
»in artikel 2 sub b en c het cijfer 12 te vervangen door 10.
Verder wordt aan leeraren in groep bdie gedurende drie
jaren een zekere jaarwedde hebben genoten, deze gewaarborgd,
ook wanneer door geringere klassesplitsing het aantal lesuren
wordt verminderd."
De amendementen van den heer Reimeringer worden vol
doende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van
beraadslaging uit.
Het amendement van den heer Eerdmans op artikel 2 luidt:
«artikel 2c vervalt".
De heer Eerdmans. M. d. V. Mag ik, even eene korte toe
lichting geven?
Bij het voorstellen van mijn amendement is door mij
de tout gemaakt, dat ik over het hoofd heb gezien, dat in
art. 2 b ook de woorden, die ik iri een ander artikel heb laten
vervallen, moeten worden geschrapt.
Ik zou daarom mijn amendement aldus willen lezen: »art.
2 b wordt gelezen: leeraren die minder dan'18 lesuren's weeks
hebben; art. 2c vervalt."
Aangezien deze amendementen voldoende ondersteund wor
den, maken ze een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Wenseht de heer Eerdmans zijn amen
dement nog nader toe te lichten?
De heer Eerdmans. M. d. V. De bestaande regeling onder
scheidt leeraren, die 18 en meer lesuren per week hebbenen
leeraren, die minder dan 18 lesuren per week hebben. Nu
is de bedoeling van mijn amendement, dat de bestaande
regeling zal worden gehandhaafd en hierin derhalve geene
verandering wordt gebracht. De grond daarvoor is, dat het
mijns inziens niet juist is, om onderscheid te maken tusschen
de leeraren, die minder dan 12 uur les geven per week, of
zooals de heer Reimeringer wenseht minder dan 10 en die
meer dan 12 of 10 uur les geven per week, maar toch niet
zooveel lesuren hebben, dat zij een vast stamtraktement
ontvangen. Men gaat bij de onderstelling, dat deze leeraren
minder salaris moeten ontvangen, uit van de gedachte, dat
dit eene bijbelrekking is, die zij gemakkelijk bij hun andere
werk kunnen waarnemen. Wat zij hiermede verdienen,
komt hun ten goede, maar daarom meent men, behoeft deze
betrekking niet zoo gehonoreerd te worden als voor degenen
die van hel les geven hunne betrekking maken en voor wie
het les geven de eenige bron van inkomsten is. Nu geloof ik,
dat ieder, die weet, wat lesgeven is en die zich stelt op het
standpunt, dat er goed moet worden les gegeven, het met
mil ee'»s zal zijn, dat het eene verkeerde gedachte is, dat
degene, die weinig lesuren heeft, eene gemakkelijke taak zou
hebben te vervullen, en in ieder geval gemakkelijker dan die
van hen, die meer lessen te geven hebben, waarom men dan
meent, dat aan hen minder loon kan worden uitbetaald. Om
goed les te geven moet men staan boven de stof. Wanneer
men slechts weinig lesuren heeft, is het dikwijls noodig zijne
stofte comprimeeren, terwijl men bij meerdere lesuren de stof
meer uitgebreid zal kunnen behandelen. Wanneer men niet
uitsluitend zich bezig houdt met lesgeven, maar er nog eene
andere maatschappelijke betrekking bij bekleedt, dan is zeer
zeker de inspanning, die men zich moet getroosten voor het
geveii van die weinige lesuren niet minder dan de inspanning
voor degenen, die niet anders doen dan lesgeven. Ik weet
zelf, hoe het comprimeeren van de stof heel wat moeilijker is,
dan eene meer uitgebreide behandeling van zijn onderwerp.
Beknoptheid van behandeling is niet eene kwestie van minder
tijd van voorbereiding, integendeel het zal meer tijd vorderen.
Daarom is het niet juist gezien om een leeraar, die minder
lesuren heeft, te plaatsen op eene andere basis, wat de trak
tementsregeling betreft. Daarom is het goed, dat de bestaande
regeling niet wordt gewijzigd naar een buiten de gemeente
bestaand model. Dit zou niet zijn in overeenstemming met
wat op onderwijsgebied als werkelijkheid zich voordoet. Die
leeraren mogen dan ook zeer zeker niet lager worden ge
honoreerd dan de andere. Ik vraag voor hen geene hoogere
belooning, als zal hunne inspanning ook grooter zijn naar