G8 DONDERDAG 3 APRIL 4919. op artikel 3 of kan artikel 4 eerst behandeld worden en daarna artikel 3? De Voorzitter. Het is beter, een amendement in te dienen op artikel 3. De heer Heemskerk. M. d. V., dan zal ik een amendement indienen op artikel 3. De Voorzitter. Nu CJw amendement op artikel 2 is aan genomen, meen ik, dat Burgemeester en Wethouders geen bezwaar zullen hebben dit amendement over te nemen en in plaats van: van 1200.tot 2000.— te lezen: van 1500.— tot 2500. Bij mij is ingekomen een amendement van den heer Heems kerk om in artikel 3 het getal ƒ2000.— te veranderen in ƒ2500.— Wenscht de heer Heemskerk zijn amendement nog toe te lichten De heer Heemskerk. M. d. V. Waar zoo even bij artikel 2 mijn amendement is aangenomen om in plaats van ƒ1200.— te lezen 1500.daar meen ik, dat de grens ten aanzien van hen, die gerekend worden tot de tweede klasse, ook wat dient, te worden verschoven. Ik heb daarom voorgesteld de grens niet te trekken bij een inkomen van 2000.—, maar bij een traktement van 2500. De Voorzitter. Ter bekorting van de discussie deel ik mede, dat Burgemeester en Wethouders het amendement van den heer Heemskerk overnemen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 3 aldus gewijzigd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 4 luidende: »Voor hen, wier inkomen 2000.of meer bedraagt, als mede voor inrichtingen, is als tegemoetkoming in de kosten van ontsmetting verschuldigd Bij ontsmetting van woningen, gebouwen en vaartuigen, met inbegrip van de zich daarin bevindende goederen, die geen afzonderlijke ontsmetting behoeven, per vertrek van een inhoud van 50 Ms. of minder8. voor elke 25 M5. of gedeelte daarvan boven 50 M3.,'20% meer; bij afzonderlijke ontsmetting van beddegoed en andere goederen voor elke ovenvulling20. voor een halve ovenvulling12. voor een kwart ovenvulling7.50" De heer Reimeringer. M. d. V. De inrichtingen en zieken huizen waarover ik het had, hebben die hun eigeri ontsmettings inrichting, of moet dat door de gemeente behandeld worden? De heer van der Pot. Het Academisch Ziekenhuis heeft zijn eigen ontsmettingsinrichting, maar dat is niet het geval met de particuliere ziekenhuizen, als het Diaconessenhuis. Die moeten het volle tarief betalen en kunnen dat geheel of ten deele weder op hunne patiënten verhalen. De heer Fokker. Dat lijkt mij vreemd. De geachte Wethouder zegt, dat die inrichtingen bet volle tarief betalen en dat weder op hun patiënten kunnen verhalen. Maar wat bedoelt de Wet houder met het volle tarief, den kostprijs, of wat de gemeente ervoor rekent? De heer van der Pot. Het laatste. Het volle tarief is niet volstrekt de volle kosten, maar alleen eene bijdrage, die ge heven wordt van hen, die meer dan ƒ2500.— inkomen hebben. Dat wordt toegepast op de ziekenhuizen, die het zullen kunnen verhalen op hunnen patiënten, althans op die der eerste en tweede klasse. Voor de derde klasse zullen zij wellicht een middel vinden om die wat te ontlasten, precies zooals zij hen de volle kosten van de verpleging niet laten betalen. De heer Fokker. Dat is juist het zwakke punt in het betoog van den geachten Wethouder. Hij zegt, dat de eerste en tweedeklasse patiënten in de ziekenhuizen het volle tarief kunnen betalen, maar voor de derdeklasse patiënten zullen de besturen wel een middel vinden om de kosten op hen niet zoo zwaar te laten drukken. Wanneer dat middel nu niet te vinden is, moet een derdeklassepatient, wanneer hij in een ziekenhuis verpleegd wordt, de volle kosten betalen, terwijl hij wanneer hij thuis is verpleegd slechts voor een gedeelte in die kosten heeft bij te diagen, want dan valt hij onder de 1500.en betaalt dus niet het volle tarief. De heer van der Pot. Ik geloof dat de heer Fokker het mis heeft. Wij kunnen ons niet bemoeien met de particuliere ziekenhuizen. Hoe zij hun zaken inwendig regelen, moeten wij aan hen overlaten. Ik heb alleen de verwachting uitge sproken, dat evengoed als de directies de volle kosten van de verpleging niet laten drukken op de minst gegoeden, maar deze omslaan over hun rijkere patiënten, zij op dezelfde wijze wat de ontsmetting betreft, de kosten ook wel weder ver halen zullen. Dat is een zaak, die de administratie van de ziekenhuizen aangaat, waarmede wij ons niet kunnen bemoeien. Wij kunnen in onze regeling niet vastleggen, wat die inrichtingen weer moeten laten betalen door hunne patiënten. Wij hebben slechts te maken met de inrichtingen, die de ontsmetting aanvragen en die laten wij betalen volgens het geldend tarief. Dat is de toedracht van de zaak. De heer Briët. Ik geloof, dat de heer Fokker meent, dat die ziekenhuizen verplicht zijn van onzen dienst gebruik te maken, maar zij mogen zelf ook den boel ontsmetten, wanneer zij dat willen. Dus in dat geval kunnen zij de kos ten, die zij daarvoor maken ook verhalen op hunne patiënten. Dat zullen zij ook doen. Dat slaan zij om op de exploitatie. Het maakt dus geen verschil uit of zij het zelf doen, dan wel door tusschenkomst van de gemeente. In beide gevallen zullen zij de kosten omslaan op de exploitatie. De beraadslaging wordt gesloten en art. 4, gewijzigd over eenkomstig het overgenomen amendement-Heemskerk op art. 3, daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 5 en 6 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 7, luidende: «Voor het verwisselen van tonnen voor faecaliën ten huize van lijders aan besmettelijke ziekten, is door het hoofd des gezins per verwisseling verschuldigd, ingeval hij, wat zijn inkomen betreft, is te rangschikken: in art. 2nihil in art. 30.30 in art. 40.50" De heer Reimeringer. Dat tarief is mijns inziens zeer hoog, wanneer er 50 cent kan worden gevraagd. Dat zou niet erg zijn, wanneer het een paar dagen was, maar wanneer het weken of maanden noodig is, wordt dat een hoog bedrag. Wanneer ik eens aanneem één termijn van 2 maanden, dan heeft men alleen voor het verwisselen van de tonnen te be talen 30.Dat is een belangrijk bedrag. De heer van der Pot. Ik geloof, dat de heer Reimeringer dat niet zou zeggen, wanneer hij wist, welke hooge kosten dat verwisselen medebrengt. De Directeur van de gemeente reiniging heeft mij daaromtrent ingelicht en mij gezegd, dat dat verwisselen enorme kosten met zich brengt. Hij wilde het tarief nog hooger stellen. Ik meende dat wij met dit tarief, dat nog betrekkelijk laag is, genoegen moesten nemen. Maar het komt mij voor, dat wij daaraan dan ook moeten vasthouden. Het is inderdaad slechts eene geringe tegemoet koming in de werkelijke kosten. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 7 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 8 luidende: «Op aanvrage wordt het rijtuig voor ziekentransport beschik baar gesteld, waarvoor door het hoofd des gezins verschuldigd is: I. bij gebruik binnen de grenzen der gemeente: A. voor het vervoer van lijders aan besmettelijke ziekten: 1°. voor hen, wier inkomen minder bedraagt dan 1200.nihil; 2°. voor hen, wier inkomen 1200.of meer, doch minder dan ƒ2000.bedraagt, ƒ2.per rit; 3°. voor hen, wier inkomen 2000.of meer bedraagt, ƒ3.per rit. B. voor het vervoer van lijders aan niet-besmettelijke ziekten 1°. voor hen, wier inkomen minder bedraagt dan ƒ2000.—, ƒ2.— per rit; 2°. voor hen, wier inkomen 2000.of meer bedraagt, ƒ3.per rit. II. bij gebruik buiten de grenzen der gemeente: voor lijders aan besmettelijke of niet-besmettelijke ziekten ƒ3.50 per uur, een gedeelte van een uur voor een vol uur berekend. III. bij gebruik tusschen 10 uur 's avonds en 6 uur's mor gens of op Zondagen, erkende Christelijke feestdagen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 10