60
voorloopig slechts gedurende één jaar tegen de bestaande
pachtsom te bestendigen, teneinde in dat jaar te kunnen zien,
of het betalen van een hoogeren huurprijs hem in den vervolge
mogelijk zou zijn.
Het komt ons voor, dat er wel aanleiding bestaat, om op
dit subsidiaire voorstel van den heer Backer in te gaan. Het
valt toch niet te ontkennen, dat eerst langzamerhand weder
van eene normale exploitatie sprake zal kunnen zijn en dat
over een jaar beter dan thans zal kunnen worden beoordeeld,
op welk bedrag de pachtsom op den duur moet worden bepaald.
Onder mededeeling, dat ook de Commissie van Fabricage
met een pachtsom van 2800.per jaar genoegen wil nemen,
geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging te be
sluiten de exploitatie van den Burcht en de Graanbeurs voor
den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei "1919, weder te ver
pachten aan A. Backer, restaurateur alhier, tegen betaling
van een pachtsom van 2800.per jaar benevens eene rente
vergoeding van 32.27® per jaar voor de door de gemeente
gemaakte kosten der electrische verlichting in de gebouwen
en eene rentevergoeding van 47.88 wegens de verbetering
der toiletten in de Graanbeurs, en verder onder de bestaande
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 92. Leiden, 10 April 1919.
Op ultimo April a. s. eindigt ook de pacht van de buffetten
in de Stadsgehoorzaal, laatstelijk krachtens openbare ver
pachting voor den tijd van 5 jaren verpacht aan W. F. van
Ingen Schenau Jr. alhier voor 2015 per jaar.
Met de Commissie van Fabricage komt het ons billijk voor
de bediening der buffetten, overeenkomstig het verzoek van
den heer van Ingen Schenau, weder voor den tijd van 5
jaren aan dezen onder de bestaande voorwaarden en tegen
dezelfde pachtsom op te dragen.
In het afgeloopen tijdvak toch heeft de pachter tengevolge
van de legering van troepen in de Stadsgehoorzaal de buffetten
gedurende ongeveer 2 jaar niet kunnen exploiteeren, terwijl
de vergoeding, die hem deswege werd toegekend, slechts
betrekkelijk gering was, zoodat van een ondernemerswinst
geen sprake kon zijn.
En waar ook overigens de pachter steeds zijne verplich
tingen goed is nagekomen en de tegenwoordige pachtsom ons
voldoende voorkomt, geven wij Uwe Vergadering in over
weging te besluiten de bediening van de buffetten in de
Stadsgehoorzaal wederom voor den tijd van 5 jaren, ingaande
1 Mei 1919, te verpachten aan W. F. van Ingen Schenau Jr.
alhier tegen een pachtsom van 2015 per jaar en verder
onder de bestaande voorwaarden, doch in dien zin gewijzigd,
dat in artikel 7 achter »}deedingstukken" duidelijkheidshalve
wordt ingevoegd: »voor welke kleedingstukken hij bij even-
tueele diefstal of ontvreemding aansprakelijk is".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 6 November 1918.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen:
W. F. van Ingen Schenau Jr. pachter van de Buffetten in
de Stads Gehoorzaal te Leiden.
Dat de pacht van de exploitatie van de buffetten in de
Stadszaal met 1 Mei a.s. afloopt.
Dat hij zich ten behoeve van een goede exploitatie ge
durende de eerste vijf jaren belangrijken geldelijke offers
heeft getroost.
Dat de exploitatie voor hem, met het oog op de bijzonderen
tijdsomstandigheden zeer onvoordeelig is geweest.
Dat hij wel is waar dankbaar erkennen moet, dat de
Gemeenteraad op voorstel van Uw College hem een billijke
schadeloosstelling heeft toegekend, doch dat de nadeelen van
den oorlogstoestand nog lang werden ondervonden en de
exploitatie zelfs nu o. a. door het gemis van nachtpartijen
enz., nog niet normaal is.
Dat hij gaarne in de gelegenheid zou worden gesteld in
het.komend 5 jarig tijdvak eenigszins in te halen, wat in het
afgeloopen tijdvak verloren is.
Dat hij meent de Buffetten in de gehoorzaal gedurende
1 5 jaren op behoorlijke wijze te hebben geëxploiteerd en ge
toond heeft een goed Pachter te zijn.
Redenen waarom hij Uw College eerbiedig verzoekt wel te
willen bevorderen dat hem voor de volgende vijf jaren,
ingaande 1 Mei 1919, de pacht van de exploitatie der buffetten
in de Stads Gehoorzaal ondershands worde gegund.
Met verschuldigde Hoogachting heeft hij de eer te zijn
Uw dienstwilligen Dienaar
W. F. v. Ingen Schenau Jr.
Pachter der Buffetten Stads Gehoorzaal.
N#. 93. Leiden, 10 April 1919.
Bij Uw besluit van 21 November j.l. (Ingek. Stukken No.
292) werd aan de afdeeling Leiden en Omstreken van de
Koninklijke Nationale Vereeniging tot steun aan Miliciens
eene bijdrage van 25 harer uitgaven ten behoeve van
inwoners dezer gemeente, tot een maximum van ƒ1000 in
uitzicht gesteld.
Blijkens nevensgaand adres van voornoemde afdeeling hebben
de uitgaven tusschen 14 November en 25 December j.l. niet
minder dan ƒ27135.90 beloopen. Voor dit bedrag zijn, uit
sluitend aan inwoners dezer gemeente, kleeding en gereed
schappen verschaft. 90 der uitgaven wordt door het
hoofdbestuur der vereeniging gerestitueerd, zoodat 10 of
ƒ2713.59 benevens de administratiekosten ad 287.ten
laste der afdeeling blijven.
Na aftrek van de reeds toegestane gemeentelijke bijdrage
van ƒ1000, moet dus nog een tekort van ƒ2000.59 worden
gedekt.
Het komt ons voor, dat er alleszins termen voor de gemeente
zijn, om ook dit bedrag aan de afdeeling te verstrekken.
Zooals wij in ons praeadvies van 15 November mededeelden,
heeft de afdeeling gedurende ruim drie jaren op eigen wieken
gedreven, alvorens om steun bij de gemeente aan te kloppen,
terwijl vanaf 27 December 1918 de uitkeeringen van ƒ40.
geheel ten laste van het Rijk komen.
Wij geven U derhalve in overweging aan de afdeeling
Leiden en Omstreken van de Koninklijke Nationale Vereeniging
tot steun aan Miliciens alsnog een bedrag van ƒ2000.59 voor
het door haar beoogde doel toe te kennen. De desbetreffende
begrootingsregeling zullen wij U eerlang ter vaststelling aan
bieden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 Maart 1919.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Bij Raadsbesluit van 21 November 1918 werd aan boven
genoemde Vereeniging een subsidie verleend van 25% harer
uitgaven tot een maximum van 1000.Sedert is gebleken,
zooals op de hierbij gevoegde lijst wordt aangetoond, dat
de uitgaven gedaan tusschen 14 Nov. en 25 Dec. 1918 de
som beloopen van 27135.90 (zeven en twintig duizend een
honderd vijf en dertig gulden en negentig cent) uitsluitend
ten behoeve van inwoners van Leiden en bestaande in ver
strekking van kleeding en gereedschappen.
90 dezer uitgaven worden gedragen door het Hoofd
bestuur der Vereeniging, terwijl de Afdeeling moet voorzien
in de overblijvende 10 en in de administratiekosten. D,e
inkomsten der Afdeeling bestonden vroeger uit vrijwillige
bijdragen, die reeds lang ophielden te vloeien. Er moet nu
voorzien worden in 2713.59 en 287.aan administratie
kosten, te zamen 3000.59. Ingevolge voormeld Raadsbesluit
werd hiervan reeds '1000.door U verstrekt.
Het Bestuur der Afdeeling verzoekt U hem nog een sub
sidie te geven van 2000.59 tot aanzuivering van dit te kort,
dat ontstaan is door verstrekkingen aan minder bedeelden.
Hierbij wordt nog opgemerkt dat de uitgaven door de
Vereeniging gedaan na 27 December 1918 zijnde de uit
keeringen van 40.geheel ten laste komen van het D. v. O.
Het Bestuur der Afdeeling:
van Meurs, Voorzitter.
J. Heringa, Secretaris.
J. Graf, Penningmeester.
No. 94. Leiden, 10 April '1919.
In de op 1 Januari j.l. in werking getreden nieuwe ambts
instructie voor de dienaren van politie te Leiden is het
aantal verloldagen voor de agenten van politie door den Bur
gemeester van 8 op 12 per jaar gebracht. Tevens werd daarbij
bepaald, dat ten minste de helft van het jaarlijksch verlof
i