59 of zendt het biljet niet- of nagenoeg niet-ingevuld terug;'10% laat beantwoording van de vragen, waar het otn gaat, de boegrootheid van het inkomen, achterwege, 40 zendt het biljet eenvoudig niet terug en slechts 20 van de uitge zonden biljetten bevat cijfers, waarop eenigermate een aanslag kan worden gebaseerd. Niet alleen dat de opgaven, door de belastingplichtigen gedaan, meestal weinig nauwkeurig zijn, de omstandigheid, dat het den Controleur der Gemeentebelastingen en zijn bureau personeel niet mogelijk is allen, die wellicht belastingplichtig kunnen zijn, te kennen, leidt er toe, dat velen, voornamelijk kamerbewoners, commensalen en volwassen inwonende kinderen met eigen verdiensten, geen biljet ontvangen en buiten aanslag blijven. Voorts heeft een en ander tot gevolg, dat een groot deel der aanslagen ambtshalve moet worden vastgesteld en het behoeft geen nader betoog, dat slechts zij, wier inkomen te hoog werd geschat, reclameeren. Ook bij het behandelen van de reclames wordt het gemis gevoeld van organen, die de door de reclamanten verstrekte opgaven kunnen controleeren, welk gemis bij het gunstig beschikken op ot afwijzen van bezwaarschriften nog al eens tot moeilijkheden aanleiding geeft. Ten einde tegemoet te komen aan de bezwaren, welke de tegenwoordige werkwijze van den dienst der gemeentebelastingen aankleven, achten wij het noodzakelijk in de eerste plaats te breken met de gewoonte, om aan iedereen een beschrijvings biljet uit te reiken. In plaats daarvan zouden de gegevens, die noodig zijn om een aanslag vast te stellen, bij de ingezetenen aan huis moeten worden verzameld door de hierna te noemen ambtenaren. Den belastingplichtige wordt op die wijze veel hoofdbreken bespaard, terwijl voor de gemeente het voordeel op het na volgende neerkomt: 1. zooveel mogelijk worden personen, die belastingplichtig zijn, opgespoord; 2. men krijgt zuiverder gegevens, omdat de ambtenaren, die met het werk worden belast, vrij spoedig routine krijgen om de juistheid van de opgaven te beoordeelen; 3. de aanslagen, die toch oninbaar zijn, kunnen achterwege blijven, zoodat het bedrag van het totale belastbaar inkomen bij het opmaken van het kohier niet wordt geflatteerd; 4. dagelijks kunnen, vermits men niet op de terugkomst dei- biljetten behoeft te wachten, de aanslagen op het bureau worden vastgesteld en in de drukproef en het concept-kohier worden verwerkt. Ten aanzien van hen, van wie men in het algemeen kah veronderstellen, dat het invullen van een biljet geen bezwaar oplevert, of die zelf het verlangen om een biljet te ontvangen, te kennen geven, behoort evenwel het uitreiken van een biljet te blijven bestaan en bij de onderscheiding van de belasting plichtigen te dezen opzichte meenen wij dan ook art. 43 der wet op de Inkomstenbelasting 4914 in hoofdzaak te kunnen volgen. Vervolgens worde gebroken met de gewoonte, om de biljetten terug te halen en worde aan hen, aan wie een biljet is uitgereikt, de verplichting opgelegd dit binnen 44 dagen aan den Controleur der Gemeentebelastingen terug te zenden, tenzij uitstel van inlevering is gevraagd en verkregen. Ten einde de hiervoren geschetste maatregelen te kunnen uitvoeren, is het noodig een drietal ambtenaren voor den buitendienst ter beschikking van den Controleur der Gemeente belastingen te stellen, wier taak het zal zijn, om, behalve het doen van de primitieve en suppletoire beschrijvingen, allerlei onderzoekingen op fiscaal gebied in te stellen, feiten en gegevens, die op een volgenden aanslag invloed kunnen hebben, te verzamelen, aanslagbiljetten en vervolgingsstukken uit te reiken, belastingplichtigen, in het bijzonder forensen, op te sporen en de daadwerkelijke controle uit te oefenen op de belasting op openbare vermakelijkheden, kortom, hunne werkzaamheden worden gedacht den schakel te vormen tusschen het publiek en den Controleur der Gemeentebelastingen. Wij meenen, dat deze ambtenaren, evenals de bevolkings agenten, zullen moeten worden ingedeeld in den rang van adjunct-commies (zie staat D van de verordening van 44 November 4918, Gemeenteblad No. 44) zoodat hunne aan- vangsjaarwedde zal bedragen f 4100.—. Tegenover de hieraan verbonden uitgaven staat een niet onbelangrijke besparing. Aan de hand van de verleden jaar geldende cijfers (de papierprijzen en drukloonen zijn sinds dien enorm gestegen) kan worden berekend, dat tegenover de uitgaaf van 3300.een besparing staat van ƒ2300.zoo dat de meerdere kosten rond f 4000.zullen bedragen, waarvan dan nog een deel op rekening is te stellen van de belasting op openbare vermakelijkheden. Verder is het met het oog op laatstgenoemde belasting, die op 1 Januari j.l. in werking is getreden en waardoor het werk op het bureau zeer is toegenomen, alsmede in verband met de overige uitbreiding der werkzaamheden noodig, nog een ambtenaar met den rang van commies 3e klasse op een jaarwedde van f 1200 en een beambte met den rang van hulpklerk op een jaarwedde van 400.aan het bureau te verbinden. Ook deze uitgaven behoeven niet als verlies te worden aangemerkt, aangezien een groot deel er van, gelijk gezegd, moet worden beschouwd als uitsluitend te strekken ten behoeve van de belasting op openbare vermakelijk heden, welke belasting over de maanden Januari, Februari en Maart reeds een opbrengst heeft opgeleverd van f 6921.15. Tot nog toe bedroegen de perceptiekosten nihil, doch op den duur zouden die natuurlijk niet anders dan met groote schade voor den overigen dienst nihil kunnen blijven. Op grond van een en ander en aannemende, dat de reor ganisatie omstreeks 4 Mei a.s. kan ingaan, geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging ten laste van het jaar 1919 door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van ƒ3300.beschikbaar te stellen, teneinde de aanstelling van drie ambtenaren voor den buiten dienst, van een commies 3e klasse en van een hulpklerk ten behoeve van den dienst der gemeentebelastingen mogelijk te maken. Een ontwerp-verordening tot wijziging van de verordening op het heften eener plaatselijke directe belasting naar het inkomen, waarin ons voorstel tot verandering van de werk wijze met betrekking tot het doen van de beschrijving zal zijn belichaamd, zullen wij binnenkort bij U aanhangig maken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 90. Leiden, 40 April 4919. Op ultimo April a.s. eindigt de huur van het bovenhuis Garen markt No. 6 a, door de vroegere eigenaresse verhuurd aan Mej. M. W. Hartwijk voor f 375.per jaar. Na gevoerde onderhandelingen heeft de tegenwoordige huurster zich bereid verklaard het perceel van de gemeente te huren voor 420.per jaar onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat met een dergelijken huurprijs genoegen kan worden genomen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het bovenhuis Garenmarkt No. 6a, waarover niet ten behoeve van de nieuwe Arbeidsbeurs behoeft te worden beschikt, met ingang van 4 Mei 4919 voor den tijd van één jaar te ver huren aan Mej. M. W. Hartwijk tegen een huurprijs van 420.— per jaar, onder bepaling, dat de huur geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 91. Leiden, 40 April 1949. Op ultimo April a.s. eindigt de pacht van den Burcht en de Graanbeurs, laatstelijk krachtens raadsbesluit van 26 Februari 1914 (Ingek. Stukken no. 37) voor den tijd van 5 jaren weder om opgedragen aan A. Backer, restaurateur, voor de som van 2800.per jaar, benevens eene rentevergoeding van 32.275 per jaar voor de dopr de gemeente gemaakte kosten der electrische verlichting in de gebouwen. Aanvankelijk meenden wij U te moeten voorstellen alleen dan het verzoek van den pachter, om de pacht weder voor 5 jaren onder de bestaande voorwaarden te verlengen, in te willigen, indien deze genegen bleek een pachtsom van ƒ3200. per jaar te betalen, onder welk bedrag dan de rentevergoeding ad 32.27s wegens den aanleg der electrische verlichting en de rentevergoeding ad 47.88 wegens de verbetering der toiletten in de Graanbeurs ingevolge raadsbesluit van 14 Februari 4918 (Ingek. Stukken no. 40), zouden zijn begrepen. De pachter verklaarde echter zich daartoe niet te kunnen ver binden. Gedurende bijna den geheelen pachttijd was van eene normale exploitatie van den Burcht geen sprake geweest. De stallen en de kegelloods waren geruimen tijd bij de militairen in gebruik, tengevolge waarvan de Burcht op Vrijdagen en Zaterdagen in veel mindere mate als uitspanning werd ge bruikt dan vroeger en het zeer de vraag was, of en zoo ja wanneer de vroegere clientèle weder tot stalling op den Burcht zou overgaan. Bovendien waren bezoeken van vreem delingen aan de Burchtarena zeldzaam, terwijl ook de Graan beurs als veilingslokaal zeer weinig opleverde. Om al deze redenen verzocht de pachter ons, indien zijn verzoek, om de pacht voor 5 jaren onder de bestaande voor waarden te verlengen, niet kon worden ingewilligd, de pacht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 3