58 tus 1918 plaats had, doch die kosten te dekken door ver hooging van volgn. 57 der ontvangsten «Bijzondere voorzie ning in de kosten voortvloeiende uit de buitengewone tijds omstandigheden." Dit artikel zal dientengevolge behalve met bovengenoemd bedrag van f 1191.345 ook nog met een bedrag van f '2100.—, zijnde het lja gedeelte van de oorspronkelijk voor stichting van noodwoningen toegestane som van ƒ21000. verhoogd moeten worden, terwijl de post voor «Onvoorziene Uitgaven", teneinde de bovenbedoelde afschrijving weder onge daan te maken, eenzelfde verbooging zal moeten ondergaan. Verder dient èn de begrooting voor 1918 èn die voor 1919 nog te worden gewijzigd in verband met de op 1 November 1918 aangevangen exploitatie der noodwoningen. Volgens de door den Minister van Arbeid goedgekeurde exploitatieraming, wordt de huuropbrengst op f 1200.per jaar geraamd. Tegenover deze ontvangst staan de gewone onderhoudskosten, renteverlies enz. Van het eventueel batig saldo moet 9/io aan het Rijk worden uitgekeerd. In verband met den aanvang der exploitatie op 1 November 1918 moet op de begrooting 1918 Vö gedeelte van bovenge noemd bedrag worden gebracht, terwijl op die voor 1919 het bedrag over een vol jaar behoort te worden uitgetrokken. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model C, dienst 1918, de meerdere kosten van aanschaffing en plaatsing der noodwoningen beschikbaar te stellen en tevens de ontvangsten en uitgaven in verband met de exploitatie der noodwoningen op de begrooting dienst 1918 en 1919 te regelen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 87. Leiden, 7 April 1919. .Wij hebben de eer U mede te deelen, dat de kosten van de uitbreiding der Centrale Keuken, waarvoor in Uwe Vergade ring van 28 Juni 1918 een crediet van 46500.werd toe gestaan, hebben bedragen 54128.03®. De hoogere kosten zijn in hoofdzaak het gevolg van de onverwachte stijging van den prijs der centrale verwarmings- en verlichtingsinstallaties en van de stoomleiding. Bovendien werd, teneinde eene hoogere subsidie van het Koninklijk Nationaal Steuncomité te verkrijgen, de installatie, in plaats van met drie, met vier trogketels uitgebreid, terwijl tenslotte de keuken van eene electrische afzuiginrichting, waarop tevoren niet gerekend was, werd voorzien. Door het Koninklijk Nationaal Steuncomité is in de kosten van uitbreiding eene bijdrage van f 19128.57 toegezegd, zoo dat een bedrag van f 34999.46* ten laste van de gemeente komt. Dit bedrag kan, evenals met het ten laste van de ge meente gekomen gedeelte van de op- en inrichtingskosten der Centrale Keuken is geschied, uit geldleening worden ge vonden en uit de gewone middelen worden afgelost in 5 jaren, telkens voor f gedeelte, te beginnen met het jaar 1919. Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat, dienst 1918, de benoodigde gelden voor de uitbreiding der Centrale Keuken te onzer beschikking te stellen en daarbij te besluiten, dat het voor rekening van de gemeente komende gedeelte der uitbreidingskosten ten bedrage van f 34999.46* zal worden gevonden uit leening en uit de gewone middelen zal worden afgelost in 5 jaren, telkens voor gedeelte, te beginnen met bet jaar 1919. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 88. Leiden, 9 April 1919. Tijdens de behandeling van ons praeadvies op een verzoek van den Directeur van de Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek, om wijziging van het uitbreidingsplan ten behoeve van den bouw dier fabriek aan de Os- en Paardenlaan in Uwe Ver gadering van 14 November j.l. (Ingek. Stukken No. 276) wer den wij door aanneming van eene motie van de heeren A. Mulder en Jaeger uitgenoodigd eene wijziging van het uitbrei dingsplan in den door adressant bedoelden geest te ontwerpen. Ter voldoening aan die uitnoodiging leggen wij hierbij een ontwerp tot wijziging van het uitbreidingsplan aan U over. Zooals uit de teekening (bijlage I) blijkt, behoeft slechts het verlengde van de 15 M. breede Sophiastraat tusschen de tot 12 M. te verbreeden Os- en Paardenlaan en de evenwijdig aan die laan geprojecteerde 12 M. breede straat bewesten het stationsemplacement der Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij te vervallen, om uitvoering van het bouwplan van adressant mogelijk te maken. De verder geprojecteerde straten maken die uitvoering niet onmogelijk en dienen daarom o.i. niet van het uitbreidingsplan te worden geschrapt. In verband met een inmiddels ingekomen verzoek van de Leidsche Tuinderspatroonsvereeniging meenen wij nog eene andere wijziging van het uitbreidingsplan bij L aanhangig te moeten maken. Genoemde vereeniging heeft het voornemen op een aan haar toebehoorend terrein tusschen het nieuwe Rijn- en Schiekanaal en de Roomburgerwetering, kad. bekend Sectie M No. 2923, een groenteveiling te stichten, ten behoeve waarvan ver- schillende gebouwen en verdere opstallen op het terrein moeten worden geplaatst. Zooals uit de teekeningen blijkt, is zulks niet wel mogelijk zonder wijziging van het in 1907 vóór den aanleg van het nieuwe Rijn- en Schiekanaal vastgestelde uitbreidingsplan. Tegen de gevraagde herziening van het uitbreidingsplan ter plaatse bestaat noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College bezwaar, aangezien dit plan tengevolge van den aanleg van het kanaal, hetwelk midden door de ontworpen bouwblokken is getraceerd, toch eene algeheele verandei'ing moet ondergaan. Yoorloopig behoeft de wijziging zich echter niet verder uit te strekken, dan tot het terrein bezuiden den Hoogen Rijndijk en ten Oosten van het kanaal. De herziening van het plan aan de overzijde van het kanaal is van veel verdere strekking en vordert geruimen tijd van voorbereiding. Met de beide aangegeven wijzigingen van het uitbreidings plan kan de Gezondheidscommissie zich blijkens haar rapport van 4 dezer vereenigen, terwijl ook na de ter visie legging ingevolge artikel 28 der Woningwet geene bezwaren zijn ingediend. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot de vaststelling van de beide op de situatieteekeningen (Bijla gen I) aangegeven ontwerpen tot herziening van het uitbrei dingsplan der gemeente, gelijk die op de Secretarie ter inzage hebben gelegen, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge- teekenden, Willem Bink en Pieter Jacobus Le Blanch,respectie velijk voorzitter en secretaris van de Leidsche Tuinderspatroons vereeniging, gevestigd te Leiden en domicilie kiezende ten huize van 2den ondergeteekenden, Stille Rijn 5, alhier; dat het voornemen bestaat op het aan de vereeniging toe- behoorende terrein, gelegen tusschen het nieuwe Rijn-Schie- kanaal en de Roomburger watering, kadastraal bekend onder Sectie M no. 2923, een groenteveiling te stichten, waartoe zij voor het plaatsen van diverse gebouwen en verdere kunstwerken de beschikking over het geheele terrein behoeven; dat volgens het uitbreidingsplan der Gemeente Leiden op bedoeld terrein straten zijn geprojecteerd en op die gedeelten dus bouw verbod is gelegd, waardoor het geheele terrein voor het door hen beoogde doel ongeschikt is; redenen waarom zij U college beleefd verzoeken ontheffing te verleenen van het op die gedeelten van het perceel liggende bouwverbod en hen de vrije beschikking over het geheele terrein te geven. Hetwelk doende enz. W. Bink, Voorzitter. P. J. Le Blansch, Secretaris. Leiden, September 1918. N*. 89. Leiden, 9 April 1919. Bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor het jaar 1919 werd er onzerzijds, in aansluiting aan een opmer king van den heer van Romburgh, reeds met een enkel woord op gewezen, dat het belastbaar inkomen, waarnaar de opbrengst van het kohier wordt berekend, beduidend hooger zou kunnen zijn, indien tot een betere aanslagregeling werd overgegaan. Worden thans de opgaven, noodig voor het regelen van de aanslagen, van de belastingplichtigen verzameld door middel van een beschrijvingsbiljet, dat aan ieder, die vermoed wordt belastingplichtig te zijn, wordt uitgereikt (voorschrift van art. 25 der verordening op de heffing), de resultaten, van dezen maatregel zijn gebleken niet evenredig te zijn aan den tijd en de kosten er aan besteed. Slechts weinigen is het gegeven een be schrijvingsbiljet te lezen en te begrijpen en daarom is het werk voor 80 nutteloos. Ongeveer 60 van de ingezetenen, die een beschrijvingsbiljet ontvangen, weet er geen weg mee, komt óf op het bureau van den Controleur hulp vragen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 2